• No results found

De overgangszone tussen zand- en poldergebied

4 Functioneren Brabantse natte natuur

1.1 Herkomst water vennen

4.3.6 De overgangszone tussen zand- en poldergebied

Aan de oost- en noordzijde gaat het Brabantse dekzandgebied vrij abrupt over in het rivier- en zeekleigebied. Door het hoogteverschil treedt in het overgangsgebied veel kalkrijke kwel op. Onder invloed daarvan zijn in het verleden aan de rand van het dekzandgebied

soortenrijke trilvenen en natte schraallanden ontstaan. (o.a. in Het Calfven, Haagsche beemden, Den Dulver, Den Dullaard, Labbegat, Moerputten en Bossche Broek).

In de overgangszone treedt nog altijd kalkrijke kwel op (figuur 4.7). Het meeste kwelwater eindigt echter niet meer in de natuurreservaten, maar verdwijnt in de sloten en/of kanalen die zijn aangelegd om dit vanouds zeer natte gebied te ontwateren. Daarom is er maar weinig overgebleven van de hier in het verleden voorkomende kwelafhankelijke vegetaties.

Natuurherstel vraagt om een sterke vernatting van de omringende gebieden. Een alternatief, waarmee in het Labbegat bij Waalwijk in eerste instantie goede ervaring is opgedaan, is het verlagen van het maaiveld. Hierdoor kon de infiltratie van regenwater weer omslaan naar kwel over maaiveld van regionaal grondwater. Nu 25 jaar later is toch weer verzuring door afname van de kwel opgetreden. Deze kwel wordt momenteel herstelt door vernatting van de omgeving.

49 van 183 Een verkenning naar de Watervraag van de Noord-Brabantse Natuur 11203929-002-BGS-0002, 7 oktober 2020

Figuur 4.7: In West-Brabant worden dit kwelgebied aan de voet van de zandgronden gekarakteriseerd door regionale, kalkrijke kwel. Deze zone bestaat meestal uit veen met soms een dunne kleibedekking. Meer naar het noorden ligt het land hoger door de afzetting van zeeklei.

Wijstgronden

Een bijzondere vorm van natte natuur vormen de Wijstgronden langs de

Peelrandbreuk. Bijzonder is dat de gronden aan de hoge (oostelijke) kant heel nat zijn en de aangrenzende, vele meters lager gelegen, grond in de Slenk droog is. Deze situatie is ontstaan omdat de Peelrandbreuk een verticale weerstand biedt voor het vanaf de Peelhorst afstromende grondwater. Doordat hier duizenden jaren ijzerrijk grondwater opstijgt zijn vaak dikke banken ijzeroer afgezet. Grondwater

stroomopwaarts zijn vaak veengronden ontwikkeld. Omdat het grondwater op de, intensief agrarisch gebruikte, Peelhorst nauwelijks wordt beschermd door ondiepe kleilagen zijn de Wijstgronden kwetsbaar voor door grondwatervervuiling. Deze kwetsbaarheid is het grootst aan de oostzijde van deze gronden omdat daar meer ondiep grondwater van lokale herkomst arriveert

.

De grondwaterstroming op de wijstgronden is afhankelijk van de oostelijke toestroming van antropogeen beïnvloed tot vervuild (nitraat) grondwaterdoor een relatief dun freatisch pakket. De grondwatersituatie in de aangrenzende Centrale Slenk heeft hier geen of nauwelijks invloed op. Het oostelijk deel van de wijstgronden is het kwetsbaarst, zowel kwantitatief als kwalitatief.

50 van 183 Een verkenning naar de Watervraag van de Noord-Brabantse Natuur 11203929-002-BGS-0002, 7 oktober 2020

4.4 Samenvattend

Uit bovenstaande beschrijvingen volgt dat het herstel van de verdroogde natuur naast grote ingrepen zoals vermindering van grondwaterwinning, ook om lokaal maatwerk vraagt, zoals verhogen van beekpeilen en verminderen van ontwatering. De beschrijvingen tonen ook dat de natuur meer nodig heeft dan alleen het herstel van het (grond-)watersysteem in het natuurgebied. Zo dient, naast het peilregiem, ook de waterkwaliteit van beken sterk te worden verbeterd. Herstel van natte heide en hoogveen vereist naast hoge

grondwaterstanden ook een sterke afname in stikstof depositie.

