• No results found

3. STUREN IN DE HERSTRUCTURERING

3.3 Netwerkbenadering

Zoals al eerder beschreven gaat de netwerkbenadering uit van actoren die voor de realisatie van hun doelen afhankelijk zijn van elkaar. De actoren kunnen zowel private als publieke actoren zijn. Netwerken worden gevormd door de interacties die het gevolg zijn van de wederzijdse afhankelijkheden (Koppenjan, De Bruijn & Kickert, 1993). In de netwerkbenadering ligt de nadruk van de beleids- en sturingsprocessen op de interactieprocessen waarin de verschillende actoren informatie, doelen en middelen uitwisselen. Volgens Teisman (1992, p.49) is er sprake van een netwerk als de actoren niet meer om elkaar heen kunnen. Hij verwoordt dat als volgt: ‘Een beleidsveld neemt de structuur

aan van een netwerk, indien actoren op een veld niet om elkaar heen kunnen en als gevolg daarvan ingewikkelde relatiepatronen tot stand brengen’ (Teisman, 1992, p.49).

Om de netwerkbenadering verder toe te lichten, is het van belang de kenmerken van netwerken te beschrijven. In het kort worden complexe netwerken bepaald door de pluriformiteit van netwerken, de geslotenheid van actoren in een netwerk en de interdependente relaties tussen actoren in een netwerk (De Bruijn & Ten Heuvelhof, 1991). Koppenjan, De Bruijn & Kickert (1993) voegen daar nog een vierde kenmerk aan toe, namelijk dynamiek van het netwerk. Daaronder verstaan zij in hoeverre de eerste drie kenmerken veranderlijk zijn.

Pluriformiteit in netwerken komt voor op twee verschillende niveaus. Het eerste niveau heeft betrekking op verschillende subdivisies binnen één enkele actor, waardoor de desbetreffende actor pluriform is. Bij niveau twee gaat het om de doelgroep als geheel die pluriform kan zijn. De doelgroep kan bestaan uit verschillende actoren die naar aard en omvang variëren (De Bruijn & Ten Heuvelhof, 1991). De Bruijn & Ten Heuvelhof (1991) geven een aantal verklaringen waaruit blijkt wanneer te sturen actoren pluriform zijn. Deze verklaringen komen uit de organisatieliteratuur en hebben betrekking op organisaties. Volgens De Bruijn & Ten Heuvelhof zijn deze ook van toepassing op overige te sturen actoren. Zij onderscheiden de volgende verklaringen voor pluriformiteit van te sturen actoren (De Bruijn & Ten Heuvelhof, 1991). De eerste verklaring gaat in op het feit dat pluriformiteit onontkoombaar is door de omvang van de organisatie. Dit is ook van toepassing op de herstructurering van binnenstedelijke gebieden, waar vanwege de omvang van het project meerdere actoren betrokken zijn. Ten tweede is er de verklaring dat binnen een organisatie niet alleen het gezamenlijke belang nagestreefd wordt, maar ook het eigenbelang wordt nagestreefd. Dit kan conflicten veroorzaken. Dit resulteert in meer pluriformiteit. De derde verklaring gaat in op de beleidsmatige pluriformiteit. Binnen de te sturen actoren kunnen verschillende rationaliteiten bestaan. Als laatste verklaring voor pluriformiteit bij te sturen actoren is het feit dat de actoren in complexe en turbulente omgevingen concurrerende belangen hebben.

Geslotenheid van actoren in een netwerk is het tweede kenmerk van complexe netwerken. De Bruijn & Ten Heuvelhof (1991, p.32) beschrijven dat te sturen actoren, in tegenstelling tot wat verondersteld wordt, ‘soms nauwelijks ontvankelijk zijn voor stuursignalen van

overheidswege’. In een complex netwerk zijn twee kenmerken te benoemen die van invloed

26 actoren relatief gesloten zijn. Dit houdt in dat ze sterker op zichzelf georiënteerd zijn in plaats van op hun omgeving. Het andere kenmerk is dat ze beschikken over een duidelijk referentiekader (Koppenjan, De Bruijn & Kickert, 1993). Dit houdt in dat ze voornamelijk interesse hebben in ontwikkelingen die bij dit referentiekader aansluiten (De Bruijn & Ten Heuvelhof, 1991).

