• No results found

Muzikale waarden in de praktijk

Artistieke uitvoering

Hoofdstuk 4 Muzikale waarden in de praktijk

Inleiding

In hoofdstuk 3 is beschreven op welke manier de waarden van absolute instrumentale concertmuziek voor recipiënten verbonden kunnen worden aan de concertpraktijk.

Het is daarbij tot nu toe echter bij theoretische uitspraken gebleven. Dit vierde hoofdstuk richt zich meer op de praktijk en vormt een weergave van de werkelijke ervaring van de muzikale waarden door concertbezoekers, zoals deze in figuur 2 op pagina 24 zijn opgesteld. Deze figuur vormt een belangrijk uitgangspunt voor het empirisch onderzoek, waarvan in dit hoofdstuk de resultaten gepresenteerd worden.

Daarnaast levert dit hoofdstuk tevens een bijdrage aan de overkoepelende doelstelling van het onderzoek, en wel in die zin dat met behulp van de empirie vastgesteld is of de invloed van de aanpassingen aan de reguliere concertpraktijk op de ervaring van de muzikale waarden door de concertbezoekers van positieve of negatieve aard is. Aan de hand van die bevindingen kan een wetenschappelijke bijdrage geleverd worden aan de discussie binnen het gevestigde muzikale veld in Nederland (hoofdstuk 2).

Bij de selectie van geschikte concerten voor dit onderzoek, vormde het feit dat de gespeelde werken zo vergelijkbaar mogelijk waren een essentiële voorwaarde. Zo werd, om de vergelijking met betrekking tot de beleving van muzikale waarden zo goed mogelijk te kunnen maken, uitgegaan van de noodzaak een aantal concerten te vinden, die werken van dezelfde componist centraal stelden. Deze rol bleek, met dank aan het Stravinskyfestival van Het Gelders Orkest, weggelegd voor de 20e-eeuwse componist Igor Stravinsky. Dankzij dit festival werd het mogelijk de twee combinatieconcerten L’Histoire du Soldat en Petroesjka in het onderzoek te betrekken. In dezelfde periode bracht het Nederlands Radio Symfonie Orkest Stravinsky’s Circus Polka ten gehore. Dit concert is in het onderzoek als regulier concert beschouwd.

Qua doelen wijken de beide combinatieconcerten enigszins af van de doelen die in hoofdstuk 2 beschreven staan als belangrijkste redenen voor orkesten om reguliere concerten met andere kunstuitingen te combineren. Het doel dat Het Gelders Orkest met het Stravinskyfestival voor ogen had was namelijk niet zozeer het bereiken van een jonger publiek door in te spelen op de zapcultuur of door zijn imago te verbeteren. Daarnaast zijn de gemaakte combinaties niet zeer ongewoon: zo is L’Histoire du Soldat door Stravinsky geschreven voor orkest en verteller, en hoewel Het Gelders Orkest in deze uitvoering wel dansers en acteurs toevoegde, was de combinatie reeds gemaakt door de componist zelf. In Petroesjka is muziek gecombineerd met (verschillende soorten) dans: wat op zichzelf ook een relatief gangbare combinatie is.

Voor het doel van het empirisch onderzoek vormen deze factoren echter geen probleem. Het is namelijk niet gericht op de vraag of de combinatieconcerten ook andere publieksgroepen trekken dan reguliere concerten, maar op de (veel interessantere) vraag in hoeverre de beleving van de muzikale waarden beïnvloed wordt wanneer het muzikale gecombineerd wordt met andere kunstvormen.

In §1 van dit vierde hoofdstuk is ter inleiding gedetailleerde informatie over de in het onderzoek betrokken concerten opgenomen. Vervolgens vormt §2 een overzicht van en een toelichting op de gehanteerde onderzoeksvragen; §3 bevat de methodologische verantwoording van het onderzoek als geheel en van het gebruikte instrument in het bijzonder. De resultaten zijn per deelvraag uitgewerkt in §4. §5 tenslotte is een conclusie.

