• No results found

Mogelijk effect van herstelbeheer per landschapstype

Habitatrichtlijnsoorten en op habitattypen

5.9 Mogelijk effect van herstelbeheer per landschapstype

Kernboodschap:

• Experts geven aan dat herstelbeheer grenzen heeft.

Figuur 5.12 Met herstelbeheer, gevolgd door adequaat regulier vervolgbeheer, zijn niet alle habitat

(sub)typen te behouden of te herstellen. Voor een aantal typen voldoen de herstelmaatregelen op habitatniveau. Voor andere typen voldoen ze niet en zijn extra maatregelen op landschapsniveau nodig om ecologische processen, en daarmee het natuurlijk functioneren, te herstellen. In een aantal gevallen voldoet ook dit niet en zullen alternatieve oplossingsrichtingen moeten worden gezocht, zoals lokaal aanvullende depositieverlaging of extra inzet voor kwaliteitsverbetering of areaaluitbreiding. Dit betreft de Figuur 6.2 in Van Hinsberg et al. (2020).

Resultaten

In zowel het Business as Usual- als het Hoger Doelbereik-scenario wordt gewerkt aan herstel, deels door het nemen van brongerichte maatregelen (stikstofemissiereductie, verminderde

grondwateronttrekking), deels door het uitvoeren van herstelbeheer zoals plaggen van sterk vergraste heide en bekalking van verzuurde bosbodems. Herstelbeheer is vaak nodig om de historische schade weg te nemen. Daarnaast kan met herstelbeheer getracht worden tegenwicht te bieden aan de doorlopende negatieve gevolgen van de drukfactoren, zoals vermesting en verdroging en het

ontbreken van natuurlijke dynamiek. In beide scenario’s wordt ervan uitgegaan dat herstelbeheer ter plaatse leidt tot een goede kwaliteit van het leefgebied.

Experts geven echter aan dat herstelbeheer grenzen heeft. Bij een te kleine daling van drukfactoren op natuur (stikstofdepositie, verdroging, verzuring en/of versnippering) kan het rendement van herstelbeheer in die natuur gaan afnemen of zelfs het doelbereik negatief gaan beïnvloeden. Zo kunnen ingrepen, zoals plaggen, langdurig negatief doorwerken o.a. door de aantasting van de zaadbank en afvoer van essentiële voedingsstoffen. Herstelbeheer kan soms helpen de gewenste (vegetatie)structuur te behouden, bijvoorbeeld een mooie paarse heide, maar wanneer het herstel- beheer de onderliggende ecologische processen van het ecosysteem niet verbetert, zullen vele karakteristieke soorten van diezelfde heide achteruit blijven gaan. Herstelbeheer is succesvoller als niet alleen de (vegetatie)structuur herstelt kan worden, maar ook het ecologisch functioneren van het systeem (i.r.t. bodem, voedselweb, dynamiek).

Wanneer we rekening houden met de beperkingen die herstelbeheer met zich meebrengt, zal de aanname die in de scenario’s gedaan is dat herstelbeheer leidt naar optimale condities voor soorten,

64 |

WOt-technical report 190

niet correct zijn. Grof geschat zou dit betekenen dat voor landnatuur de toename van doelbereik door de maatregelen uit BaU met een derde kan teruglopen doordat maatregelen in de loop der tijd uitgewerkt raken (3 procentpunten van de 10 procentpunten toename tussen BaU en huidig). Het doelbereik voor landnatuur in HDB zou circa 5 procentpunten lager kunnen worden.

Discussie

In het verleden zijn er goede ervaringen opgedaan met herstelbeheer, waarbij vegetaties zich na ingrepen herstellen en ook faunasoorten gebieden opnieuw koloniseren. Succes kan echter ook uitblijven (Suding, 2011). Wanneer de oorzakelijke drukfactoren onvoldoende worden aangepakt, zal de kwaliteit van het leefgebied na verloop van tijd weer achteruitgaan en zal er opnieuw herstelbeheer nodig zijn. Er is dan als het ware sprake van dweilen met de kraan open. Het succes van herstelbeheer is dan ook afhankelijk van een set aan factoren, waaronder de mate waarin natuurlijke processen hersteld kunnen worden, zoals de natuurlijke dynamiek in waterhuishouding of ontsluiting van

leefgebieden (Suding, 2011; Bijlsma et al., 2017). Deze lokale differentiatie is niet meegenomen in het overzicht, maar wordt wel meegegeven als aanbeveling voor de categorieën waar herstelbeheer beperkingen met zich meebrengt.

