• No results found

Hoofdstuk 4: De onderbouwing voor RJ 271.3N volgens Nederlandse maatstaven

4.3 Motieven wijziging RJ 271.3

De RJ geeft in tegenstelling tot de IASB geen ’’basis for conclusions’’ ten aanzien van de wijziging van RJ 271.3N. Ter Hoeven en Laning (2010) hebben een aantal bronnen geanalyseerd waaruit de motieven van de RJ tot wijziging kunnen worden herleid. Ten eerste kan er uit RJ-Uiting 2009-2 worden afgeleid dat de raad de scheiding tussen de deelnemers, werkgevers en de pensioenuitvoerders wil bewerkstelligen, op deze driehoeksverhouding is de PW deels gebaseerd, waarin de rechten en plichten van de verschillende partijen in de driehoeksverhouding zijn vastgelegd. In Nederland is er een duidelijke scheiding tussen deze partijen, terwijl dat in de IAS 19 DB-benadering de

pensioenuitvoerder buiten de positie van de crediteuren binnen de onderneming als soort beleggingsentiteit wordt opgenomen. De posities in de driehoeksverhouding in Nederland van werknemer, werkgever en pensioenuitvoerder zijn reeds in hoofdstuk 2 besproken. Verder blijkt uit een gehouden pensioenbijeenkomst in juli 2008 dat een ‘verplichtingenbenadering’ beter bij het Nederlandse pensioenstel past dan een ‘risicobenadering’, waarop de IAS 19 benadering is gebaseerd. Hierdoor is een betere risicospreiding over de verschillende partijen in de driehoeksverhouding. Daarnaast baseert de RJ haar besluit op een gehouden enquête in 2007 naar ervaringen met RJ 271 en de eerder ontvangen commentaren op de Richtlijn. In de volgende deelparagrafen worden deze bronnen met betrekking tot de mogelijk redenen van wijking van de IAS-adoptie verder uitgewerkt. 4.3.1 Enquête 2007

Begin 2007 is er een enquête afgenomen bij een beperkte groep verschaffers, gebruikers en controleurs van jaarrekeningen naar aanleiding van signalen en de vraag van het ministerie van Sociale Zaken naar de ervaring met RJ 271.62De vraag naar de enquête is mede ontstaan naar aanleiding van de vraag vanuit de Tweede Kamer in maart 2006: of RJ 271 de werking heeft, zoals deze van te voren was bedoeld.63

’’Uit de analyse van de enquêteresultaten bleek dat de meerderheid van de respondenten vond dat RJ 271 moet worden aangepast, met als belangrijkste reden de onduidelijkheid over het onderscheid tussen de toegezegde-bijdrageregeling en de toegezegdpensioenregeling. Tevens werd aangegeven dat men onvoldoende aansluiting vond tussen RJ 271 en de in Nederland veel voorkomende

pensioenvormen.’’64

De opzet van de enquête was kleinschalig, er werden in totaal 40 enquêtes verstuurd, waarbij een respons van 34 is verkregen (85%). Naar aanleiding van de enquête en de conclusies die de RJ heeft opgesteld ten aanzien van de werking heeft de RJ de volgende conclusies getrokken:

61http://www.pwc.com/nl_NL/nl/spotlight/assets/documents/spotlight2011-2-jaargang-19-2011-uitgave-2.pdf

62http://www.pwc.com/nl_NL/nl/assets/documents/4.pdf

63http://www.rjnet.nl/readfile.aspx?ContentID=51621&ObjectID=492870&Type=1&File=0000025203_Jaarverslag_2006.pdf

- Vanuit de Pensioenwet zal er een duidelijk onderscheid worden gegeven tussen de DB- en de DC-regelingen. De risico’s die er bestaan met betrekking tot deze twee vormen zullen

daarnaast worden geanalyseerd in RJ 271. Er zal worden aangesloten bij de begrippen die in de verslaggeving worden gehanteerd, namelijk ’toegezegde-bijdrageregeling’ en ’toegezegd-pensioenregeling’.

- Er zal een nadere uitleg volgen van de in Nederland veel gebruikte pensioenregelingen. Hierbij zullen de in het vorig punt besproken classificatieverschillen tussen

’toegezegde-bijdrageregeling’ en ’toegezegd-pensioenregeling’ nader worden geanalyseerd.

- Het abstractieniveau van de uiteenzettingen zal worden beperkt, hiermee wordt getracht het doel van verduidelijking te behalen. De ’principle-based-benadering’zal hierbij zoveel mogelijk worden gevolgd.

- Er zal worden bekeken of er een vereenvoudiging voor middel-grote ondernemingen kan worden bewerkstelligd en de praktische betekenis hiervan.