§ 1. De in het onderzoek betrokken concerten

§ 1.1 L’Histoire du Soldat

In de uitvoering van Stravinsky’s l‘Histoire du Soldat tijdens het Stravinskyfestival werden musici van Het Gelders Orkest, acteurs van Toneelgroep Oostpool, dansers van Introdans en een verteller samengebracht. De voorstelling vond plaats in Huis Oostpool te Arnhem, op 17 t/m 20 en 23 t/m 27 juni 2004. De leiding was in handen van dirigent Nikolai Alexeev, regisseur Jos van Kan en choreograaf Ben Holder. Het door de organisatie uitgegeven programmaboekje geeft de volgende toelichting op de voorstelling:

“Het is 1918. De Russische componist Igor Stravinsky verblijft als banneling in Zwitserland. Door de Eerste Wereldoorlog kan hij niet terug naar zijn geboorteland en sinds 1917 - de Russische Revolutie - is de weg dubbel afgesneden. In Zwitserland ontmoet hij de schrijver C.F. Ramuz. Voor beide kunstenaars geldt dat er geld verdiend moet worden, want de contacten met hun uitgeverijen zijn eveneens door de oorlog afgesneden. Het idee ontstaat voor een kleine muziektheatervoorstelling, met het verhaal van een oud Russisch volkssprookje. Creativiteit en economische noodzaak leveren een prachtig werk op: L'Histoire du Soldat. Stravinsky ontwikkelt een nieuw geluid met een bonte mix van muziekstijlen, van barok contrapunt tot jazz.

Het verhaal van Histoire du Soldat is een variant op de oeroude Faust-vertelling.

Deze Russische versie gaat over een soldaat op weg naar huis die zijn ziel aan de duivel verkoopt in ruil voor rijkdom.

Een soldaat met verlof wordt aangesproken door de duivel die de gedaante van een oude man aangenomen heeft. De ouderling bedelt om de viool van de soldaat.

De soldaat laat zich ompraten en ruilt zijn viool voor een toverboek waarin alle toekomstige beursinformatie staat. De soldaat wordt enorm rijk – maar niet gelukkig. Als hij een vreemd koninkrijk passeert en een ongeneeslijk zieke prinses tegenkomt, verschalkt de soldaat zijn oude viool en speelt voor de prinses, die spontaan geneest. De duivel is ontzet over de truc waarmee de soldaat hem om de tuin heeft geleid en spreekt een banvloek over hem uit. Wanneer hij zich buiten de grenzen van zijn koninkrijk begeeft, zullen de gevolgen niet te overzien zijn. De prinses verleidt de soldaat echter om het land waar hij vandaan komt te bezoeken.

Histoire du Soldat is Stravinsky ten voeten uit in miniatuurformaat: een lichtgewicht reisvoorstelling voor musici, acteurs, dansers en een verteller.

Toneelgroep Oostpool, Introdans en Het Gelders Orkest bundelen hun krachten in een bijzondere, energieke versie van dit wereldberoemde kleinood door de

synthese van muziek, toneel, dans en vormgeving.”

Leden van Het Gelders Orkest, Introdans en Toneelgroep Oostpool in l‘Histoire du Soldat.

(© Hans Gerritsen)

§ 1.2 Bluebird, Shorthand en Petroesjka

De drie werken Bluebird, Shorthand en Petroesjka (Stravinsky) vormden tezamen de voorstelling van 26 en 27 juni 2004 in de Arnhemse Schouwburg. Zij werden, net als Histoire du Soldat, uitgevoerd in het kader van het Stravinskyfestival. Deze voorstelling bestond uit een nauwe samenwerking tussen Het Gelders Orkest en Introdans, en werd voorafgegaan door het programma Roll Over Igor, een

