• No results found

habitatrichtlijnen in landnatuur bij verschillende scenario’s

Kernboodschappen:

• In Business as Usual neemt het doelbereik toe tot circa 65%, 100% doelbereik komt niet in zicht. Het scenario Hoger Doelbereik laat zien dat VHR-doelbereik op het land fors is te verhogen met een combinatie aan maatregelen.

Figuur 5.1 Modelinschatting van de stijging in landelijk doelbereik van landnatuur bij de

verschillende scenario’s. Bij Business as Usual stijgt het doelbereik van circa 55% tot 65% als gevolg van de uitvoering van vastgesteld beleid in combinatie met de invloed van een aantal sociaal-

economische ontwikkelingen. Bij extra aanvullende maatregelen uit het scenario van Hoger Doelbereik stijgt het doelbereik tot 90%. We schatten echter in dat bij verdere ruimtelijke optimalisatie van de modelinvoer van de landnatuur het doelbereik zelfs zou kunnen toenemen tot 95%. Dit betreft de Figuren B.3, 4.3 en 5.3 in Van Hinsberg et al. (2020).

38 |

WOt-technical report 190

Resultaten

Op basis van modelberekeningen voor landnatuur is de verwachting dat, met vastgesteld beleid en onder invloed van autonome ontwikkelingen, het doelbereik in 2050 maximaal 65% zal zijn

(Figuur 5.1). Per saldo verbetert het doelbereik na afronding van het Natuurpact niet veel meer. De overgrote winst wordt geboekt met maatregelen die tot 2030 genomen worden en is dus ook al vlak na 2030 bereikt. Bij de ontwikkeling van het scenario is aangenomen dat daarna geen grootschalige natuurmaatregelen genomen worden, vergelijkbaar met de afronding van de NNN en dat de

trendmatige sociaaleconomische ontwikkelingen weinig invloed hebben op landnatuur. Dat deze aannames grote onzekerheden kennen wordt geïllustreerd doordat sinds de uitwerking van het BAU- scenario nieuw beleid is ontwikkeld waarbij 3 miljard euro aanvullende financiering voor een verdere impuls voor de verbetering van natuurkwaliteit is toegezegd. De uitkomsten onderschrijven de uitkomsten van eerdere analyses uit de lerende evaluatie van het Natuurpact uit 2017 (PBL & WUR, 2017). Nieuw is dat de analyse ook door experts is getoetst en doorgetrokken is naar 2050.

De toename van het areaal natuurgebied met kwetsbare ecosystemen en de (lokale) verbetering van milieu- en watercondities hebben volgens onze analyses een positief effect op de VHR-soorten en VHR-habitattypen voor landnatuur in natuurgebieden. De analyses laten daarmee zien dat het beleid dat inzet op de VHR-natuur, werkt.

De combinatie aan natuur- en milieumaatregelen uit HDB maakt volgens onze modelberekeningen een realisatie van circa 90% van de Vogel- en Habitatrichtlijndoelen in landnatuur mogelijk (zie

Figuur 5.1). We schatten in dat bij nog verdere ruimtelijke modelmatige optimalisatie het doelbereik zelfs zou kunnen toenemen tot 95%.

Deze toename in doelbereik is alleen te realiseren door de in dit scenario uitgewerkte combinatie van maatregelen binnen en buiten natuurgebieden. Wanneer alleen zou worden ingezet op vergroting van natuurgebieden (zonder het verbeteren van de kwaliteit van bestaande natuurgebieden) zou slechts een toename van het doelbereik tot circa 75% mogelijk zijn. Met alleen maatregelen buiten

natuurgebieden, inclusief de stikstofdepositiedaling van 35%, zou het doelbereik niet verder groeien dan tot ruim 70% (zie ook Bijlage 8). Gezamenlijk, in combinatie met intern herstel en het wegnemen van andere belemmeringen in doelbereik, loopt het doelbereik op tot 90-95%.

Discussie

De indicator die het model berekent (zie paragraaf 5.1.3), is niet gelijk aan de ‘staat van

instandhouding’ zoals de Europese richtlijnen het doel van de VHR beschrijven. Wij zijn van mening dat de indicator wel een goede indicatie geeft op basis van de condities die het vóórkomen van soorten van de VHR mogelijk maakt. Dit blijkt ook uit de vergelijking van de modelberekening van de huidige situatie met metingen uit de recente officiële monitoringsrapportages (Pouwels en Henkens, 2020). Indien de individuele beoordelingen van de staat van instandhouding van soorten en

