• No results found

Noodweer(exces) & een criminele levensstijl

Hoe wordt in de doctrine en jurisprudentie gereageerd op een beroep op

noodweer(exces) bij geweld in het criminele milieu door een persoon met een

criminele levenswijze?

Nu we weten op welke grondslagen noodweer en noodweerexces zijn gebouwd, welke eisen worden gesteld aan een beroep op de strafuitsluitingsgronden en welke rol anterieure verwijtbaarheid daarbij speelt, is het tijd om onze focus scherper op de onderzoeksvraag te richten. Hoe reageren auteurs en de rechter wanneer een verdachte met een criminele levenswijze zich op noodweer(exces) beroept, om zijn rol bij geweld in het criminele milieu te excuseren?

Personen met een criminele levenswijze & geweld in het criminele milieu

In de inleiding is al gedefinieerd wat onder ‘personen met een criminele levenswijze’ en ‘geweld in het criminele milieu’ verstaan dient te worden. Hier volgt nogmaals een (kortere) definitie om het geheugen even op te frissen. Personen die zich bewust begeven in een crimineel milieu waarin conflicten met geweld worden opgelost, zoals in de drugs-, wapen- of mensenhandel, hebben ‘een criminele levenswijze’ in de zin van deze scriptie. In een crimineel milieu is het plegen van strafbare feiten dagelijkse kost om inkomsten te generen of ander voordeel te verkrijgen. Personen met een criminele levenswijze hoeven (nog) niet deelnemer aan een strafbaar feit te zijn geweest. Wanneer een persoon met een criminele levenswijze vanwege een conflict door een andere persoon met een criminele levenswijze aangevallen wordt, kan hun milieu daartoe aanleiding hebben gegeven omdat het daarin normaal is om conflicten met geweld op te lossen. Een dergelijke situatie kan gevonden worden in het Juliëtbende-arrest.366

Doctrine over noodweer(exces) door personen met een criminele levenswijze bij geweld in het criminele milieu

De Juliëtbende is in verband gebracht met diverse ernstige misdrijven zoals productie van en handel in drugs, liquidaties en zware mishandelingen.367 In het Juliëtbende-arrest betreft de

aangerande een man die telefonisch wordt gewaarschuwd dat een stel mannen van de Juliëtbende naar hem onderweg is.368 Er wordt hem telefonisch verteld dat hij het beste gelijk

kan schieten als de groep komt. De man verblijft in een woonwagen en direct na het telefoontje arriveren twee auto’s bij het woonwagenterrein. Als de mannen, gewapend met vuurwapens, via

366 HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende).

367 Maffiabende terroriseerde omgeving Breda, Leeuwarder Courant 26-04-1997 [online], Hoofdverdachte

Remond P. – Bendelid ontspringt telkens de dans, AD/Haagsche Courant 14-03-2009 [online] en Van drugsdealer tot bankrover, Algemeen Dagblad 27-11-2013 [online].

368 Zie voor de feiten, HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende), r.o. 3.2 & 3.5 & Ter Haar & Meijer 2009, p. 22.

47

de keuken de woonwagen binnenkomen, ontstaat direct een vuurgevecht waarbij over en weer geschoten wordt. Het Hof verwerpt het beroep op noodweer omdat de aangerande als eerste geschoten heeft.369 De Hoge Raad vernietigt deze uitspraak, nu een beroep op art. 41 Sr ook kan

slagen als een onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding bestaat.370 Uit

het enkele feit dat verdachte als eerste geschoten heeft, volgt nog niet dat zodanig gevaar afwezig was.371 De Hoge Raad benadrukt aldus dat een beroep op noodweer(exces) niet

verworpen hoeft te worden op de enkele grond dat de aangerande het initiatief tot vuurwapengeweld heeft genomen, maar dat bij de beslissing alle feiten van de casus in aanmerking genomen moeten worden.372 Er wordt niet gesproken over de aanleiding van de

confrontatie en de (criminele) context waarbinnen deze heeft plaatsgevonden. Dat doet procureur-generaal Fokkens wel in zijn conclusie bij het arrest.

