• No results found

In de hectische fase van een opsporingsonderzoek is er vaak per dag een debriefing met het hele team aan het eind van de middag. Ook tijdens de ochtendbriefing is er een debriefing van de

- 70 -

dag ervoor. De tactisch coördinator vertelt dat de briefing eigenlijk een debriefing is van de 24 uur ervoor. Tijdens een debriefing wordt geëvalueerd wat er goed en minder goed gaat. Ook wordt er besproken hoe mensen zich voelen en of er dingen zijn gemist. Volgens een van de tactisch coördinatoren is het belangrijk dat iedereen de ruimte krijgt om zich uit te spreken. Een van de verhoorders geeft aan dat je zaken nabespreekt met je verhoorpartner, of met collega’s. Een van de tactisch coördinatoren vertelt dat een verhoor soms heel ingrijpend kan zijn. Iemand krijgt dan tijdens een debriefing de ruimte om zijn emotie te uiten, waarna het in perspectief wordt geplaatst. Pas wanneer dat niet lukt, ga je volgens hem naar hulp zoeken om je heen.

Die hulp is er in de vorm van een Bedrijfsopvangteam (BOT). Wanneer een van de tactisch coördinatoren merkt dat het niet lekker gaat in het team wordt het (BOT) gewaarschuwd. Dit team bestaat uit collega’s binnen de recherche die opgeleid zijn om opvang te doen. Zij hebben een adviserende rol en kunnen mensen eventueel doorsturen naar een bedrijfsarts of psycholoog. Drie verhoorders geven aan op de hoogte te zijn van het BOT. Zij vertellen dat je na afloop van een zaak door iemand uit het BOT wordt gebeld en dat er wordt gevraagd of er behoefte is om nog ergens over te praten. Volgens een van de verhoorders wordt nazorg deels ondervangen door het BOT. Een van de teamleiders vindt de kwaliteit van de BOT’s echter zwak. Hij vertelt dat een BOT bestaat uit collega’s die sociaalvaardig zijn, maar hij geeft aan dat je mag verwachten dat iedereen die binnen de politie werkt sociaal vaardig is. Ook de dossiermaker geeft aan dat de uitvoering van een BOT mondjesmaat wordt gedaan. Volgens hem zijn het ‘gewone’ collega’s zonder psychologische achtergrond. Een van de verhoorders denkt juist dat een BOT, ongeacht de invulling en uitvoering nazorg goed ondervangt. Volgens een van de teamleiders is het BOT niet landelijk.

De mogelijkheid om hulp te krijgen is er, hoewel het geen standaard optie is.

Een van de teamleiders vertelt dat doordat je binnen een TGO met mensen werkt van verschillende bureaus, iedereen een kant opvliegt en dat het daardoor moeilijk is om elke dag

- 71 -

de zaak na te bespreken. Hij geeft aan dat aan het eind van een TGO het team nog wel een keer bij elkaar komt en alles nog een keer in chronologische volgorde wordt doorgesproken. Een van de verhoorders vertelt dat er wel altijd wordt geprobeerd om de zaak na te bespreken met iedereen die betrokken is geweest bij de zaak, de zaak na te bespreken, maar dat halverwege of aan het einde van de zaak mensen op vakantie gaan of weer ergens anders moeten zijn, waardoor het nabespreken er niet meer van komt. Verhoorder: ‘Van een paar zaken zit ik nog steeds op informatie te wachten, maar dat is inmiddels al ruim tien jaar geleden, dus dat zal er wel niet meer van komen.’ Een van de teamleiders vertelt dat er na een heftig incident eigenlijk altijd wel een debriefing volgt. Tijdens zo’n debriefing worden ervaringen in het team gedeeld. Volgens een van de verhoorders is hier geen psycholoog bij aanwezig. De OvJ geeft aan dat er intern formeel niets geregeld is wat betreft nazorg en debriefing. Ze vertelt bepaalde zaken wel met collega’s te bespreken. De RC geeft aan dat je in dit soort zaken wel wat langer napraat met collega’s over de procedure.

Een van de teamleiders heeft een presentatie gegeven toen het onderzoek klaar was met een aantal foto’s ter illustratie. De reden hiervoor was dat iedereen zich zo een goede voorstelling kon maken wat voor impact het heeft gehad voor de collega’s die meteen ter plaatse waren bij de PD. In een van de zaken heeft het team een soort debriefing gehad bij de OvJ. Dit is echter niet gebruikelijk geeft de dossiermaker aan, hoewel in het in sommige onderzoeken wel goed zou zijn zegt hij.

Enkele verhoorders vertellen dat zedenrechercheurs een of twee keer per jaar een verplicht gesprek met een psycholoog hebben en dat dit ook geldt voor familierechercheurs. Verhoorder: ‘Dit soort zaken zijn misschien wel net zo heftig als zedenzaken, maar er is geen standaard mogelijkheid om met een psycholoog te praten. Dit zou in ieder geval tot de mogelijkheden moeten behoren.’ Ook een van de teamleiders en een drietal andere verhoorders geven aan dat zij weten dat het gebruikelijk is bij zeden dat er een optie is om met een

- 72 -

psycholoog te praten. De teamleider en een van de verhoorders vragen zich af waarom die optie binnen de recherche er niet is om je ei kwijt te kunnen. De teamleider geeft aan dat een jaarlijkse check up in de vorm van een gesprek met een psycholoog echt geen kwaad zou kunnen. Wanneer mensen behoefte hebben aan psychologische hulp, zou dat volgens een groot deel van de verhoorders wel mogelijk moeten zijn. Het zou volgens hen niet standaard geregeld moeten zijn, maar het zou wel makkelijk moeten zijn om het te realiseren. Dit wordt ook beaamd door een van de teamleiders: ‘Alleen het feit dat mensen van de recherche elke dag met een wapen rondlopen zou al genoeg reden zijn om eens per jaar met een psycholoog te praten.’

