• No results found

Na de zorgplicht uit art 7:658 BW uitvoerig te hebben besproken, is het van belang te kijken of deze zorgplicht ook een nazorgplicht omvat. Hiervoor zal ik de literatuur hieromtrent bespreken, en daarnaast ingaan op de richtlijnen van de NVAB (Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde) die gedurende het re-integratieproces worden gebruikt en zodoende ook als nazorgprotocollen hun werking zouden kunnen vinden.

6.1 Literatuur

Zoals in het vorige hoofdstuk besproken, noemde Vegter in haar annotatie bij de uitspraak van de rechtbank Boxmeer101 dat er zoiets als een ‘nazorgplicht’ bestaat. In haar

proefschrift102 stelt Vegter aan de hand van een vijftal uitspraken over PTSS, die zowel in het

ambtenarenrecht als het privaatrecht zijn gedaan, vast dat de rechter niet betwist dat een werkgever zorg en aandacht moet besteden aan zijn werknemers naar aanleiding van een traumatische gebeurtenis. Onduidelijk is echter steeds hoeveel hieromtrent van een werkgever daadwerkelijk mag worden verwacht.

Mijns inziens is het bij het vaststellen van de vraag of een werkgever voldoende heeft voldaan aan zijn zorgplicht, voornamelijk van belang of de werkgever voldoende maatregelen heeft getroffen om voorzienbare risico’s te voorkomen. Hierbij staat de kenbaarheid van de risico’s voorop. Aangezien in zowel de psychologie als de psychiatrie consensus bestaat over het feit dat adequate nazorg van een werkgever de gevolgen van traumatische gebeurtenissen verminderen of voorkomen103, staat voor mij vast dat hiermee voldaan is aan het

kenbaarheidsvereiste. Dit gegeven is namelijk onderdeel van de stand der wetenschap en schept zodoende een concrete norm in het kader van art. 7: 658 BW, zo bleek uit de eerder besproken uitspraak van de kantonrechter Utrecht, waarbij een machinist de NS aansprakelijk stelt voor de gevolgen van negen zelfdodingen voor zijn trein in zijn carrière.104 Het niet

voldoen aan het verlenen van adequate nazorg kan naar mijn smaak zodoende een zorgplichtschending in de zin van art. 7:658 opleveren.

101 Ktr. Boxmeer 2 augustus 2005, JAR 2005, 194. 102 Vegter 2005, p. 373-378.

103 Vegter 2005, p. 384.

In haar proefschrift betoogt ook Vegter dat het niet bieden van adequate nazorg een schending van art. 7:658 kan opleveren. Zij betoogt dat de mate van concreetheid van de geschonden verplichting, en de voorzienbaarheid van het ontstaan van letsel bij niet-naleving, doorslaggevend dient te zijn voor de toepassing van art. 7:658 BW.105 Daarbij merkt zij op dat

ze van mening is, dat het in voldoende mate voorzienbaar is dat het ontbreken van adequate nazorg na een schokkende gebeurtenis, kan zorgen voor een verergering van de klachten naar aanleiding hiervan. Daarnaast merkt zij op, zoals eerder in haar annotatie bij de uitspraak van de kantonrechter Boxmeer106 aan bod is gekomen, dat het ook evident is hoe de nazorg moet

plaatsvinden. De werkgever moet zorgen voor opvang voor de werknemer direct na de traumatische gebeurtenis, daarnaast moet men zorgen voor psychologische en psychiatrische begeleiding en regelmatig contact houden met de werknemer in kwestie.107

Nu we ervan uitgaan dat de nazorg na een traumatische gebeurtenis onder art. 7:658 BW kan vallen, gelet op de voorzienbaarheid, en nu de stand van de wetenschap een concrete norm voor een beroep op het artikel oplevert, valt te betogen dat dit ook het geval kan zijn in burn-out gevallen. Hier zou dan ook een beroep op de stand van de wetenschap gedaan moeten worden bij de nazorg van burn-out gevallen. Gelet op de vele psychologische onderzoeken over het handelen van werkgevers bij burn-out (zie ook hoofdstuk 3), meen ik dat dit zeer goed te betogen valt.

6.2 Richtlijnen NVAB

Om aan de verplichtingen met betrekking tot nazorg te voldoen, is het van belang dat een werkgever voldoende houvast en aanknopingspunten heeft om beleid hieromtrent te voeren. Hierbij is het evident dat hij zijn wettelijke verplichtingen, zoals in het hoofdstuk over beleidsmethodes is besproken, hiervoor nakomt. Daarnaast zullen de arbodienst en de

bedrijfsarts hierbij een belangrijke rol spelen.

Bij verschillende beroepen met het aanmerkelijke risico om traumatische gebeurtenissen op te lopen, zoals het personeel van de NS, politie, militairen en

brandweerlieden, gelden er protocollen bij de werkgever met betrekking tot de nazorg na een dergelijke gebeurtenis.108 Voor beroepen waar de gevaren minder evident aanwezig zijn, ben

105 Vegter 2005, p. 389.

106 Ktr. Boxmeer 2 augustus 2005, JAR 2005, 194. 107 Vegter 2005, p. 388.

ik van mening dat bedrijfsartsen extra alert kunnen zijn en zou ik er voor pleiten dat er bij de NVAB een specifieke richtlijn met betrekking tot PTSS wordt gecreëerd.

