• No results found

Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) is een samenhangend en georganiseerd geheel van gebieden van de open ruimte, waarin een specifiek beleid inzake

natuurbehoud wordt gevoerd en waarin natuur de hoofdfunctie is. Het VEN heeft een reglementair karakter. Het omvat Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO). Het

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen voorziet de realisatie van 125.000ha grote eenheden natuur en grote eenheden natuur in ontwikkeling.

Voor elk gebied binnen het VEN moet een natuurrichtplan opgesteld worden waarin volgende onderdelen vervat moeten zijn :

• De uitwerking van de doelstellingen van het VEN

• Eventueel een perimeter waarin het recht van voorkoop wordt uitgeoefend • Verstrenging van de bemestingsnormen in functie van de aanwezige natuurwaarden, in de gebiedscategorieën: valleigebieden, ecologisch waardevolle agrarische gebieden en vogelrichtlijngebieden, natuurgebieden of natuurgebieden met

wetenschappelijke waarde die een enclave vormen binnen Vlaamse of erkende

natuurreservaten conform het Natuurbehoudsdecreet

• Eventueel een aantal ontheffingen van verbodsbepalingen.

Het afbakeningsplan kan ten allen tijde herzien worden. Het in herziening gestelde plan blijft geldig tot het herziene plan definitief in werking treedt.

Het Integraal Verwevings- en

Ondersteunend Netwerk (IVON) is een geheel van gebieden waarin de

administratieve overheid binnen haar bevoegdheden maatregelen dient te nemen om de bestaande natuur te beschermen en te ontwikkelen, met o.m. het behoud van een voor de natuurwaarde gunstige waterhuishouding, en voor het behoud en herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen, zonder disproportionele gevolgen voor de overige functies in het gebied.

Het IVON wordt aangewezen om de natuurgebieden van het VEN zoveel mogelijk met elkaar te verbinden en te ondersteunen. Buiten het respecteren van de algemene principes en het verbod op het toebrengen van ‘vermijdbare’ schade, gelden binnen het IVON geen

verbodsbepalingen.

De administratieve overheid kan stimulerende maatregelen nemen ter bevordering van de biologische diversiteit. Verwerving en beheersovereenkomsten zijn de belangrijkste middelen.

Binnen het IVON is natuur nevengeschikt aan andere functies en activiteiten. Het IVON bestaat uit natuurverwevings- (NVWG) en natuurverbindingsgebieden (NVBG).

• Natuurverwevingsgebieden zijn aaneengesloten gebieden waar de functie natuur nevengeschikt is aan de andere functies die binnen het gebied voorkomen. Ze zijn gekenmerkt door de aanwezigheid van hoge

natuurwaarden. Een duurzame instandhouding van specifieke ecotopen kan worden bereikt door het handhaven van het 'stand-still' principe, en het instandhouden en herstellen van structuurkenmerken van

waterlopen, waterhuishouding, reliëf en bodem.

• Natuurverbindingsgebieden zijn gebieden die ongeacht hun oppervlakte van belang zijn voor de migratie van planten en dieren tussen de gebieden van het VEN en/of natuurreservaten en die strook- of lijnvormig zijn met een aaneenschakeling van kleine landschapselementen. De natuurfunctie is er

ondergeschikt aan andere functies. Deze natuurfunctie kan verbeteren en toenemen door ontwikkeling van die elementen om verbindingen te realiseren tussen grote eenheden natuur, grote eenheden natuur in ontwikkeling en

verwevingsgebieden.

Het natuurrichtplan geeft de doelstellingen en maatregelen per gebied aan. Bij de opmaak van het natuurrichtplan is aandacht voor volwaardige inspraak en overleg met alle betrokkenen. De natuurrichtplannen voor het IVON verschillen van deze van het VEN. Het natuurrichtplan voor het IVON kan slechts bindende maatregelen opleggen ten aanzien van de overheid. Voor private eigenaars en grondgebruikers kan het natuurrichtplan voor het IVON enkel stimulerende maatregelen voorzien. Positieve stimuli kunnen de eigenaars en grondgebruikers aanzetten om mee te werken aan de realisatie van het

natuurrichtplan van het IVON. Dit is steeds gebaseerd op vrijwilligheid.

Begin 2002 werd beslist om over te gaan tot een gefaseerde afbakening van VEN en IVON waarbij volgende fasering

vooropgesteld werd (Figuur 11): in een eerste fase zou gewerkt worden binnen consensusgebieden door een overlay te maken van de kaart van de gewenste agrarische structuur (GAS) met de kaart van de gewenste natuur- en bosstructuur (GNBS). De consensusgebieden die binnen een groene bestemming van het gewestplan liggen, worden geselecteerd als VEN (GEN en GENO) volgens het Natuurdecreet (eerste spoor). Dit gedeelte van de VEN-afbakening werd op 27 juni 2003

goedgekeurd met een totale oppervlakte van +/- 87.000ha. Waardevolle elementen van de natuurlijke structuur die gelegen zijn in andere gewestplanbestemmingen en

58 Natuurverbindingsgebieden in Vlaanderen: achtergronden, afbakening en mogelijke inrichting

tevens tot de consensusgebieden behoren, worden via het Decreet op de Ruimtelijke Ordening tot natuurgebieden met overdruk GEN omgevormd. Hiervoor worden

gewestelijke uitvoeringsplannen ingezet (RUP’s) (tweede spoor).

