• No results found

Nieuw onderzoek naar het ‘vergeten graf’ van

In document Alkmaar Oudorp: Oudorperpolder’ (pagina 64-67)

Velsen-Hoogovens

In de jaren ’60 van de vorige eeuw is archeo-logisch onderzoek gedaan in het duingebied bij Wijk aan Zee en het terrein van de Hoog-ovens (nu Tata Steel). Slechts een klein deel hiervan is tot nu toe gepubliceerd in een aantal artikelen (Bosman & Calkoen 1967, Comis 2002, De Koning 2015) en twee docto-raalscripties (Verhagen 1985, Van de Berg 1990).

Bepaalde vondsten waren goed bekend bij archeologen, waaronder een opmerkelijke begraving uit de Midden- of Late IJzertijd. Dit graf, gevonden in de buurt van een drie schepig woonstalhuis (Late IJzertijd/

Romeinse Tijd), is des te opmerkelijker omdat uit deze periode in Noord-Holland slechts één andere begraving bekend is, namelijk het graf van een jongen van acht. Deze jongen, die inmiddels in Huis van Hilde bekend staat als de ijzertijdjongen Aak, werd in de jaren ’80 van de vorige eeuw opgegraven bij het onder-zoek van Uitgeest-Dorregeest (graf M2, De Koning 2016).

In aanloop naar het jubileum 100 jaar Hoogovens is gekeken naar de grote collectie documentatie en vondsten van het Hoogoven-terrein (Rooswijk) uit opgravingen door de voormalige Rijksdienst voor het Oudheid-kundig Bodemonderzoek. Dit als verkenning voor de uitwerking van oud onderzoek dat één van de beleidspunten is van het provinciaal depot. De verkenning werd uitgevoerd door

J. Roefstra in samenwerking met W. van den Broek. Het onderzoek richtte zich op het bovengenoemde menselijke skelet dat gevon-den was bij het onderzoek van de R.O.B. in 1965. Het skelet (2.28 m boven N.A.P.) ligt in een vreemde houding, in een te klein gegraven graf, waarin het lichaam ‘gepropt’ leek te zijn. Het graf is in een akker in gegraven, waar (korte tijd?) later een nieuwe akker overheen werd aangelegd, waardoor het graf niet meer zichtbaar geweest kan zijn. Het skelet is indertijd gedateerd aan de hand van de 14C-methode. Fysisch-antropologisch onderzoek leek indertijd niet te zijn uitge-voerd en er werd besloten om dit alsnog te laten doen, evenals isotopenonderzoek. Van het skelet en een monster uit de grafkuil werden monsters genomen voor een nieuwe

Scherf VG-05 waarop chemisch onder-zoek het voorkomen van honing heeft aangetoond (uit Kubiak-Martens/ Oudemans 2018).

De locatie van het graf. Detail van de veldtekening van de R.O.B., profiel Put III.

foto©Jean Roefstr

a

tekening©ar

AMS-datering. Dit project werd begeleid door Jan de Koning van Hollandia Archeologen. Datering

De nieuwe AMS-datering van de man van het Hoogoventerrein ligt tussen 174 en 19 voor Chr. (met een waarschijnlijkheid van 92,6%) en wijkt daarmee nogal af van de oude, con-ventionele 14C-datering die tussen 508 en 171 voor Chr. ligt.

De nieuwe datering komt wel beter overeen met de datering van andere vondsten van het Hoogoventerrein, die in de laatste twee eeuwen voor het begin van de jaartelling worden geplaatst. De oude datering werd daarom eerder al als licht problematisch ervaren. Hetzelfde geldt voor de datering van Aak, die conventioneel bepaald is op tussen 355 en 95 voor Chr., met een waarschijnlijk-heid van 95,4%. Ook in het geval van Aak werden de vondsten jonger gedateerd, tussen 100 voor Chr. en het begin van de jaartelling

(zie Kroniek 2016, p. 129). Het zou daarom de moeite waard kunnen zijn om ook deze enige vergelijkbare begraving opnieuw te laten dateren, door middel van AMS.

Aak en de Hoogovenman zijn vooralsnog de enige ijzertijdinhumaties die we kennen uit Noord-Holland. We zien ook enige overeen-komst in de houding of begravingswijze. Beide lichamen waren ‘in elkaar gevouwen’ zodat ze in een relatief kleine kuil pasten. Aak zat rechtop met opgetrokken knieën. De Hoogovenman lag met zijn knieën hoog opgetrokken op zijn zij, met het bovenlichaam en gezicht naar beneden. Aan deze opmerke-lijke wijze van begraven ligt ongetwijfeld een hele gedachtewereld ten grondslag, die wij – de onderzoekers van nu – helaas niet begrijpen.

Fysisch-antropologisch onderzoek

Uit het fysisch-antropologisch onderzoek in 2018 (Van der Linde 2018) blijkt dat het skelet

van het Hoogoventerrein in Velsen bij over-lijden tussen de 20-29 jaar oud was. De ana-tomische geslachtsbepaling neigt naar een mannelijk individu, maar geeft echter niet een overtuigende mannelijke uitslag. Naar verwachting zal het DNA-onderzoek, waar-van de resultaten nog niet binnen zijn, hier antwoord op geven.