“lichtvoetige ode aan de grote componist Stravinsky. Kleine en grotere ensembles en solisten van deze instellingen (te weten ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten en het Domein van Kunst en Cultuur Arnhem, KJ.) brengen op verschillende plekken in de Schouwburg Arnhem een wild boeket van diverse stukken ten gehore. Roll Over Igor begon op 26 juni om 18:00 uur (en ging door tot de aanvang van Bluebird, Shorthand en Petroesjka om 20:00 uur) en was gratis toegankelijk voor publiek.”222 Het programmaboekje van het festival geeft de volgende toelichting op het hoofdprogramma van de avond:

“In het stuk Bluebird uit 1941 toont Stravinsky zijn bewondering voor de grote balletcomponinst Tsjaikovksi. Hij bewerkte vier korte delen uit diens ballet De Schone Slaapster (Doornroosje) op zijn geheel eigen wijze. Het stuk geldt als ouverture voor de balletten Shorthand en Petroesjka.

Shorthand/Six Stravinsky Pieces bestaat uit twee keer drie delen en wordt door zes dansers uitgevoerd. Het eerste deel wordt unisono gedanst, het tweede door afzonderlijke paren. Hans van Manen is in deze choreografie barokker te werk gegaan dan gewoonlijk en heeft het minimale losgelaten. "De muziek vroeg om veel beweging," aldus de choreograaf. De titel verwijst naar stenograferen: Shorthand bestaat uit ogenschijnlijk losse fragmenten, die uiteindelijk wel in een organisch verband komen te staan. Na Shorthand volgt de geschiedenis van Petroesjka, de Russische Pierrot. Een poëtisch volksverhaal over een liefde tussen tot leven gebrachte poppen. Petroesjka speelt zich af rond 1830 op de grote jaarmarkt in Sint Petersburg. In het ballet Petroesjka behoudt de muziek haar autonome waarde, perfect aangepast aan het onderwerp. Choreograaf Jorma Uotinen heeft het verhaal van Petroesjka teruggebracht tot zijn essentie. In zijn versie is de poppenspeler vervangen door een machtige machine die alles voortbeweegt.

In zijn biografische schets Chroniques de ma vie, verschenen in 1937, vertelt Igor Stravinsky uitvoerig over de merkwaardige ontstaansgeschiedenis van zijn tweede grote ballet. ‘Na de succesvolle maar enerverende eerste opvoeringen van De Vuurvogel besloot ik Parijs tijdelijk te verlaten om aan het meer van Genève mijn gedachten verder te laten gaan over het werk dat Le Sacre du Printemps moest worden. Het werk wilde echter niet vlotten. Bij wijze van ontspanning zette ik een concertstuk voor piano en orkest op papier. Terwijl ik deze muziek schreef zag ik duidelijk het beeld voor mij van een plotseling tot leven gebrachte pop, die met watervallen van duivelse arpeggio’s het orkest tot wanhoop drijft en dat hem vervolgens met onheilspellende fanfares beantwoordt. Toen het bizarre stuk klaar was, zocht ik dagenlang naar een titel. Het werd

‘Petroesjka’, de eeuwige ongelukkige held van alle kermissen in alle landen. Dat was het!

Ik had mijn titel gevonden.’”

Het onderzoek richtte zich van deze werken vooral op Petroesjka, omdat dit het hoofdbestanddeel van de voorstelling vormde en verreweg de meeste bezoekers trok.

222 Programmaboek Stravinskyfestival (2004), p. 22.

Dansers van Introdans, in de uitvoering van Stravinsky’s Shorthand.

(© Hans Gerritsen)

§ 1.3 Circus Polka

Het in het onderzoek betrokken reguliere klassieke concert vond plaats op vrijdag 2 juli 2004 in het Concertgebouw te Amsterdam en werd uitgevoerd door het

Nederlands Radio Symfonie Orkest. De keuze voor dit specifieke concert is gemaakt, omdat er, net als bij de feit dat bij alle drie de concerten dezelfde componist centraal staat is bevorderlijk voor de vergelijkbaarheid ervan.

