5 Hoe kunnen het watergebruik en de directe en ruimtelijke watervraag van natuur worden
5.4 Natuur referentie
Bij het bepalen van de watervraag van natuur is de keuze voor de referentiesituatie van belang: van welk ambitieniveau wordt uitgegaan bij de bepaling van de hydrologische vereisten per natuurtype? Vanuit de begeleidingsgroep werd gesteld dat niet moet worden uitgegaan van de (half-) natuurlijke situatie uit het verleden (“historische referentie”), maar dat moet worden uitgegaan van de natuurdoelen zoals die door de provincie zijn gedefinieerd in de vorm van natuurdoeltypen en beheertypen. Eerder, tijdens de “gewenste grondwater studies” werden voor verschillende natuurdoeltypen zogenaamde “Optimale
Grondwatersituatie Natuur” (OGN) opgesteld, uitgaande van hydrologische vereisten zoals die per natuurdoeltype zijn gedefinieerd.
In onze studie gaan we uit van de door de provincie gedefinieerde doelen voor de natte natuur, maar gebruiken we daarvoor een wat globalere benadering dan gebruikt in de
61 van 183 Een verkenning naar de Watervraag van de Noord-Brabantse Natuur 11203929-002-BGS-0002, 7 oktober 2020
eerdere GGOR studies. Daartoe hebben we door de provincie onderscheiden ‘natte natuurparels’ uitgaande van een meer algemene landschaps-ecologische benadering ingedeeld in een beperkt aantal natuurtypen/landschapstypen, waarbij we ook rekening hebben gehouden houden met Brabantse hydrogeologische profieltypen (figuur 4.2). De beschrijving van de referenties/hydrologische vereisten (waterwensen) per natuurtype staan in algemene termen beschreven in onderstaande tabel 5.3.
62 van 183 Een verkenning naar de Watervraag van de Noord-Brabantse Natuur 11203929-002-BGS-0002, 7 oktober 2020
Tabel 5.3: Vereenvoudigde beschrijving gewenste grondwatersituatie Natuur Natuurtype Hydrologisch
aspect Vereisten Opmerkingen
Natte en vochtige
heide (Grond)waterregime In winter grondwaterstand rond maaiveld, in zomer meer of minder ver wegzakkend
Natte heide met snavelbiezen en veenmossen komt voor op plekken waar grondwater in zomer niet meer dan halve meter onder maaiveld wegzakt. In vochtige heide met veenbies en trekrus kan grondwater tot rond een meter wegzakken in de zomer.
Stijghoogte (boven-)lokaal bepaald Op plekken met schijnspiegels is stijghoogte niet relevant. In andere gebieden wordt de
grondwaterstand bepaald door de stijghoogte in de ondergrond en de mate van ontwatering.
Watertype regenwater
Hoogveen (Grond)waterregime (grond)water permanent rond maaiveld, in zomer gemiddeld niet verder wegzakkend dan ca. 25 cm
Bepalend voor dit gelijkmatige regime is de aanwezigheid van een toplaag bestaand uit levend of recent afgestorven veenmossen met een groot waterbergend vermogen (acrotelm).
Stijghoogte (boven-)lokaal bepaald Op plekken met schijnspiegels boven een ondoorlatende gliedelaag is de stijghoogte niet relevant. Waar de bodem matig tot goed doorlatend is wordt de grondwaterstand voor groot deel bepaald door de stijghoogte in de ondergrond.
Watertype regenwater Een beperkte aanvoer van iets aangerijkt lokaal grondwater kan in veenputten de veengroei bevorderen. In natuurlijke hoogvenen komt aan rand van het veen een overgangszone (‘lagg’-zone) met lokale kwel voor.
Zure vennen (Grond)waterregime (vrijwel) permanent watervoerend Op plekken met schijnspiegels waterfluctuaties gering (enkele dm), op plekken met matig tot goed doorlatende bodem grotere fluctuaties en incidenteel droogval
Stijghoogte lokaal bepaald Op plekken met schijnspiegels is stijghoogte niet relevant. In andere gebieden wordt de
waterfluctuatie voor groot deel bepaald door de stijghoogte in de ondergrond.