Tussen de verschillende experts die betrokken waren bij deze analyse waren er enkele verschillen van mening over de mate waarin habitat(sub)typen met herstelbeheer een goede kwaliteit kunnen krijgen. Een van de verschillen had bijvoorbeeld betrekking op de Droge duinen, waarbij gezegd kan worden dat het grootschalige landschap nog aanwezig is om natuurlijke processen toe te laten, maar aan de kant kan geredeneerd kan worden dat momenteel andere functies, zoals waterwinning, recreatie en met name kustveiligheid, dermate belangrijk zijn dat het behoud van deze functies het herstel van natuurlijke processen tegen zullen gaan. Bij de uiteindelijk gekozen indeling met drie categorieën verschilde het totaalbeeld echter niet tussen de experts.

Technische toevoeging

De (sub)habitattypen zijn in zeven hoofdgroepen ingedeeld die elk rond de tien (sub)habitattypen bevatten. Voor de inschatting van het effect van herstelbeheer is met name gebruikgemaakt van informatie uit de Habitatrichtlijnrapportage, documenten rond de Maatregelen in PAS-herstel- strategieën (deel II en deel III) en SNL-maatregelen. De indeling heeft geresulteerd in vier

categorieën, waarbij per habitat(sub)type is aangegeven op welk schaalniveau (habitat, landschap) structuur en functie zijn te behouden of te herstellen:

1. Structuur en functie kunnen worden behouden/hersteld door maatregelen op habitatniveau; 2. Structuur kan worden behouden/hersteld op habitatniveau, maar functie alleen met extra

maatregelen op landschapsniveau;

3. Structuur en functie kunnen alleen worden behouden/hersteld met extra maatregelen op landschapsniveau;

4. Maatregelen zijn ontoereikend voor behoud/herstel van structuur en functie.

De habitat(sub)typen zijn per landschapstype samengevoegd. Dit is gedaan om inzichtelijk te maken dat er verschillen zijn tussen het Duingebied, Laag-Nederland en Hoog-Nederland (zie voor een verdere toelichting Bijlage 9).

• De resultaten van deze indeling zijn voorgelegd aan twee externe experts op het gebied van herstelbeheer. Dit heeft geleid tot enkele wijzigingen tussen de categorieën. Voor het overzicht in het eindresultaat zijn de 2e en 3e categorie samengenomen en worden aanbevelingen gedaan met betrekking tot het landschapsniveau. Deze aanpassingen zijn weer voorgelegd aan de experts.

Tabel 5.6 Overzicht van de werkwijze voor de indeling van habitat(sub)typen voor de beoordeling

met betrekking tot belemmering van herstelbeheer.

Criterium Ja,

habitattype kan de komende ca. 30 jaar door maatregelen worden behouden en hersteld ten aanzien van:

Nee,

habitattype kan de komende ca. 30 door maatregelen niet worden behouden en hersteld ondanks maatregelen: Structuur • Kwalificerende vegetatietypen en karakteristieke

ontwikkelingsstadia • Vereiste abiotische toestand

(bodemvruchtbaarheid, vochtvoorziening e.d.)

Kenmerkende vegetatietypen of ontwikkelingsstadia verdwijnen,

structuurbepalende soorten (bijv. gras, riet, struik, boom) worden verdrongen en/of de abiotische toestand chronisch verslechtert

Functie • Ongewenste drukfactoren • Vereiste abiotische processen

• Eisen van karakteristieke soorten aan biotische processen (voortplanting, uitwisseling, hervestiging, plant-dier-interacties e.d.),

uitwijkmogelijkheden (risicospreiding) en dynamiek van leefgebiedcondities

Ongewenste drukfactoren werkzaam blijven, vereiste abiotische processen wegvallen en/of het leefgebied van (steeds meer) karakteristieke soorten verslechtert, resulterend in inteelt, ‘uitsterfschuld’ (extinction debt) en/of lokaal uitsterven

66 |

WOt-technical report 190

5.10

Modelinschatting van verandering van kans op

voorkomen van landplanten door klimaatverandering