Naast Stravinsky’s Circus Polka werden ook Schumanns Concert voor Piano en Orkest in a, op. 54, en Bartoks Concert voor Orkest uitgevoerd onder leiding van dirigent Paolo Carignani. Deze werken spelen echter geen hoofdrol in het onderzoek:

de respondenten is gevraagd zich bij het invullen van de vragenlijst uitsluitend te richten op de ervaringen tijdens Circus Polka.

§ 2. Onderzoeksvragen

Om inzicht te krijgen in de werkelijke ervaring van muzikale waarden door concertbezoekers tijdens bovengenoemde concerten, staat in dit empirisch onderzoek de volgende vraag centraal:

Welke invloed heeft toevoeging van theatrale kunstvormen aan absolute instrumentale concertmuziek gehad op de wijze waarop de waarden van muziek ervaren zijn?

Deze onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van een tweetal deelvragen:

1. Hoe worden de verschillende waarden van absolute instrumentale muziek ervaren door de bezoekers tijdens het reguliere concert? En hoe bij de combinatieconcerten? Wat zijn de verschillen?

Deze vraag geeft een duidelijk beeld van de overeenkomsten en de verschillen in beleving van de waarden door de bezoekers van de verschillende concerten. Om echter meer te weten te komen over de oorzaken van de verschillen, is de volgende vraag van belang:

2. In hoeverre zijn de waargenomen verschillen veroorzaakt door toevoeging van de betreffende theatrale kunstvormen? En in hoeverre zijn er andere oorzaken?

Deze tweede deelvraag heeft betrekking op de oorzaak van de verschillen in ervaring van waarden door de verschillende groepen concertbezoekers. Bij reguliere concerten kan deze ervaring alleen veroorzaakt worden door het muzikale deel van het concert, bij combinatieconcerten kunnen de waarden ook veroorzaakt, versterkt of juist afgezwakt worden door andere dan muzikale aspecten. Daarom is het allereerst van belang te weten of de ervaring van de waarden veroorzaakt wordt door het muzikale deel van het concert of juist door het combinatiegedeelte.223

Daarnaast is er nog een aantal andere factoren dat een rol kan spelen bij de verschillen in ervaring van de waarden. Zo wordt er bij het interpreteren van de resultaten rekening gehouden met de motieven die aan concertbezoek ten grondslag

223 Deze vraag heeft betrekking op veranderingen in kernlaag B.

liggen, met de bezoekfrequentie van het publiek, de muzikale vaardigheid die men heeft, en met de voorkennis van de gespeelde werken waarover men beschikt. Deze aspecten worden in § 3.3.2 uitvoerig toegelicht.

Ook veranderingen binnen kernlaag C van de concertpraktijk kunnen een rol hebben gespeeld bij wijze waarop de muzikale waarden ervaren zijn. Om deze reden wordt ook een aspect als de entourage betrokken in de interpretatie. Deze speelde vooral een rol tijdens het Petroesjka-concert, waaraan het gratis toegankelijke programma Roll Over Igor voorafging. Daarbij brachten kleine en grotere ensembles en solisten op verschillende plekken in de Arnhemse Schouwburg diverse werken ten gehore. Veranderingen in de basisdienst D, zoals het doorbreken van de conventies, zijn in het empirisch onderzoek buiten beschouwing gelaten, omdat deze, zoals ze zijn beschreven in § 2.4 van hoofdstuk 3, niet aan de orde waren bij de in het onderzoek betrokken concerten.

§ 3. Opzet en uitvoering van het onderzoek

§ 3.1 Methoden

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, is een onderzoek uitgevoerd dat hoofdzakelijk exploratief van aard is. De keuze voor dit type onderzoek is gemaakt op basis van de aard van de centrale vraag, waarin het verband tussen de mate waarin muzikale waarden ervaren worden en de aanpassing van de concertpraktijk een hoofdrol speelt. Om de verschillende deelvragen te beantwoorden en zo inzicht te krijgen in deze problematiek, is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een schriftelijke enquête met gesloten vragen, die voor aanvang van de drie concerten is uitgedeeld aan de bezoekers ervan. De vragenlijsten zijn na afloop van de concerten ter plaatse door de respondenten geretourneerd. Een voordeel van deze methode was ten eerste dat op deze manier in een kort tijdsbestek een zo groot mogelijk aantal respondenten benaderd kan worden en ten tweede dat door het gesloten karakter van de vragen een nauwkeurige vergelijking gemaakt kan worden. De door middel van de enquête verzamelde gegevens zijn verwerkt met behulp van het programma SPSS 11.0. De aard van het onderzoeksinstrument wordt in § 3.3 toegelicht.

