• No results found

Niet-werkzoekenden 3.3.1

In document De RVA in 2020 (pagina 71-78)

3.3

Niet-werkzoekenden 3.3.1

Volgens subgroep

Grafiek 34

Evolutie van de onderlinge verhouding van de subgroe-pen van de UVW-NWZ

De niet-werkzoekende uitkeringsgerechtigde volle-dig werklozen (UVW-NWZ) bestaan voor een steeds groter deel uit SWT’ers met vrijstelling van inschrij-ving als werkzoekende. Hun aandeel neemt jaar na jaar toe en vertegenwoordigt in 2020 reeds 82,4%

van de UVW-NWZ. De omgekeerde evolutie is te zien bij de vrijgestelde oudere werklozen na vol-tijdse arbeidsprestaties met in 2020 nog een aan-deel van 8,6%, tegenover 51,2% in 2000. De UVW-NWZ na een vrijwillig deeltijdse betrekking en man-telzorgers vertegenwoordigen respectievelijk 7,5%

en 1,5% van het totale aantal UVW-NWZ in 2020.

3,7%

51,2%

3,4%

41,7%

2 000

Na een vrijwillig deeltijdse betrekking Vrijgestelde ouderen na voltijdse arbeidsprestaties Vrijstelling om mantelzorg of soc. of fam. redenen SWT met vrijstelling van IWZ 3,9%

44,7%

4,5%

47,0%

2 007

4,7%

21,7%

0,9%

72,8%

2 018

6,0%

16,4%

1,2%

76,4%

2 019

7,5%

8,6%

1,5%

82,4%

2 020

Tabel 34

Evolutie van de UVW-NWZ volgens subgroep

Grafiek 35

Variatie op jaarbasis van de UVW-NWZ volgens subgroep

De werkloze mantelzorgers, zeer gering in aantal, da-len voor de tweede keer sedert de invoering van de maatregel in april 2015: 24,9%. Voor de andere sub-groepen van de UVW-NWZ noteren we voor min-stens het 10de opeenvolgende jaar een daling op jaarbasis. In 2020 bedraagt de daling van het totale aantal UVW-NWZ op jaarbasis 37,0%, wat hen brengt op een niveau dat 83,9% lager ligt dan in 2007. De grootste daling op jaarbasis doet zich voor bij de groep vrijgestelde oudere werklozen na vol-tijdse arbeidsprestaties ( 67,0%). Hun aantal neemt versneld af ingevolge de uitstroom van werklozen die nog van overgangsmaatregelen konden genie-ten.

Sinds 2007 is het aantal UVW-NWZ dat is vrijge-steld om sociale of familiale redenen of als man-telzorger, zeer sterk gedaald ( 94,7%), wat het gevolg is van het feit dat sinds 1 januari 2015 de vrijstelling om sociale en familiale redenen niet meer kan worden toegekend. De vrijstellingen die vóór die datum al werden toegekend, kon-den nog slechts gedurende maximum 12 maan-den behoumaan-den blijven. Vanaf april 2015 werd hierop evenwel een uitzondering toegestaan voor mantelzorg (palliatieve zorg of de zorg voor een zwaar ziek gezinslid of een zwaar zieke bloed- of aanverwant tot en met de 2de graad of de zorg voor een gehandicapt kind dat jonger is dan 21 jaar).

2007 9.396 107.939 10.767 113.579 241.680 100 100 100 100 100

2008 9.141 100.844 11.097 114.151 235.232 97 93 103 101 97

2009 9.068 94.801 10.740 115.552 230.161 97 88 100 102 95

2010 8.920 89.193 9.861 117.509 225.483 95 83 92 103 93

2011 8.549 83.077 8.990 115.196 215.812 91 77 84 101 89

2012 8.241 77.064 8.270 110.809 204.384 88 71 77 98 85

2013 7.889 70.837 7.641 106.908 193.275 84 66 71 94 80

2014 7.122 58.385 6.908 102.305 174.719 76 54 64 90 72

2015 6.170 49.099 2.026 96.176 153.470 66 45 19 85 64

2016 5.524 42.800 716 88.127 137.168 59 40 7 78 57

2017 4.838 31.077 771 76.904 113.590 51 29 7 68 47

2018 4.224 19.542 810 65.680 90.256 45 18 8 58 37

2019 3.680 10.127 758 47.113 61.678 39 9 7 41 26

2020 2.933 3.345 569 32.033 38.881 31 3 5 28 16

Evol.

2007-2020 -68,8% -96,9% -94,7% -71,8% -83,9%

-10,5% -12,4% -12,7% -12,9%

-20,3%-12,8%

2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020

Na een vrijwillig deeltijdse betrekking Vrijgestelde ouderen na voltijdse

arbeidsprestaties

Vrijstelling om mantelzorg of soc. of fam.

redenen

SWT met vrijstelling van IWZ Totaal

Uitkeringsgerechtigde

Evolutie van de UVW-NWZ volgens gewest

Grafiek 36

Variatie op jaarbasis van de UVW-NWZ volgens gewest

De afname van het aantal UVW-NWZ doet zich voor in elk van de drie gewesten: op jaarbasis 35,5% in het Vlaams Gewest, 39,0% in het Waals Gewest en 46,4% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De meerderheid van de UVW-NWZ heeft zijn woon-plaats in het Vlaams Gewest (gemiddeld per maand 27.458 fysieke eenheden in 2020, d.i. 70,6%).