Uit het arrest en de zaak tegen de aanranders wordt duidelijk dat de schietpartij in verband staat met een conflict tussen de aangerande en aanranders, maar alle betrokkenen zwijgen over de precieze aanleiding.373 Volgens Fokkens hebben zij zich begeven in activiteiten waarbij het

gewapenderhand beslechten van conflicten niet ongebruikelijk is.374 De vraag die hij vervolgens

opwerpt, staat centraal in deze scriptie: in hoeverre is in een dergelijke situatie nog ruimte voor een beroep op noodweer als het tot een gewapende confrontatie komt?375 De procureur-generaal

schrijft dat hijzelf geen duidelijk antwoord heeft, maar dat de vraag wel onder ogen gezien moet worden wegens de toenemende376 mate van geweld en liquidaties tussen elkaar bestrijdende

criminele bendes in Nederland.377 Hij stuurt in de richting van het leerstuk van de anterieure

verwijtbaarheid, wanneer hij vraagt of noodweer bedoeld is voor mensen die zich vrijwillig in vormen van criminaliteit begeven waarbij geweld niet wordt geschuwd.378 Hij geeft als voorbeeld

een lijfwacht van een zware crimineel die bij een aanslag op straat terugschiet en zich vervolgens op noodweer beroept, als hij iemand heeft verwond.379 Fokkens denkt aan culpa in causa, ook al

369 HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende), r.o. 3.3 (zie ook r.o. 3.4). 370 HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende), r.o. 3.6 & 5.

371 HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende), r.o. 3.6.

372 Zie HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende), r.o. 3.4 & 3.6.

373 HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende), conclusie door J.W. Fokkens, punt 12. 374 Idem.

375 Idem.

376 Zie bijvoorbeeld Visser, Minder moorden, meer liquidaties in NL, Spits 21-01-2015 [online].

377 HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende), conclusie door J.W. Fokkens, punt 12. 378 Idem.

379 Idem. Ter Haar & Meijer 2009, p. 146: Zonder dat de lijfwacht iemand verwondde, deed deze situatie zich in 2000 voor bij de liquidatie van crimineel Sam Klepper. Klepper werd in Amsterdam neergeschoten door een huurmoordenaar toen hij zijn appartementencomplex uitliep met twee bodyguards. Één van de lijfwachten schoot ter verdediging van zijn baas terug, maar raakte de moordenaar niet. De bodyguard was speciaal ingevlogen om Klepper te beschermen tegen liquidatiepogingen. In eerste aanleg werd het beroep op noodweer afgewezen omdat de lijfwacht zich had kunnen onttrekken aan de aanranding door de belager van zijn baas niet te achtervolgen, zie Zes jaar cel voor lijfwacht Klepper, De Volkskrant 27-02-2001 [online].

is de band tussen het eigen optreden (dat wil zeggen het aannemen van de criminele levenswijze) en het geweld waartegen men zich verdedigt, minder direct dan in gevallen van gezochte confrontatie.380 We hebben in het Blijf daar weg!-arrest gezien dat van een gezochte

confrontatie pas sprake is als een aangerande specifiek op zoek gaat naar zijn aanrander en uit is op het opwekken van zijn agressie. Het specifieke zoeken naar een persoon staat in direct verband met de aanval door die persoon. De band tussen het geweld en het eigen optreden is dus in zoverre minder direct, dat bij het aannemen van de criminele levenswijze een persoon wel weet dat hij zich in een risicovol milieu begeeft waarin conflicten met geweld worden opgelost, maar (nog) niet weet van wie hij dat geweld kan verwachten, zodat hij ook niet specifiek naar die persoon op zoek gaat of specifiek zijn agressie wil opwekken. De anterieure verwijtbaarheid ligt volgens Fokkens daarin dat de persoon, door zich in te laten met criminele activiteiten, zich vrijwillig in een positie begeeft waarin het tot gewelddadige conflicten komt.381 In hoeverre een

beroep op noodweer(exces) bij geweld in het criminele milieu vanwege een criminele levensstijl moet worden uitgesloten, hangt volgens de auteur af van de omstandigheden van het geval.382

Die vraag kan dus niet in het algemeen beantwoord worden, maar moet volgens Fokkens wel extra kritisch bezien worden.383

Uit het feit dat de Hoge Raad geen woorden wijdt aan de discussie van Fokkens, zou men kunnen afleiden dat de Hoge Raad geen rekening wil houden met een criminele levensstijl van de aangerande bij beoordeling van een noodweersituatie.384 Buruma is het met die gedachte niet

eens: hij vindt dat Fokkens hier een bijzonder belangrijke kwestie opwerpt en beschouwt de vraag nog niet als afgehandeld.385 Een Lebensführung ofwel levensstijl kan volgens Buruma van

invloed zijn op de welwillendheid waarmee de Hoge Raad naar een noodweerberoep kijkt, maar men moet daarbij wel onderscheid maken tussen onaangenaamheden vanuit de aangerande en onaangenaamheden vanuit de aanrander.386 De auteur onderscheidt een aangerande met een

criminele levenswijze van een aanrander die langdurig de aangerande pest (in de zin van pestende kinderen of een gewelddadige partner).387 Buruma benadrukt de betekenis van langere

onaangenaamheden van de zijde van de aanrander.388 Expliciet in antwoord op Fokkens, is het

volgens Buruma verkeerd om een beroep op noodweer niet gerechtvaardigd te achten op grond van kenmerken van de persoon van de aangerande.389 Slechte mensen kunnen zich onder