Dit tweede spoor werd vroegtijdig afgebroken. Het RSV bepaalt dat de Gewenste Agrarische Structuur en de Gewenste Natuurlijke Structuur gelijktijdig en op gelijkwaardige basis afgebakend moeten worden. Een tweede fase zou moeten instaan voor de verdere realisatie van de vooropgestelde oppervlakte GEN en GENO en de realisatie van de NVWG met

een totale oppervlakte van 150.000ha. De bestemmingswijzigingen worden

gerealiseerd door de gewestelijke RUP’s zoals voorzien in het RSV. Door losse gewestplanwijzigingen vermeerderde de oppervlakte aan natuur- en reservaatgebied in de periode van 1994–2002 reeds met 8641ha. De RUP’s in opmaak uit de 1ste fase en de “natuurlijke aangroei” brengt de netto toename op 16.600ha. Bijgevolg dient in 2de fase nog +/- 21.400ha bijkomend te worden afgebakend. Opmerkelijk is het feit dat van de 8641ha recente wijzigingen er slecht 6.300ha werd opgenomen in de afbakening van het VEN 1ste fase (Ringoot, 2006).

Figuur 11: Oorspronkelijk gewenste fasering en bevoegdheidsverdeling voor de afbakening van VEN en IVON (DN = Natuurdecreet, RSV = Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) (Bron: Ringoot, 2006).

Het Decreet Natuurbehoud (10/01/1998) voorziet als operationele doelstellingen dat binnen 5 jaar na de inwerkingtreding ervan 150.000ha natuurverwevingsgebied

afgebakend moet zijn. Ze draagt zorg voor de totstandkoming van de

natuurrichtplannen binnen 10 jaar na de inwerkingtreding van het decreet (De Pue et al. 2002). Over de tweede fase heerst momenteel echter onzekerheid. De afbakening gebeurt top-down (prioritaire fasering) zodat de provincies aarzelen om reeds aan te vangen met de selectie van de NVBG. Deze kunnen door een selectie van het Vlaamse Gewest immers nog

overschreven worden door VEN 2de fase of

NVWG. In de provinciale structuurplannen wordt daarom in hoofdzaak gewerkt met hypotheses van de gewenste ruimtelijke structuur (Ringoot, 2006). Gezien deze stand van zaken, is het aangewezen de provincies reeds nauw te betrekken bij de tweede fase.

De realisatie van deze “natuurlijke structuur” geeft concrete invulling aan de Europese regelgeving inzake aanduiding van habitat- en vogelrichtlijngebieden om het Europees ecologisch NATURA 2000-netwerk uit te bouwen (Internationaal beleid p. 54).

2.2.3 Provinciaal beleid

2.2.3.1Provinciale Ruimtelijke

Structuurplannen

Binnen de krijtlijnen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ontwikkelt de Provincie een eigen beleid voor de materies die van provinciaal niveau zijn. De

toegevoegde waarde van de Provincie ligt voornamelijk in de ruimtelijke visie die zij heeft op een aantal beleidsaspecten die het lokale belang overstijgen.

In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) duiden de provincies zoekzones voor natuurverbindingsgebieden en de

ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang (natuur- en bosgebieden die niet tot het VEN behoren) aan. De gedetailleerde afbakening van deze gebieden vormt een onderdeel van de provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen en gebeurt in principe nadat het Vlaams gewest de gebieden van de natuurlijke structuur (gewenst VEN en gewenst natuurverwevingsgebied) op Vlaams niveau heeft afgebakend. In deze verbindingsgebieden stelt de provincie volgende doelstellingen voorop :

• Natuurverbindingsgebieden zijn gericht op het versterken van de bestaande natuurwaarden met het oog op hun

verbindingsfunctie

• De natuurfunctie wordt bepaald door kleine

landschapselementen en kleinere natuurgebieden als verbinding

• De natuurfunctie dient verbeterd te worden door herstel, behoud en ontwikkeling van de kleine

landschapselementen en kleinere natuurgebieden welke de verbinding realiseren tussen grote eenheden natuur, grote eenheden natuur in

ontwikkeling en

natuurverwevingsgebieden

• De uitbreiding van bossen en het behoud van de open ruimte

• Het garanderen van de basismilieukwaliteit Bij de aanduiding van de ecologische infrastructuur (gebieden met verzamelingen van kleine landschappelijke en natuurlijke elementen) worden gebieden geselecteerd die gemeentegrensoverschrijdend zijn of bovenlokale invloed uitoefenen. Dit laatste doet zich onder andere voor wanneer een bepaald type landschappelijk en natuurlijk element zeldzaam is of de mate waarin het zich op een bepaalde plaats ontwikkelt zeldzaam is. Andere voorbeelden zijn planmatig ontworpen landschappen die door hun aangelegde natuurlijke elementen sterk herkenbaar zijn en een structuurbepalende invloed uitoefenen, zoals

ontginningspatronen of dijken en houtwallen. Het kan ook zijn dat het

netwerk van natuurlijke en landschappelijke elementen op een bepaalde plaats een zo hoge ecologische kwaliteit heeft, dat een grote natuurlijke rijkdom in het gebied kan voorkomen. Typische voorbeelden hiervan zijn de kleinere onbevaarbare waterlopen van tweede categorie, spoorwegbeddingen, kanaalbermen, belangrijke waterpartijen, ....

2.2.3.2Selectie van

natuurverbindingsgebieden