Op dit moment geldt er voor burn-out zo een specifieke richtlijn109 van de NVAB. In

deze richtlijn geeft men onder andere factoren weer die van invloed kunnen zijn op het herstel en belemmerend of positief kunnen werken. Hierbij worden zowel factoren in de omgeving van de werknemer genoemd, zoals de rol van de arbeidsorganisatie, de leidinggevende en de zorgverleners, als factoren die gelegen zijn in de persoon zelf. Een belangrijk onderscheid, omdat dit onderscheid, zoals eerder besproken, een rol kan spelen bij het aantonen van het causaal verband zoals bedoeld in art. 7:658 BW.

Daarnaast gaat de richtlijn in op het fasen-taken model, waarbij het herstelproces in drie fasen wordt onderverdeeld:

- de crisisfase, waarbij vooral rust en acceptatie bij de werknemer van belang is;

- de probleem- en oplossingsfase, waarbij inzicht wordt verschaft in het eigen ziektebeeld bij de patiënt en naar mogelijkheden tot beïnvloeding en oplossingen wordt gewerkt;

- de toepassingsfase, waarin vanuit de verschillende perspectieven en inzichten die zijn verkregen in de probleem- en oplossingsfase, het werk weer voorzichtig wordt opgepakt en oplossingen worden ingezet.

Het model biedt de betrokken partijen houvast bij de herstelprocedure. Op deze wijze kan ook een werkgever makkelijk invulling geven aan zijn nazorg en re-integratieverplichtingen.110

De NVAB kent ook een richtlijn met betrekking tot Agressie en Geweld.111 Deze

richtlijn is een uitwerking van de beantwoording van de onderstaande vragen:

‘1. Welke interventies kunnen effectief voorkomen dat werknemers tijdens het uitvoeren van hun werkzaamheden slachtoffer worden van agressie en geweld door externe personen (cliënten, patiënten) waarmee de werknemer tijdens zijn werk in contact komt?

2. Wat zijn de belangrijkste effectieve interventies die direct na extern geweld of agressie kunnen worden toegepast om de negatieve consequenties voor het slachtoffer te minimaliseren?

109 Richtlijn LVE, NHG, NVAB 2011, Één lijn in de eerste lijn bij overspanning en burnout, Multidisciplinaire

richtlijn overspanning en burnout voor eerstelijns professionals.

https://nvab-online.nl/sites/default/files/bestanden-webpaginas/MDRL_Overspanning-Burnout.pdf

110 Richtlijn LVE, NHG, NVAB 2011, Één lijn in de eerste lijn bij overspanning en burnout, Multidisciplinaire

richtlijn overspanning en burnout voor eerstelijns professionals, p. 58.

111 Richtlijn NVAB, BA&O, NVvA, NVVK 2013, Multidisciplinaire richtlijn Agressie en geweld in de

3. Wat zijn de belangrijkste effectieve behandelingen voor de langdurige psychisch nadelige gevolgen van werknemers die slachtoffer zijn geworden van externe agressie en geweld in de werksituatie’112

De bovenstaande vragen zouden integraal kunnen worden ingezet voor de uitwerking van een richtlijn met betrekking tot PTSS. De eerder besproken elementen uit de richtlijn met betrekking tot burn-out zouden ook zeer zinvol kunnen zijn voor een dergelijke richtlijn. Met betrekking tot het fase-taken model, zoals hierboven besproken, zou deze uiteraard een andere invulling moeten krijgen, welk naar het oordeel van de medische specialisten een goede basis biedt.

Als laatste zou ik willen adviseren, de zeven principes die psycholoog Mittendorf heeft ontwikkeld als uitgangspunt mee te nemen in het vormen van de nazorg in de richtlijn. Ook Vegter benoemt deze in haar proefschrift. Deze principes geven aan dat voorop moet staan dat iedereen na een traumatische ervaring moet deelnemen aan de hulpverlening die wordt aangeboden en deze ook direct na de gebeurtenis moet worden verzorgd. Daarnaast moet er volgens Mittendorf door de werkgever een vast persoon worden aangewezen die voor opvang van de betreffende werknemer zorgt, moet er gedurende een lange tijd regelmatig contact zijn tussen de werknemer en de betrokken hulpverleners, en is het van belang dat er binnen de organisatie een formeel programma is vastgelegd omtrent de nazorg. Verder is van belang dat de werknemer zijn arbeidsomstandigheden moet kunnen aanpassen aan de ontstane situatie en/of dat de mogelijkheid tot speciaal verlof wordt geboden. Als laatste spreekt het uiteraard ook voor zich dat, indien blijkt dat dit nodig is, de werknemer doorverwezen kan worden naar hulpverlening die meer gespecialiseerd is in de problematiek.113

Door vorm te geven aan een specifieke richtlijn, wordt er niet alleen houvast gecreëerd voor alle betrokken partijen na een traumatische gebeurtenis, maar zal ook de rechter een handvat hebben om de nazorg te toetsen in verband met het voldoen aan de zorgplicht. Op deze wijze kan er een degelijke beoordeling plaats vinden, aan de hand van breed geldend beleid omtrent nazorg.

112 Richtlijn NVAB, BA&O, NVvA, NVVK 2013, Multidisciplinaire richtlijn Agressie en geweld in de

werksituatie, p. 6.