Een van de tactisch coördinatoren is zedenrechercheur geweest en heeft ervaring met het praten met een psycholoog. Hij begrijpt dat niet iedereen er behoefte aan heeft. In de zaak met het seksuele motief vond het hij het delict echter dermate schokkend dat hij twee psychologen heeft laten invliegen op het team. Dit is volgens hem absoluut niet standaard. De reacties die hij hierop kreeg vanuit het team waren enorm positief, het werd volgens hem ontzettend gewaardeerd. Ook de dossiermaker geeft aan dat het niet gebruikelijk is om te praten met een psycholoog. Hij kan zich echter wel voorstellen dat het mogelijk moet zijn wanneer er behoefte aan is bij collega’s. Een van de verhoorders geeft aan zelf als zedenrechercheur te werken en dat er laconiek door collega’s werd gereageerd toen het jaarlijkse gesprek met een psycholoog werd geïntroduceerd. Men gaf aan het niet nodig te hebben en het zelf wel aan te kunnen. Zij heeft zelf wel een aantal keer een gesprek gehad met een psycholoog en vraagt zich af of mensen binnen de recherche dit soort zaken überhaupt wel bespreken.

Volgens een van de verhoorders en een teamleider is het een beetje de cultuur binnen de politie dat je met zaken dealt. Zij vinden dit eigenlijk helemaal niet goed: ‘Natuurlijk maken zaken indruk op je.’ En ook volgens een van de teamleiders vindt men bij de districtsrecherche dat ‘we’ niet zoveel erge dingen meemaken. Hier is hij het zelf niet mee eens: 'De plank wordt wat betreft nazorg af en toe nog flink misgeslagen. Voormalige collega’s hebben nu PTSS mede

- 73 -

doordat er gewoon te weinig aan debriefing wordt gedaan.’ Volgens hem wordt er te makkelijk en soms bijna laconiek over bepaalde zaken heen gestapt. Een andere tactisch coördinator geeft aan dat het helemaal niet erg is om af en toe wat emotie te tonen. Een van de verhoorders vraagt zich af of iedereen debriefing en nazorg nodig heeft. Ook de dossiermaker geeft aan dat je regelmatig met soortgelijke zaken te maken krijgt. Als je volgens hem dan elke keer met een psycholoog zou moeten praten is er geen beginnen aan. Toch zou het volgens hem niet moeilijk moeten zijn om met een psycholoog te praten mocht daar behoefte aan zijn. Volgens een van de verhoorders zien leidinggevenden niet in hoe belangrijk het is om met een psycholoog over je werk te praten.

In een van de zaken was geen ruimte tot nabespreken van de zaak. Twee van de verhoorders hebben toen hun eigen ruimte hiervoor gepakt samen met collega’s: ‘Na het verhoor waren we er zo klaar mee dat de teamleider nog net toestemming gaf om op zijn kosten wat te gaan drinken om even stoom af te blazen. Tot zover het nabespreken.’ Een andere verhoorder geeft aan dat het verhoor nadien is besproken, maar dat er verder geen eindevaluatie van het onderzoek is geweest. Hij had wel graag een terugkoppeling willen hebben van het onderzoek en de verhoren. Een van de teamleiders vertelt: ‘Je moet als teamleider aanvoelen wanneer mensen ergens mee zitten of ergens last van hebben. Hier mag je niet aan voorbij gaan.’ Een van de verhoorders vindt het goed om van je af te praten. Of dat nou tegen een gedragsdeskundige is, tegen een collega of tegen iemand thuis. Als je het kwijt bent is het goed volgens haar, zolang er maar iemand is die naar je luistert. Een van de teamleiders beaamt dit en geeft aan dat een thuissituatie waarin je dingen kunt bespreken al heel erg helpt. Over dit soort zaken praten is volgens hem heel belangrijk. Ook een andere teamleider zegt dat het heel erg helpt als je een team bent en dat je als team met elkaar praat en het op die manier van je af zet.

- 74 -

Voor de ouders van slachtoffers heeft de politie familierechercheurs die de familie en nabestaanden bijstaan. Voor de familie van de dader geldt dat niet. Volgens een van de teamleiders moet de politie ook niet de hulpverlener gaan uithangen. Dat is meer de rol van de reclassering volgens hem. Een van de tactisch coördinatoren vertelt dat het ligt aan de empathie van een rechercheur of de familie van de dader wordt begeleid. In een van de zaken was het punt van discussie of er een familierechercheur zou worden ingezet om met de familie van de verdachte te praten. Teamleider: ‘Je gaat eigenlijk naar de verkeerde kant toe, maar in zekere zin zijn zij ook slachtoffer.’ Ook een van de tactisch coördinatoren vindt dat de familie van de dader in zekere zin ook slachtoffer is, maar geeft aan dat er voor hen niets is geregeld qua slachtofferhulp.

3.15. Aandacht voor moord- en doodslag delicten met betrokkenheid van minderjarigen