Het derde kenmerk van complexe netwerken is dat er sprake is van wederzijdse afhankelijkheden of interdependenties tussen de actoren. Er bestaat wederzijdse afhankelijkheid tussen de overheid en te sturen actoren. In een netwerk kunnen verschillende interdependenties bestaan (De Bruijn & Ten Heuvelhof, 1991, p.38). Er bestaat een onderscheid tussen eenvoudig en meervoudig. Bij complexe netwerken is vaak sprake van meervoudige afhankelijkheden, zoals informatie, geld, grond, enzovoort. Daarnaast is er een onderscheid tussen bilateraal en multilateraal, wat inhoudt in hoeverre de actoren van elkaar afhankelijk zijn. Bij bilateraal bestaat er afhankelijk tussen twee actoren. Bij multilateraal bestaat er een afhankelijk tussen a en b, maar ook tussen b en c. De afhankelijkheid tussen b en c heeft ook gevolgen voor de relatie tussen a en b. Synchroon en asynchroon is het volgende onderscheid dat mogelijk is. Dit heeft te maken met het moment waarop de afhankelijkheid optreedt. Bij ‘synchroon’ zal de afhankelijkheid gelijktijdig plaatsvinden voor alle actoren. Bij ‘asynchroon’ zijn de actoren op verschillende tijdstippen van elkaar afhankelijk. Verder bestaat er een onderscheid tussen gelijktijdig en sequentieel. In complexe netwerken is veelal sprake van sequentiële afhankelijkheid. Dit houdt in dat de afhankelijkheden in tijd aan elkaar gekoppeld worden. Pas als een handeling van a heeft plaatsgevonden, is het mogelijk dat b zijn handeling uitvoert. Het laatste onderscheid betreft het verschil tussen statisch en dynamisch. Bij complexe netwerken zijn de afhankelijkheden dynamisch. Veranderingen in de omgeving of samenstelling van de actoren kan gevolgen hebben voor de onderlinge afhankelijkheden (De Bruijn & Ten Heuvelhof, 1991). Dit laatste onderscheid is volgens Koppenjan, De Bruijn & Kickert (1993) een vierde kenmerk van een complex netwerk. De mate waarin de voorgaande drie kenmerken veranderen biedt mogelijkheden voor een deel van de actoren, terwijl het voor andere actoren juist problemen oplevert. Hetzelfde geldt overigens als de drie kenmerken statisch blijven.

Dit onderzoek heeft betrekking op de invloed van gemeentelijke strategieën op de totstandkoming van grondverwerving of arrangementen op binnenstedelijke herstructurerings- gebieden. Daarbij treedt de gemeente in interactie met andere actoren. Het strategisch gedrag van de actoren en de reeksen van beslissingen leiden uiteindelijk tot een besluit voor een grondverwerving of arrangement. Uit de beschrijving van de verschillende sturingsmodellen is al naar voren gekomen dat de netwerkbenadering het best past bij dit type onderzoek. Verondersteld mag worden dat bij binnenstedelijke herstructurering namelijk meerdere actoren betrokken zijn met allen hun eigen doelstellingen en belangen (Berenschot, 2003; Helleman, 2005; Van der Pennen, 2007; VROM, 2007). Dit duidt op een pluriform netwerk. Een andere veronderstelling die gemaakt wordt is dat de actoren gesloten zullen zijn. Zij zullen een eigen referentiekader hebben en daar ook naar handelen (Helleman, 2005; Van der Pennen, 2007). Dit komt overeen met het tweede kenmerk van complexe netwerken. Als laatste kenmerk voor complexe netwerken is er al dan niet sprake van interdependentie. Verondersteld mag worden dat interdependentie aanwezig is (Helleman, 2005; Van der Pennen, 2005; VROM, 2007). Veelal zal de afhankelijkheid zowel meervoudig, multilateraal, asynchroon, sequentieel als dynamisch zijn. ‘Pluriformiteit, geslotenheid en interdependentie

veronderstellen veeleer dat de realisering van doeleinden een zekere mate van vrijwillige medewerking van te sturen actoren vergt’, aldus De Bruijn & Ten Heuvelhof (1991, p.45). De

27 kenmerken die het een of ander bevelen. Sturingsstrategieën zijn een combinatie tussen deze vrijwilligheid en gedwongenheid. Voor complexe netwerken zijn zes strategieën te onderscheiden.