Vlaam s

2007 150.572 74.077 17.031 241.680 100 100 100 100

2008 145.729 72.796 16.707 235.232 97 98 98 97

2009 142.452 71.673 16.037 230.161 95 97 94 95

2010 139.900 70.200 15.383 225.483 93 95 90 93

2011 134.605 66.809 14.398 215.812 89 90 85 89

2012 128.415 62.434 13.535 204.384 85 84 79 85

2013 121.960 58.543 12.773 193.275 81 79 75 80

2014 110.872 52.460 11.387 174.719 74 71 67 72

2015 97.858 45.758 9.853 153.470 65 62 58 64

2016 88.577 39.786 8.806 137.168 59 54 52 57

2017 75.092 31.632 6.866 113.590 50 43 40 47

2018 61.311 23.971 4.974 90.256 41 32 29 37

2019 42.570 15.945 3.163 61.678 28 22 19 26

2020 27.458 9.728 1.695 38.881 18 13 10 16

Evol.

2007-2020 -81,8% -86,9% -90,1% -83,9%

-9,5%

2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020

Vlaams Gewest Waals Gewest Brussels Hfdst. Gew. Land

3.3.3

Volgens geslacht

Tabel 36

Evolutie van de UVW-NWZ volgens geslacht

Grafiek 37

Variatie op jaarbasis van de UVW-NWZ volgens geslacht

De aanzienlijke daling op jaarbasis doet zich in 2020 zowel bij de mannelijke ( 36,5%) als de vrouwelijke ( 37,6%) UVW-NWZ voor.

Het aandeel van de mannen binnen de UVW-NWZ blijft beduidend hoger dan dat van de vrouwen. In 2020 bedraagt hun aandeel 61,6%, d.i. 23.961 fy-sieke eenheden t.o.v. 14.920 bij de vrouwen.

Man n en Vr o u w en To t aal Man n en Vr o u w en To t aal

2007 147.492 94.189 241.680 100 100 100

2008 143.921 91.312 235.232 98 97 97

2009 139.166 90.995 230.161 94 97 95

2010 134.896 90.587 225.483 91 96 93

2011 128.410 87.401 215.812 87 93 89

2012 120.806 83.578 204.384 82 89 85

2013 113.554 79.721 193.275 77 85 80

2014 102.996 71.723 174.719 70 76 72

2015 93.678 59.792 153.470 64 63 64

2016 84.170 52.998 137.168 57 56 57

2017 70.165 43.425 113.590 48 46 47

2018 56.038 34.218 90.256 38 36 37

2019 37.753 23.926 61.678 26 25 26

2020 23.961 14.920 38.881 16 16 16

Evol.

2007-2020 -83,8% -84,2% -83,9%

-10,1%

-16,6%

-20,1%

-32,6%

-36,5%

-11,4%

-18,1%

-21,2%

-30,1%

-37,6%

-10,6%

-17,2%

-20,5%

-31,7%

-37,0%

-40,0%

-35,0%

-30,0%

-25,0%

-20,0%

-15,0%

-10,0%

-5,0%

0,0%

2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020

Mannen Vrouwen Totaal

Uitkeringsgerechtigde

Evolutie van de UVW-NWZ volgens leeftijdsklasse

Grafiek 38

Variatie op jaarbasis van de UVW-NWZ volgens leeftijds-klasse

Na een spectaculaire daling op jaarbasis in 2016, ge-volgd door drie opeenvolgende jaren van stijging, zien we in 2020 een daling (-6,8%) van het aantal UVW-NWZ in de leeftijdsklasse van minder dan 50 jaar. In de andere leeftijdsklassen zet de daling van de vorige jaren zich voort. Ze is groter bij de leeftijdsklasse van 50-59 jaar ( 51,1%) dan bij die van de 60 plussers ( 37,6%). Dit is te verklaren door een aantal reglementaire wijzigingen - zowel binnen het stelsel van de oudere werklozen als binnen het stelsel voor werkloosheid met bedrijfstoeslag - die ge-leidelijk voorzien in strengere voorwaarden voor (het bekomen van) de vrijstelling van IWZ op basis van leeftijd of beroepsverleden of binnen het stelsel voor werkloosheid met bedrijfstoeslag (zie ook de-len 9.4 en 9.5).

Zo werd voor de oudere werklozen de leeftijds-grens om toegang te krijgen tot de vrijstelling op basis van leeftijd in juli 2002 opgetrokken tot 58 jaar. In januari 2013 werd die grens opnieuw opgetrokken tot 60 jaar, tenzij in geval van een beroepsverleden van 38 jaar en voldoende werkloosheidsdagen. Vanaf januari 2015 kon die vrijstelling echter alleen nog worden aange-vraagd door wie op 31 december 2014 reeds aan die voorwaarden voldeed. Onder bepaalde voorwaarden kon een vrijstelling worden beko-men voor wie minstens 60 jaar is of minstens 40 jaar beroepsverleden kon voorleggen, maar beide criteria worden tot en met 2019 elk jaar met één jaar verhoogd. Voor 2019 gaat het m.a.w. om de leeftijd van 64 jaar of 44 jaar be-roepsverleden. Vanaf 2020 kan men enkel nog op basis van minstens 44 jaar beroepsverleden de vrijstelling aanvragen.