habitattypen uit de laatste officiële monitoringsrapportages worden gesommeerd, dan lijken die sterk op de cijfers uit het model (zie onderstaande tabel en Pouwels en Henkens, 2020). Dit geldt ook als in de metingen wordt gekeken naar alleen de soorten en habitattypen van landnatuur. Ook komen de modelinschattingen van de resultaten van uitvoering van provinciale natuurbeleidsplannen goed overeen met de uitspraken in de VHR-rapportages over toekomstige ontwikkelingen (Tabel 5.1); de modelresultaten van BaU komen goed overeen met wat experts inschatten aan veranderingen in staat van instandhouding. Onduidelijk blijft echter nog in hoeverre het model de toestand van habitattypen goed inschat door te kijken naar condities van voorkomen van typische soorten van deze

habitattypen. Validatie is nog lastig, omdat metingen over staat van instandhouding van afzonderlijke typische soorten nog ontbreken. Wel zijn metingen over de staat van instandhouding van habitattypen beschikbaar (LNV, 2019b) maar deze dichotome beoordeling geeft weinig inzicht in de mate waarin onderdelen variëren (subtypen en typische soorten).

Tabel 5.1 Modelinschattingen voor het behalen van het doelbereik in 2017 en 2027 uit

verschillende rapporten.

Afstand tot 100% doelbereik Afstand tot 100% doelbereik (2017)

Afstand tot 100% doelbereik (2027)

MNP – condities voor landnatuur in rapportage PBL en WUR, 2017

47%-punten 36%-punten

Idem afgerond op 5%-punten 45%-punten 35%-punten

VHR rapportage LNV 2019 – landnatuur (Pouwels en Henkens, 2020) 47%-punten 36%-punten VHR rapportage LNV 2019 – Nederland (Pouwels en Henkens, 2020) 47%-punten 36%-punten

Voor HDB komen expertschattingen (zie hiervoor 5.2) en modeluitkomsten iets minder goed overeen. Echter ook experts verwachten dat er een forse groei van doelbereik op kan treden (zie ook

paragraaf 5.2). Experts schatten in dat het doelbereik voor landnatuur ook op dezelfde orde van grootte uit kan komen; namelijk op – iets lager dan het model berekend heeft – maximaal 85%. Experts

noemen daarbij ook belemmeringen voor doelbereik die niet in het model worden meegenomen, zoals de nadelige invloed van exoten, problemen met leefgebieden voor trekvogels in het buitenland en een hersteltijd die langer kan duren dan dertig jaar. Ook voor een aantal habitattypen zou niet voor de volle 100% een gunstige staat van instandhouding gerealiseerd kunnen worden.

De berekeningen voor HDB laten bovendien zien dat nog geen ruimtelijke configuratie is gevonden die daadwerkelijk, ook niet onder optimale milieu- en watercondities, ruimte biedt aan het beoogde 100%-doelbereik. De modelschatting komt nu tot 90%. Voor 10% van de VHR-soorten is er klaarblijkelijk in de beheertypenkaart van HDB nog een tekort in omvang van aaneengesloten leefgebied. De optimalisatie na de eerste berekening heeft dus nog niet geresulteerd in een optimale kaart. Op basis van de resultaten is wel te zien dat voor enkele soorten bijna duurzaamheid

gerealiseerd is. Op basis van deze resultaten verwachten wij dat nog circa 5% extra doelbereik gerealiseerd zou kunnen worden als we de beheertypenkaart voor HDB verder optimaliseren; het extra leefgebied van deze 5% van de VHR-soorten in de 150.000 ha moet klaarblijkelijk nog net op iets andere locaties of in iets grotere eenheden gelokaliseerd worden om duurzaam voortbestaan mogelijk te maken. Een verdere verhoging tot 100% doelbereik zou model-technisch mogelijk zijn met grotere aanpassingen aan de kaart: extra hectaren, mogelijk op minder geschikte locaties, of met omvorming van bestaande natuurgebieden (bijvoorbeeld door in bestaande natuur bos om te zetten in heide). Die modelanalyse hebben we niet gedaan, omdat dat een wat theoretische exercitie zou zijn. Met de modelberekeningen laten we zien wat de grote knoppen zijn om aan te draaien om tot een goede staat van instandhouding voor alle soorten en habitattypen te komen. Experts geven echter aan dat ook andere factoren dan ruimte en milieu- en watercondities die niet in het model zijn

meegenomen, het daadwerkelijk vóórkomen van soorten kunnen belemmeren. Experts verwachten dan ook een lager doelbereik in HDB dan het model nu inschat. Deels doordat voor sommige soorten de ruimtelijke opgave zeer groot is en daarmee niet realistisch. Deels omdat zij verwachten dat een depositieverlaging van 35% in combinatie met herstelbeheer niet overal optimale condities zal gaan creëren, omdat er ook nadelen aan herstelbeheer kunnen kleven voor sommige habitattypen en soorten (zie paragraaf 5.9).