380 HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende), conclusie door J.W. Fokkens, punt 12. 381 Idem.

382 Idem. 383 Idem.

384 Ter Haar & Meijer 2009, p. 147. 385 Buruma, DD 2005/30, p. 441. 386 Buruma, DD 2005/30, p. 446 & 447. 387 Buruma, DD 2005/30, p. 446. 388 Idem.

49

omstandigheden terecht verdedigen, net zoals goede mensen een fout kunnen maken.390

Tegelijkertijd is er niets op tegen om het gedrag van langdurig gepeste kinderen of een geterroriseerde partner toeschietelijk tegemoet te treden.391 Indien een persoon langdurig onder

druk van de aanrander leeft of leefde (en onaangenaamheden dus aan de zijde van de aanrander lagen), is het volgens Buruma goed dat hogere eisen voor verwerping van een noodweerberoep gelden.392

De Hullu stemt met Buruma in, maar geeft daarvoor wel een andere reden.393 Kunnen we het

betoog van Buruma zeer principieel kwalificeren in die zin dat ook ‘slechte mensen’ een verdedigingsrecht hebben en dat ook zij zich terecht kunnen verdedigen, De Hullu wijst de lezer op de eigen nuances van iedere casus. We hebben in het vorige hoofdstuk al gezien dat eigen schuld bij noodweer(exces) een casuı̈stisch leerstuk is: de omstandigheden van het geval zijn bepalend. Die nadruk nodigt volgens De Hullu terecht niet uit om rekening te houden met – wat hij noemt – ‘te globale eigen schuld’.394 Anterieure verwijtbaarheid bij mensen die zich vrijwillig

in criminele activiteiten begeven waarbij geweld niet wordt geschuwd, wordt door hem als te globale eigen schuld gezien.395 In feite zegt De Hullu dat door personen met een criminele

levenswijze eigen schuld toe te rekenen, een categorie personen van noodweer(exces) wordt uitgesloten, zonder ruimte om rekening te houden met de specifieke omstandigheden bij de confrontatie. Bij de visies van Buruma en De Hullu (iedereen heeft recht op terechte verdediging en terechte verdediging hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval) komt men uiteindelijk op grond van een afweging van de kenmerken van de casus in relatie tot de vereisten voor noodweer(exces), tot de conclusie of een persoon met een criminele levenswijze in noodweer(exces) gehandeld heeft. Daarbij wordt zijn criminele levenskeuze niet als anterieure verwijtbaarheid in de afweging betrokken. De Jong sluit zich bij de auteurs aan in zijn noot onder het Juliëtbende-arrest en vindt dat men ‘zeer terughoudend moet zijn met het in aanmerking

nemen van de Lebensführung van de dader.’396 Hij meent dat de anterieure verwijtbaarheid in het

arrest te vergezocht is om een serieuze rol te spelen.397 Machielse merkt in het algemeen op dat

een anterieure gedraging ondubbelzinnig en rechtstreeks in verband moet staan met de aanranding.398 Dat verband ontbreekt objectief gezien wanneer de anterieure gedraging zich

390 Idem. 391 Idem. 392 Idem.

393 De Hullu 2012, p. 319. Zie ook Ter Haar & Meijer 2009, p. 147. 394 De Hullu 2012, p. 319.

395 Idem.

396 HR 21 december 2004, NJ 2007, 469 m.nt. D.H. de Jong (Juliëtbende), noot, punt 3. 397 Idem.

398 Machielse, Wetboek van Strafrecht, art. 41, in: Wetboek van Strafrecht - Noyon, Langemeijer, Remmelink, aantekening 16 [online].

weken eerder heeft afgespeeld: Machielse baseert zich daarbij op een uitspraak van de Hoge Raad waarin een mishandeling van de aanrander door de aangerande een paar weken voor hun confrontatie, onvoldoende was om noodweer(exces) op grond van eigen schuld af te doen.399