< 5 0 jaar 5 0 - 5 9 jaar 6 0 jaar en ouder Totaal < 5 0 jaar 5 0 - 5 9 jaar 6 0 jaar en ouder Totaal

2007 12.285 106.435 122.961 241.680 100 100 100 100

2008 12.504 92.819 129.910 235.232 102 87 106 97

2009 12.046 78.960 139.156 230.161 98 74 113 95

2010 11.187 67.513 146.783 225.483 91 63 119 93

2011 10.365 58.864 146.583 215.812 84 55 119 89

2012 9.746 52.660 141.979 204.384 79 49 115 85

2013 9.275 46.369 137.630 193.275 76 44 112 80

2014 8.716 31.416 134.588 174.719 71 30 109 72

2015 3.689 22.160 127.622 153.470 30 21 104 64

2016 2.201 16.574 118.393 137.168 18 16 96 57

2017 2.365 10.659 100.566 113.590 19 10 82 47

2018 2.480 6.048 81.729 90.256 20 6 66 37

2019 2.575 2.818 56.286 61.678 21 3 46 26

2020 2.401 1.377 35.101 38.879 20 1 29 16

Evol. 2007-2020 -80,5% -98,7% -71,5% -83,9%

-40,3%

2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020

< 50 jaar 50 - 59 jaar 60 jaar en ouder Totaal

Het SWT, dat in januari 2012 ontstond ter vervan-ging van het brugpensioen, voorzag reeds in gelei-delijk strengere toegangsvoorwaarden, die in janu-ari 2015 verder werden aangescherpt o.a. op het vlak van leeftijds- en loopbaanvoorwaarden afhan-kelijk van het stelsel en de CAO.

Ondanks die hervormingen is 6,2% van de UVW-NWZ toch nog jonger dan 50 jaar. Het gaat hier uitsluitend om werkloze mantelzorgers en vrijgestelde werklozen na een vrijwillig deeltijdse betrekking.14 Het aandeel van de 60 plussers in de UVW-NWZ is in 2020 geste-gen tot 90,3% t.o.v. 50,9% in 2007.

14 De groep vrijgestelde werklozen na een vrijwillig deeltijdse betrekking bevat immers naast de vrijstelling omwille van leeftijd of beroepsverleden ook vrijstellingen voor opleidin-gen, niet-bezoldigde periodes in het onderwijs en dergelijke.

Uitkeringsgerechtigde

Evolutie van de UVW-NWZ volgens gezinscategorie

NB: het totaal omvat ook een klein aantal UVW-NWZ met een andere gezinscategorie dan de drie bovenstaande meest ge-bruikelijke categorieën.

Grafiek 39

Variatie op jaarbasis van de UVW-NWZ volgens gezinsca-tegorie

Net als in 2007 vertegenwoordigen de samenwonen-den anno 2020 bij de UVW-NWZ de grootste groep.

Hun aandeel is in die periode met 17,7 procentpunten toegenomen (respectievelijk 123.348 fysieke eenhe-den of 51,0% in 2007 t.o.v. 26.724 fysieke eenheeenhe-den of 68,7% in 2020). De alleenwonenden vertegen-woordigen in 2020 16,2% van de UVW-NWZ, dat is vergelijkbaar met hun aandeel in 2007 (18,5%). Het relatief belang van de gezinshoofden daarentegen is met meer dan 12,4 procentpunten afgenomen (25,7% in 2007 t.o.v. 13,3% in 2020).

2007 62.152 44.707 123.348 241.680 100 100 100 100

2008 57.992 44.082 121.301 235.232 93 99 98 97

2009 53.771 43.982 120.913 230.161 87 98 98 95

2010 49.829 43.868 121.193 225.483 80 98 98 93

2011 45.485 42.772 117.866 215.812 73 96 96 89

2012 40.914 41.124 113.390 204.384 66 92 92 85

2013 37.004 39.186 108.767 193.275 60 88 88 80

2014 31.721 34.882 100.516 174.719 51 78 81 72

2015 27.531 31.470 92.117 153.470 44 70 75 64

2016 23.669 28.599 84.033 137.168 38 64 68 57

2017 18.679 23.065 70.905 113.590 30 52 57 47

2018 13.970 17.360 57.927 90.256 22 39 47 37

2019 8.910 11.249 40.597 61.678 14 25 33 26

2020 5.174 6.292 26.724 38.881 8 14 22 16

Evol.

2007-2020 -91,7% -85,9% -78,3% -83,9%

-14,0%

2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020 2016 2017 2018 2019 2020

3.4

Specifieke thema’s m.b.t. de werkloosheid

3.4.1

In document De RVA in 2020 (pagina 71-78)