De gereconstrueerde lichaamslengte is 165,0 tot 165,2 cm. Het individu lag in een hurk-houdig met opgetrokken benen op de linker-zij, maar met de schedel en het bovenlichaam in een neerwaartse houding. Door deze atypische houding is er extra op gelet of het skelet sporen van geweld vertoont. Dit is echter niet geconstateerd en ook kon de doods-oorzaak niet worden vastgesteld. Opvallend is de grote hoeveelheid symmetrische bot-afwijkingen over het hele skelet en met name die bij de eerste en tweede halswervel, de schouders, polsen, handen en enkels. Op deze botten zitten veel cysten en botaanwas. Ook

hebben de botten van de polsen en handen bot-op-bot polijsting. Hierdoor is het aanne-melijk, omdat deze persoon jong gestorven is, dat hij/zij leed aan juveniele idiopathische artritis. De botafwijkingen aan de oogkassen, mogelijk een ontsteking, die bij 20% van de jongeren voorkomt, en de poreuze dijbeen-halsen (cribra femora) kunnen met deze mogelijke jeugdreuma verband houden, maar dit is niet te bewijzen.

Isotopenonderzoek

De vondst van een inhumatiegraf uit de IJzer-tijd is bijzonder, omdat door de afwezigheid van (urnen)grafvelden in het hele Neder-landse kustgebied zo goed als niets bekend is over het grafritueel. Was er sprake van inhumatie of crematie? Of excarnatie of zelfs exhumatie?

In het zuiden en oosten van Nederland is in de IJzertijd crematie de standaardmanier van begraven, net als in het rivierengebied in midden-Nederland. In het kustgebied is het nog steeds niet heel duidelijk hoe men in deze periode met de doden omging.

Uit zowel het strontium- als het zuurstof-isotopen onderzoek blijkt niet dat deze persoon niet uit de regio Velsen kwam (Kootker 2018). Alle gegenereerde ratio’s zijn compatibel met het lokale (Sr), dan wel ‘nationale’ (O) signaal. Een identieke combinatie van strontium- en zuurstofisotopendata kan echter zowel in de noordelijke provincies gevonden worden als in Zeeland, en ook in het Nederlandse rivierengebied.

Deze laatstgenoemde regio is trouwens ook interessant, omdat juist in het Nederlandse rivierengebied de afgelopen jaren veel

inhu-maties uit de IJzertijd gevonden zijn. Uit onder zoek is gebleken dat circa de helft van de inhumaties uit deze periode in deze regio van niet-lokale komaf is. Dat zou kunnen betekenen dat ‘vreemden’ hun eigen graf-rituelen meenamen en konden blijven uitvoe-ren in een cultuur die er andere begrafenis-gebruiken opna hield (namelijk crematie). Bij geen van de onderzochte inhumaties uit Noord- en Zuid-Holland is op basis van het strontiumisotopenonderzoek bewijs gevonden dat de betreffende persoon niet uit de regio kwam. Maar het eerdergenoemde voorbehoud dat deze ratio’s ook in andere delen van Nederland (en mogelijk ook daarbuiten) voor-komen, blijft van kracht.

De gegenereerde strontiumratio’s van de drie elementen variëren zeer minimaal. Het grootste verschil zit tussen de M1 en de M2: 0,000016, wat bijna binnen de standaardfout van de analyses valt. Een dergelijke stabiele reeks van 87Sr/86Sr ratio’s kan geïnterpreteerd worden als een zeer stabiel dieet tussen de 0 en 16 jaar in termen van herkomst. Met andere woorden: de herkomst van het voedsel dat de man in ongeveer de eerste 16 jaar van zijn leven geconsumeerd heeft, is niet varia-bel, maar zeer stabiel; het komt mogelijk van dezelfde bron/boerderij/plaats/regio. Er is dus sprake van residentiële stabiliteit in de eerste 16 jaar van zijn leven. De ratio 0,7088 is com-patibel, dan wel niet te onderscheiden van, het lokale 87Sr/86Sr signaal in de regio Velsen. Dit vertaalt zich naar de mogelijkheid dat de man in de regio Velsen is opgegroeid. Een niet-lokale komaf wordt echter op basis van alleen de ratio 87Sr/86Sr niet volledig uitge-sloten, omdat de 87Sr/86Sr ratio’s ook in

geografisch verschillende, maar geologisch identieke gebieden voorkomen, zowel binnen als buiten de huidige Nederlandse lands-grenzen. De gegenereerde δ18OPDB ratio’s zijn echter ook compatibel met het lokale ‘Nederlandse’ signaal. Dus ook op basis van de (voorlopige) resultaten van het zuurstof-isotopenonderzoek is geen bewijs gevonden dat de Hoogovenman van buiten de huidige Nederlandse landsgrenzen komt. De combi-natie van data doet vermoeden dat de man een ‘Nederlandse’ man is, maar hij hoeft nog niet per definitie uit de regio Velsen te komen. Dezelfde combinatie aan isotopendata wordt bijvoorbeeld ook in Zeeland of het Nederlandse rivierengebied verwacht.

Hollandia Archeologen, Jan de Koning

Tot op het Bot, fysisch-antropologisch onderzoeksbureau Amsterdam, Constance van der Linde

Vrije Universiteit Amsterdam, Lisette M. Kootker Archeologisch depot Provincie Noord-Holland, Jean Roefstra << De vondst van het skelet op 6 september 1965. < Het skelet is in zijn geheel geborgen. foto©R. O .B foto©R. O .B./Hoogov ens

Het skelet uitgelegd tijdens fysisch-antropologisch onderzoek in 2018.

foto©PNH/K

In document Alkmaar Oudorp: Oudorperpolder’ (pagina 64-67)