Ter Haar & Meijer zien wél ruimte voor anterieure verwijtbaarheid op grond van een criminele levenswijze. Zij maken een onderscheid tussen een crimineel die zichzelf verdedigt en een crimineel die zich laat verdedigen door een lijfwacht.400 De lijfwacht die zijn baas beschermt

tegen aanvallen van andere criminelen, zou volgens hen op grond van culpa in causa een noodweerberoep ontzegd kunnen worden: zijn eigen bijdrage aan de ontstane verdedigingssituatie moet expliciet bij beoordeling van het beroep aan de orde gesteld worden.401 EÉén van de fundamenten van de noodweerbevoegdheid is volgens de auteurs

namelijk weggevallen: van een de rechtsorde beschermende verdediging is nauwelijks sprake nu de bodyguard in het criminele milieu wordt ingezet ten behoeve van geweldsincidenten.402 De

lijfwacht draagt bij aan instandhouding van een maatschappelijk verwerpelijke geweldsspiraal.403 Voor de crimineel zelf ligt het gecompliceerder omdat het volgens de auteurs

te ver gaat om te stellen dat men zich niet mag verdedigen tegen een liquidatie.404 Impliciet

bepleiten Ter Haar & Meijer dat een aanslag op het eigen leven en lichaam zo’n fundamenteel rechtsgoed betreft, ofwel zo’n fundamentele aantasting van de rechtsorde is, dat het verdedigingsrecht onmogelijk teniet kan worden gedaan door anterieure verwijtbaarheid (die in mindere mate de rechtsorde aantast). Wij hebben dit al eerder gezien in de sociaal contractstheorieën: overdracht van natuurlijke vrijheden aan de staat in ruil voor bescherming gebeurt alleen voor zover zelfbehoud geen zelfverdediging eist. Het betreft hier in feite een afweging van belangen waarbij zelfverdediging zwaarder weegt dan verdediging die de rechtsorde beschermt. Ter Haar & Meijer menen dat nog gekeken kan worden naar de ernst van de criminaliteit waarin de verdachte zich heeft begeven, zoals levensdelicten.405 Hier ligt de

aanname in besloten dat een aanranding van het leven van de crimineel, op grond waarvan het recht op zelfverdediging zou prevaleren, wellicht toch nog het onderspit moet delven wanneer een aantasting van andermans leven in de anterieure verwijtbaarheid besloten ligt. Dan kan de belangenafweging anders uitpakken omdat de aangerande zelf ook een fundamenteel rechtsgoed

399 Idem & HR 22 februari 2011, NJ 2011, 107, r.o. 5.4. 400 Ter Haar & Meijer 2009, p. 146 & 147.

401 Ter Haar & Meijer 2009, p. 146. 402 Idem.

403 Idem.

404 Ter Haar & Meijer 2009, p. 147. Zij nemen als voorbeeld de liquidatie van vastgoedmagnaat Willem Endstra in 2004: hij begaf zich welbewust in een milieu waarin conflicten gewapenderhand werden opgelost, maar het voert te ver om te stellen dat hij zich niet had mogen verdedigen tegen zijn schutters.

51

heeft aangetast. De auteurs onderstrepen dat het lastig zal zijn terzake heldere uitgangspunten te formuleren.406

Jurisprudentie over noodweer(exces) door personen met een criminele levenswijze bij geweld in het criminele milieu

Utrechters tegen Hagenezen

Welke mening is de Nederlandse rechter toegedaan wanneer hij moet oordelen over een beroep op noodweer(exces) door een persoon met een criminele levensstijl? We beginnen met een oudere uitspraak uit 1969 van de Rechtbank Den Haag.407 De zaak betreft een onderwereldruzie

die zijn climax bereikt wanneer de ene partij uit Utrecht gewapend op weg gaat naar het territorium van de andere partij uit Den Haag.408 De Rechtbank neemt aan dat de Utrechters

gewapend naar Den Haag zijn gegaan om het uit te vechten.409 Tot zover een opgezochte

confrontatie, maar vervolgens spreekt de Rechtbank wat voorzichtiger uit dat de Utrechtse partij toch tenminste moet hebben verwacht de Hagenezen tegen het lijf te lopen.410 Het wezen van

noodweer ligt volgens de Rechtbank in rechtsverdediging: wanneer van rechtsverdediging geen sprake is, kan van noodweer geen sprake zijn.411 Dit maakt dat art. 41 Sr geen vrijbrief is om een

aartsvijand te doden zolang die maar als eerste geschoten heeft: in zo’n geval hebben partijen zich tegenover elkaar buiten het recht geplaatst.412 Machielse meent dat dit betekent dat de

partijen zich tegenover elkaar niet meer op rechtsverdediging kunnen beroepen, zodat een grondslag voor de noodweerbevoegdheid wegvalt.413 Hieruit kan men afleiden dat het belang

van rechtsverdediging een noodweerberoep in de weg staat wanneer betrokkenen elkaar in een langdurige vete naar het leven staan.