§ 3.2 Populatie / steekproef

De onderzoekspopulatie werd gevormd door de bezoekers van de drie bezochte concerten. In totaal bestond deze uit 600 (Petroesjka) + 190 (L’Histoire) + 598 (Circus Polka) bezoekers. Niet alle bezoekers zijn echter ondervraagd: bij Petroesjka zijn er 180 enquêtes uitgedeeld, bij L’Histoire 105 en bij Circus Polka 196. Er is uit alle bezoekers een aselecte steekproef getrokken: iedere bezoeker had een gelijke kans om in het onderzoek betrokken te worden. De uiteindelijke (bruikbare) respons bestond bij Petroesjka uit 88 geretourneerde enquêteformulieren (dat is 48,9% van de uitgedeelde vragenlijsten), bij L’Histoire du Soldat lag dat aantal op 65 (61,9% van het totale aantal uitgedeelde enquêtes) en het reguliere concert Circus Polka leverde 113 volledig ingevulde vragenlijsten op (hetgeen neerkomt op 57,7% van alle benaderde onderzoekseenheden). Er zijn in totaal 481 concertbezoekers benaderd met een enquêteformulier; en in totaal zijn er 266 bruikbare vragenlijsten ingevuld. Dit duidt op een totale respons van 55,3%. De drie concerten samen zijn bezocht door 1388 mensen. Van dit aantal heeft 19,1% zijn medewerking verleend aan het onderzoek. Om te beoordelen of dit percentage representatief is voor de totale

onderzoekspopulatie, dient de samenstelling van de steekproef vergeleken te worden met de samenstelling van de populatie concertbezoekers. In het onderstaande gebeurt dat op basis van leeftijd en geslacht. De samenstelling van de steekproef op deze punten wordt vergeleken met gegevens die uit een relatief grootschalig onderzoek naar concertdeelname (uitgevoerd in 2003 in opdracht van De Nederlandse Bachvereniging) zijn verkregen.224 Deze gegevens fungeren in onderstaande tabellen als controlegroep, die als zodanig ‘NBV 2003’ genoemd is.

Wanneer allereerst gekeken wordt naar de verdeling van de gemiddelde leeftijd (figuur 7) van de concertbezoekers, blijkt dat de steekproef op dit punt voor het grootste deel overeenkomt met de gegevens van de grotere populatie concertbezoekers van De Nederlandse Bachvereniging. De steekproef is dus met betrekking tot de factor ‘leeftijd’ representatief.

L’Histoire (N=64)

Petroesjka (N=86)

Circus Polka (N=107)

Totaal (N=257)

NBV 2003 (N=1115)

<19 3,1% 9,3% - 3,9% 4,3%

20-29 4,7% 7,0% 5,6% 5,8% 5,1%

30-39 6,3% 9,3% 5,6% 7,0% 9,3%

40-49 18,8% 35,6% 35,5% 28,0% 29,1%

50-59 31,3% 20,9% 20,6% 23,3% 25,9%

60> 35,9% 27,9% 32,7% 31,9% 26,3%

Totaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

Figuur 7. Gemiddelde leeftijd van de respondenten per concert en controlegroep.

Ten tweede wordt in het kader van de representativiteit van de steekproef naar het geslacht van de respondenten gekeken. In figuur 8 is te zien, dat in alle drie de concerten die in dit onderzoek betrokken zijn, de vrouwen enigszins oververtegenwoordigd zijn ten opzichte van het onderzoek uit 2003. Deze verschillen zijn echter niet significant en daarom te verwaarlozen. De samenstelling van de steekproef kan dus op basis van deze gegevens representatief genoemd worden.

