• No results found

natuur door klimaatverandering volgens scenario RCP6

Kernboodschap:

• Natuur in Nederland wordt relatief belangrijker door klimaatverandering.

Figuur 5.14 Kaart van de verschuiving van de Atlantische regio waarbinnen de natuur in Nederland

valt die volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd moet worden, uitgaande van klimaatscenario RCP6.0. Dit betreft Figuur 6.5 in Van Hinsberg et al. (2020).

Resultaten

Klimaatverandering kan resulteren is grootschalige veranderingen in klimaatzones en daarmee samenhangende verspreidingspatronen van flora en fauna. Met het verschuiven van klimaatzones zal ook het relatieve belang van Nederland voor bescherming van Europese natuur veranderen. De doelen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn erop gericht natuur binnen zogenoemde biogeografische regio’s te beschermen. Per biogeografische regio is in de habitatrichtlijn aangegeven welke natuur behouden zou moeten blijven en in een gunstige staat van instandhouding moet worden gebracht. Nederland valt op dit moment binnen de zogenoemde Atlantische regio en dient met een aantal lidstaten de planten- en diersoorten en habitattypen van deze regio te beschermen.

Uit analyses blijkt dat de Atlantische regio krimpt in het zuiden en kan gaan groeien in noordoostelijke richting, met name in Denemarken, Duitsland en Frankrijk (Figuur 5.14). In Frankrijk zou de

Atlantische regio meer landinwaarts en richting het noorden kunnen bewegen en in Duitsland en Denemarken zich juist meer langs de kust uitbreiden. Het is moeilijk in te schatten in hoeverre het verlies aan leefgebied in deze regio wordt gecompenseerd door nieuw leefgebied en of soorten dit nieuw leefgebied tijdig kunnen bereiken. Doordat er een verschuiving naar het noorden en oosten optreedt, lijkt het erop dat Nederland een centralere rol krijgt binnen de regio en dat de bijbehorende bronpopulaties op de lange termijn, bij verdere klimaatverandering, daarom van groot belang zijn voor het koloniseren van de nieuwe leefgebieden.

Discussie

Bovenstaande verschuiving is gebaseerd op de veranderingen in temperatuur en neerslag volgens het RCP6.0-scenario. Bij andere scenario’s kan het beeld anders zijn, hoewel we verwachten dat een noordelijke verschuiving ook bij andere klimaatscenario’s zichtbaar zal zijn. De weergegeven verschuiving van de Atlantische regio is echter waarschijnlijk een conservatieve inschatting. Ten eerste omdat het RCP 6.0-klimaatscenario niet het extreemste klimaatscenario is. Het scenario gaat uit van een temperatuurverhoging van ongeveer 1,5 graad in Nederland in 2050 t.o.v. de periode 1981-2010. In Nederland gaat de opwarming echter snel. Indien de temperatuurverhoging in 2050 hoger uit zal vallen, zal de verschuiving ook groter worden. Een tweede reden waarom we denken dat dit een conservatieve schatting is, is een meer methodische reden. In de analyse gaan we ervan uit dat naast klimaat, de eigenschappen van de bodem voor een belangrijk deel de ligging van de Atlantische regio bepalen. Echter, als deze aanname niet klopt en klimaat een veel dominantere eigenschap is die de Atlantische regio onderscheidt van andere biogeografische regio’s, dan zal de verschuiving van klimaat alleen een veel grotere verschuiving van de Atlantische regio veroorzaken. Daarnaast moet gerealiseerd worden dat Figuur 5.14 samenvat hoe de Atlantische regio als geheel door klimaatverandering kan verschuiven. Afzonderlijke planten- en diersoorten kenmerkend voor deze regio zullen verschillen laten zien in de manier waarop ze verschuiven (zie ook paragraaf 5.13). Of soorten de nieuwe gebieden met potentieel geschikt klimaat wel kunnen bereiken, is daarbij nog onzeker en zal voor een belangrijk deel afhangen van de daadwerkelijke beschikbaarheid van voldoende geschikt leefgebied en van een goede verbinding tussen de leefgebieden, zowel in de huidige Atlantische regio als de nieuwe gebieden. Een goede verbinding is nodig, zodat de soorten zich kunnen verplaatsen door het landschap naar de nieuwe gebieden. Dit zal ook afhangen van de eigenschappen van de soorten zelf, zoals hoe makkelijk ze zich verspreiden en hoe kritisch ze zijn ten aanzien van de kwaliteit van hun leefgebied. Dit zal ervoor zorgen dat niet alle planten- en diersoorten die karakteristiek zijn voor de Atlantische regio het potentieel geschikte leefgebied zullen bereiken. Hoe verder weg het nieuwe gebied ligt ten opzichte van de grenzen van de huidige Atlantische regio, hoe minder soorten erin zullen slagen om die gebieden te bereiken in de toekomst en hoe kleiner de kans dat er zich volwaardige habitattypen zullen ontwikkelen, zoals die nu kenmerkend zijn voor de Atlantische regio. De afstandsklassen met betrekking tot bereikbaarheid die in Figuur 5.14 zijn gebruikt, geeft een grove indicatie van het aantal soorten uit de Atlantische regio dat het nieuwe gebied zou kunnen bereiken.

In de gebieden waar het klimaat naar verwachting ongeschikt zal worden, zullen de meeste soorten naar alle waarschijnlijkheid niet meteen verdwijnen. Naar verwachting zal eerst de populatieomvang gedurende lange tijd afnemen, voordat een soort lokaal helemaal verdwijnt. Dit proces kan daarnaast vertraagd worden als het leefgebied heterogeen is en in andere opzichten van goede kwaliteit is.

Technische toelichting

Deze berekening is gedaan door middel van een analyse, waarin een statistische relatie is gelegd tussen enerzijds klimaatgegevens (RCP6.0) en bodemeigenschappen (Hellegers et al., 2020) en anderzijds de kaart van de biogeografische regio’s in Europa (EEA, 2016). Voor de analyse is de mediterrane biogeografische regio binnen Europa uitgebreid met de rest van de regio, dat rond de Middellandse zee ligt in Noord-Afrika en het Midden-Oosten (Mittermeier et al., 2004). Vervolgens is een statistische relatie gelegd tussen de huidige klimaat- en bodemeigenschappen en de ligging van alle biogeografische regio’s. Op basis van deze relaties zijn ruimtelijke projecties gemaakt van de kans op voorkomen van alle biogeografische regio’s op iedere locatie. Met betrekking tot de ligging van de Atlantische regio in 2050 in het figuur zijn die gebieden gemarkeerd waar, voor de projectie in 2050, de modelinschatting van kans op voorkomen groter is dan 0,5.

De bereikbaarheid van het nieuwe Atlantische gebied voor planten- en diersoorten is ingeschat op basis van onderzoek van Hellmann et al. (2016). De categorieën van de mate van bereikbaarheid zijn gebaseerd op Tabel 1 van Hellmann et al. (2016). Hierin staat dat ongeveer 3/4 van de soorten 40% van het areaal van potentieel geschikt verspreidingsgebied kan bereiken, de helft van de soorten zo’n 70% en een kwart van de soorten kan 85% bereiken. De afstanden ten opzichte van de grens van de huidige ligging van de Atlantische regio in de legenda van Figuur 5.14 geven grofweg deze

70 |

WOt-technical report 190

5.12

Relatie tussen afname stikstofdepositie en areaal

stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden onder de