Klemgereden in het verkeer

Ter Haar en Meijer benadrukken dat de opmerkingen van Fokkens in de rechtspraktijk niet onopgemerkt zijn gebleven.414 Zij wijzen op een uitspraak van de Rechtbank Leeuwarden waarin

de Friese rechter een criminele Lebensführung niet als anterieure verwijtbaarheid in aanmerking wil nemen, maar tegelijkertijd toegeeft dat dit onderwerp nog niet in de rechtspraak van de Hoge Raad besproken is.415 In casu wordt een crimineel na een achtervolging klemgereden in het

406 Idem.

407 Rb Den Haag 23 december 1969, NJ 1970, 402.

408 Rb Den Haag 23 december 1969, NJ 1970, 402, negende overweging. 409 Idem.

410 Idem.

411 Idem & Machielse 1986, p. 615. 412 Idem.

413 Machielse 1986, p. 615. 414 Ter Haar & Meijer 2009, p. 147.

verkeer door een man van wie hij heeft gehoord dat hij hem wil vermoorden.416 Als de crimineel

vaststaat in het verkeer en zijn belager met een vuurwapen uitstapt, schiet de crimineel op de man. De OvJ wijst onder vermelding van de conclusie van Fokkens, op de criminele levensstijl van de aangerande en vindt dat dit een geslaagd beroep op noodweer in de weg staat.417 Nu de

aangerande ‘in kringen lijkt te verkeren waarbij onenigheid met geweld wordt beslecht en waarbij

het gebruik van vuurwapens niet wordt geschuwd’ en door te kiezen voor een dergelijke

levensstijl, heeft hij bewust de kans aanvaard dat geweld tegen hem zal worden gebruikt.418 Het

beroep op noodweer moet volgens de OvJ op grond van anterieure verwijtbaarheid worden verworpen.419 De Rechtbank overweegt dat de opmerkingen van Fokkens bespiegelingen zijn die

(nog) niet door de Hoge Raad zijn besproken of overgenomen.420 De aangerande ‘heeft gekozen voor activiteiten in het criminele circuit waar onenigheid met grof geweld lijkt te worden beslecht’,

maar dit betekent nog niet dat hij geen recht meer heeft om zich te verdedigen tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf.421 De aangerande heeft de

confrontatie in het verkeer niet opgezocht: hij is onvrijwillig in een levensbedreigende situatie beland en heeft zich gerechtvaardigd verdedigd.422 De voorkeur gaat dus uit naar het recht op

verdediging van eigen lijf: ook al heeft de aangerande gekozen voor een criminele levensstijl, als hij niet vrijwillig, de confrontatie niet zoekende, in een levensbedreigende situatie is beland, kan hij zich gerechtvaardigd op noodweer beroepen als ook aan de overige vereisten voor een dergelijk beroep is voldaan. Ter Haar & Meijer denken – net als Fokkens – dat de kwestie hiermee niet beslist is omdat onze samenleving te maken heeft met een verhardend misdadig klimaat ‘waarin gangsters hun vetes veelvuldig op straat uitvechten’. 423 In een latere zaak van het

Hof Den Bosch lijkt volgens de auteurs de criminele setting wél een rol te spelen bij de vraag naar anterieure verwijtbaarheid.424

416 Zie voor de feiten, Rb Leeuwarden 15 november 2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:BB7950, onder kopje

‘Strafbaarheid feit en strafbaarheid verdachte: Het oordeel van de rechtbank’ & Ter Haar & Meijer 2009, p. 147. 417 Rb Leeuwarden 15 november 2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:BB7950, onder kopje ‘Strafbaarheid feit en

strafbaarheid verdachte: Het standpunt van de officier van justitie’. 418 Idem.

419 Idem.

420 Ter Haar & Meijer 2009, p. 148 & Rb Leeuwarden 15 november 2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:BB7950, onder kopje ‘Strafbaarheid feit en strafbaarheid verdachte: Het oordeel van de rechtbank’.

421 Rb Leeuwarden 15 november 2007, ECLI:NL:RBLEE:2007:BB7950, onder kopje ‘Strafbaarheid feit en strafbaarheid verdachte: Het oordeel van de rechtbank’.

422 Idem.

423 Ter Haar & Meijer 2009, p. 148. Zie ook Visser, Minder moorden, meer liquidaties in NL, Spits 21-01-2015 [online].

53

Rippen hennepkwekerij

De feiten liggen als volgt: op een avond krijgt de eigenaar van een hennepkwekerij via een