Vloeiweiden en kanalen

Vloeiweiden komen (kwamen) van oudsher in heel Brabant voor, waarbij die in het grensgebied met België het bekendst zijn. Door aanvoer van oppervlaktewater vanuit de kanalen werd geprobeerd de arme (droge) zandgronden te verbeteren. Omdat de bron van dit kanaalwater hoofdzakelijk bestond uit kalkrijk Maaswater, ontstonden bijzondere basische standplaatsomstandigheden in deze vloeiweiden. Ook (kalkrijk) beekwater werd ingezet voor bevloeiing.

51 van 183 Een verkenning naar de Watervraag van de Noord-Brabantse Natuur 11203929-002-BGS-0002, 7 oktober 2020

Grondwaterverontreiniging: een tikkende tijdbom?

In heel Noord-Brabant is het grondwater sterk verontreinigd met nitraat als gevolg van intensieve bemesting. De vraag is wat er gebeurt als dit water de door grondwater gevoede natuurgebieden bereikt. Omdat grondwater zeer langzaam stroomt (gemiddelde enkele meters per jaar) duurt het lang voordat het grondwater de natuurgebieden bereikt. Maar omgekeerd duurt het ook lang voordat een vermindering van bemesting leidt tot een verbeterde grondwaterkwaliteit in een natuurgebied.

Tot nu toe heeft het nitraat de natuurgebieden nog niet of nauwelijks bereikt. Dat komt doordat nitraat door bacteriën in de natte zuurstofloze bodems wordt gebruikt als vervanger van zuurstof om organisch materiaal af te breken. Daarbij wordt de nitraat omgezet in het voor planten niet opneembaar stikstofgas. Wel zien we nu in een aantal door grondwater gevoede natuurgebieden een sterke toename aan sulfaat die wordt veroorzaakt door nitraatverontreiniging. In de ondergrond komen vaak lagen voor waarin zwavel voorkomt in de vorm van onoplosbaar pyriet. Onder invloed van nitraat wordt dit zwavel geoxideerd tot sulfaat dat wél oplosbaar is. Het nitraat wordt daarbij omgezet in stikstofgas, en het sulfaat wordt met het grondwater meegevoerd. Sulfaat is potentieel ook een schadelijke stof voor de natuur omdat het kan leiden tot afbraak van organisch materiaal en in het slechtste geval tot de vorming van giftig waterstofsulfide (de stof die de kenmerkende ‘rotte-eieren’ lucht veroorzaakt). Omdat de hoeveelheid organisch materiaal en zwavel in de bodem niet oneindig is zal op termijn ook nitraat de natuurgebieden bereiken en daar leiden tot vermesting van de standplaatsen.

Ook de vorming van ijzersulfiden door de aanvoer van verontreinigd, sulfaatrijk ondiep grondwater kan tot eutrofiering leiden. Hierdoor blijft namelijk minder plaats over voor de vastlegging van fosfaat.

Een ander belangrijk knelpunt bij natte natuur, en dan in bijzonder van kwelafhankelijke natuur, is de “vergrijzing” van het grondwater. Veel kwel-natuur is afhankelijk van

opstijgend, niet door de mens beïnvloed dieper grondwater. Deze voorraad schoon water neemt af omdat deze vanaf boven geleidelijk wordt vervangen door beïnvloed water. Ook verzilting vanaf de onderzijde kan plaatsvinden. Bovenstaande figuur toont deze zonering:

heel ondiep water is vaak vervuild (boven KRW normen), daaronder bevindt zich door mens beïnvloed water, maar heeft het nog niet vervuilingsnormen overschreden. Dit watertype dreigt geleidelijk het “zuivere“ water te vervangen waar kwelafhankelijke natuur (maar ook de drinkwatervoorziening) afhankelijk van is.

52 van 183 Een verkenning naar de Watervraag van de Noord-Brabantse Natuur 11203929-002-BGS-0002, 7 oktober 2020

5 Hoe kunnen het watergebruik en de directe en