L’Histoire (N=65)

Petroesjka (N=88)

Circus Polka (N=113)

Totaal (N=266)

NBV 2003 (N=1115)

Man 43,1% 43,7% 41,6% 42,8% 45,5%

Vrouw 56,9% 56,3% 58,4% 57,2% 54,5%

Figuur 8. Percentage mannelijke en vrouwelijke respondenten per concert en controlegroep.

224 Joostens (2003), Publieksonderzoek De Nederlandse Bachvereniging.

§ 3.3 Beschrijving en verantwoording van het onderzoeksinstrument

In dit onderzoek is, zoals gezegd, gebruik gemaakt van een enquête met gesloten vragen. De vragenlijst bestond (onder andere) uit 28 stellingen die inzicht dienden te geven in de mate waarin de muzikale waarden ervaren werden door de respondenten, en daarnaast uit 10 algemenere vragen. In deze paragraaf worden per deelvraag de bijbehorende enquêtevragen besproken en toegelicht.

§ 3.3.1 Operationalisatie deelvraag 1: verschillen in ervaring

Hoe worden de verschillende waarden van absolute instrumentale muziek ervaren door de bezoekers tijdens het reguliere concert? En hoe bij de combinatieconcerten?

Wat zijn de verschillen?

De verschillende waarden die in het eerste deel van deze vraag aan de orde komen, zijn de waarden die voor het eerst in figuur 2 zijn weergegeven. Om te kunnen meten in hoeverre deze waarden ook daadwerkelijk tijdens de concerten zijn ervaren door de bezoekers, zijn deze in de vragenlijst geoperationaliseerd: voor iedere waarde is op basis van de beschrijving in hoofdstuk 1 een (of meer) stelling(en) geformuleerd, waarin getracht is de inhoudelijke kenmerken van de waarde zo precies mogelijk weer te geven. In de vragenlijst zijn rechts naast de 28 stellingen drie kolommen opgenomen, die ieder per stelling specifieke gegevens verzamelen. Het voordeel van deze methode is, dat verschillende vragen tegelijkertijd gesteld konden worden, hetgeen tot gevolg had dat de vragenlijst aanzienlijk korter kon dan wanneer de benodigde gegevens apart van elkaar verzameld hadden moeten worden. Ook voor de respondenten was dit prettig: zij hoefden de 28 stellingen op deze manier niet drie keer te lezen.

In de eerste kolom is de respondent allereerst gevraagd per stelling aan te geven of deze al dan niet op hem van toepassing was. Wanneer hij aangaf dat dit niet het geval was, werd hem verzocht door te gaan met de volgende stelling. Daartoe is besloten, omdat het erg moeilijk is verdere vragen te beantwoorden over een ervaring die niet heeft plaatsgevonden. Indien de respondent aangaf de inhoud van de stelling echter wél ervaren te hebben, werd hem gevraagd in de tweede kolom middels een vijfpuntsschaal aan te geven in welke mate hij de stelling ervaren had. Het cijfer 1 stond daarbij voor ‘heel weinig’, het cijfer 5 voor ‘heel veel’. In de derde kolom ten slotte werd de respondent gevraagd of zijn ervaring vooral werd veroorzaakt door het muzikale gedeelte van het concert, of juist door het theatrale aspect ervan. Deze vraag is echter op deze plaats nog niet relevant en wordt verder toegelicht in § 3.3.2, die ingaat op de tweede deelvraag.

In figuur 9, op de volgende pagina, zijn eerst de waarden van absolute instrumentale concertmuziek weergegeven, met per waarde de bijbehorende stellingen. De intrinsieke waarden zijn daarbij gecursiveerd en vetgedrukt; de instrumentele gevolgen staan direct onder de intrinsieke waarde waaruit zij voortkomen en zijn slechts gecursiveerd.