Watertype regenwater
Zeer zwak gebufferde vennen
(Grond)waterregime Incidenteel droogvallend Incidentele droogval van brede oeverzone noodzakelijk om vorming organische sliblaag regen te gaan.
Stijghoogte Hogere grondwaterstand in aangrenzend
stuifzand (of dekzand) gebied bepalend voor drukverschillen en daarmee voor aanvoer van lokaal grondwater.
Watertype regenwater + lokaal grondwater Periodieke instroom van licht aangerijkt grondwater zorgt voor instandhouding licht gebufferde omstandigheden
Gebufferde
vennen (Grond)waterregime niet of incidenteel droogvallend Stijghoogte (boven)lokaal bepaald Watertype regenwater met invloed grond-
en/of oppervlaktewater Buffering kan plaatsvinden door instroom van basenrijk grondwater of door periodieke overstroming/doorstroming van (schoon) oppervlaktewater.
Bovenloopjes Waterregime incidenteel droogvallend, waterpeil
dicht onder beekdalbodem Hoog waterpeil voorwaarde voor natte condities in aangrenzende beekdalgraslanden en -broekbossen.
Stijghoogte boven waterloopbodem
Watertype relatief basenarm grondwater door hogere grondwaterstanden in
aangrenzende infiltratiegebieden permanente of vrijwel permanente aanvoer van lokaal (vaak vrij zwak gebufferd) grondwater zowel in beek als in beekdalflanken
Beken (Grond)waterregime permanent watervoerend en stromend. Waterpeil dicht onder beekdalbodem
hoog waterpeil voorwaarde voor natte condities in aangrenzende beekdalgraslanden en -broekbossen
Stijghoogte boven beekdalbodem voorwaarde voor grondwateraanvoer in aangrenzende beekdalgraslanden en -broekbossen
Watertype oppervlaktewater (mengsel grondwater en afspoelend regenwater, vaak aangerijkt door
De waterafvoer (in niet RWZI gevoede beken) is in de zomer heel gering omdat drainagenetwerk van sloten/greppels grotendeels is
63 van 183 Een verkenning naar de Watervraag van de Noord-Brabantse Natuur 11203929-002-BGS-0002, 7 oktober 2020
bemesting en drainagewater).
Veel beken zijn in de zomer watervoerend door de aanvoer van RWZI-effluent.
drooggevallen. Hierdoor is de waterkwaliteit wel veel beter omdat de afvoer nu grotendeels uit kwelwater bestaat.
Beekdal (Grond)waterregime in winter en voorjaar plas-dras, in zomer ondiep (tot iets meer dan halve meter) wegzakkend
goed ontwikkeld beekdalgraslanden en beekdalbroekbossen gebonden aan permanent natte kwelgevoede condities
Stijghoogte boven maaiveld voorwaarde voor grondwateraanvoer naar wortelzone
Watertype regionale kwel met basenrijk
grondwater door hogere stijghoogte in ondergrond aanvoer van regionaal, vrijwel altijd basenrijke
grondwater Leembossen (Grond)waterregime in winter water in laagste delen tot
aan of iets boven maaiveld in winter voldoende afvoer van regenwater via greppels en natuurlijke laagtes, grondwater in zomer wegzakkend tot maximaal diepte leemlaag
Stijghoogte tot aan of boven leemlaag tegengaan vorming regenwaterlenzen Watertype basenrijk grondwater voeding met basenrijk grondwater in de zomer
door capillaire opstijging grondwater Naad (Grond)waterregime in winter en voorjaar plas-dras, in
zomer ondiep (tot iets meer dan halve meter) wegzakkend
goed ontwikkelde natte schraallanden en trilvenen die kenmerkende zijn voor de naad gebonden aan permanent natte kwelgevoede condities
Stijghoogte (ver) boven maaiveld Watertype regionale kwel, basenrijk
grondwater