De RJ heeft naar aanleiding van de enquête een werkgroep ingesteld met als opdracht de voorbereiding om RJ 271 aan te passen.65De aanpassingen naar aanleiding van de enquête zijn opgenomen in de RJ-Uiting 2008-3. Met deze RJ-Uiting wordt verwacht dat de toepassing van de Richtlijn wordt verduidelijkt en vereenvoudigd. Daarnaast worden er meer mogelijkheden geboden om het pensioen te verwerken als toegezegde-bijdrageregeling.66

4.3.2 Ontvangen commentaren op ’RJ-Uiting 2008-3

In het archief van 2008 van de RJ staan de ontvangen commentaren opgenomen op ’RJ-Uiting 2008-3 Aanpassingen RJ 271.3 Personeelbeloningen-Pensioenen’.67Dit zijn er in totaal 21 van verschillende soorten stakeholders. Uit de commentaren valt af te leiden dat RJ-Uiting 2008-3 niet het juiste

alternatief is voor het Nederlandse pensioenstelsel. Tevens worden de complexiteit en de bijkomende kosten als negatief ervaren in de commentaren op RJ-Uiting 2008-3. Ook worden er vele

aanbevelingen gedaan en er wordt sterk meegedacht over de juiste pensioenverslaggeving. 4.3.3 RJ-pensioenbijeenkomst

Tijdens de in juli 2008 gehouden RJ-pensioenbijeenkomst waren meer dan 100 stakeholders uit verschillende maatschappelijke geledingen aanwezig om een aantal presentaties te beluisteren en daarna hun stem te laten gelden op een aantal stellingen. Er waren in totaal 87 mensen die hun stem uitbrachten op een aantal stellingen. In tabel 2 is de verdeling per maatschappelijke geleding

weergegeven:

65http://www.accountant.nl/readfile.aspx?ContentID=40108&ObjectID=372867&Type=1&File=0000023518_Enquete_RJ_271.pdf

66http://www.opf.nl/contenttypes/Artikelen/Artikel906.aspx?Source=http%3A%2F%2Fwww.opf.nl%2Fweb%2Factualiteiten%2FNieuws%2FArchief%2 FPages%2Fdefault.aspx

Tabel 2: aanwezige stemmers in de zaal per beroepsgroep.68

Op de bijeenkomst waren in totaal drie sprekers aanwezig. De speeches van twee van de drie sprekers op de pensioenbijeenkomst in juli 2008 zijn hieronder kort samengevat. Deze twee speeches worden mede onderbouwd door de gehouden stemming die er is gehouden onder stakeholders (zie tabel 2 voor de verdeling van de aanwezige stemmende stakeholders):

Peter Zeger (Head Global Pension, Unilever): Zeger pleit voor het uit de resultatenrekening houden van resultaten van pensioenfondsen. Wanneer dit niet zou gebeuren zou het moeilijk worden voor gebruikers om de werkelijke prestatie van de onderneming te beoordelen, doordat er allerlei

kapitaalschommelingen en hiermee zal het winstbegrip verder afgeweken van de kasgeneratie.69De uitspraken die Zeger heeft gedaan op deze pensioenbijeenkomst worden onderbouwd door de stemming die er later is gehouden onder de stakeholders. De toenemende volatiliteit in de

resultatenrekening van bedrijven door ‘verbetering’ van de IAS 19 wordt door 76% van de stemmers tijdens de stellingen bevestigd, in situaties waar dit ongewenst is en niet leidt tot betere verslaggeving .70Tevens vindt 78% van de ondervraagden RJ 271 op IAS 19 lijken en te duur en te complex voor niet beursgenoteerde bedrijven.71

André ten Damme (CFO APG Group N.V.): Ten Damme wijst op de driehoeksverhouding, waarbij de splitsing is gemaakt tussen deelnemers, werkgever en pensioenuitvoerder. Hij geeft aan dat de IAS 19-benadering hier niet bij past. Ten Damme is van mening dat de IAS 19-regels invloed hebben op de beleidsbeslissingen door de risico’s die deelnemers lopen en de verplichting die de ondernemingen moeten opnemen en de bijbehorende premie die moet worden afgedragen voor de deelnemers, waarbij de ondermening zelf een minder groot risico loopt. Hij pleit dan ook voor een herziening van de

IAS-68http://www.rjnet.nl/readfile.aspx?ContentID=51103&ObjectID=489664&Type=1&File=0000024878_Bijeenk_Pens_Stemresultaten.pdf

69http://www.rjnet.nl/RJ/Nieuws/2008/RJ-bijeenkomst+Pensioenen+groot+succes.aspx

70http://www.rjnet.nl/readfile.aspx?ContentID=51103&ObjectID=489664&Type=1&File=0000024878_Bijeenk_Pens_Stemresultaten.pdf

19 benadering.72Uit de stemming blijkt dat 85% van de aanwezigen IAS 19 te rigide vindt en dat het niet aansluit bij de Nederlandse pensioenregelingen.73

Verder schrijven Ter Hoeven en Laning (2010) dat de pensioenbijeenkomst als mogelijke ’basis for conclusions’ kan worden gezien voor de wijziging van RJ 271.3. De verschillende stemmingen die er zijn gehouden wijzen een duidelijke kant op en hieruit kan worden geconcludeerd dat er veel ruimte is verbetering rond de pensioenverslaggeving naar mijn mening. Uit de commentaren op de

pensioenbijeenkomst blijkt dat een fundamentele herziening een betere oplossing zou zijn dan een tussenoplossing. Tevens wordt de complexiteit van de implementatie van de verslaggeving

onderschat. Daarnaast wordt er ook veel complexiteit veroorzaakt door de corridor die wordt

toegepast bij IAS 19, toch is 51% van de stemmers voor de handhaving van deze mogelijkheid bij de toepassing van DC-regelingen met daarnaast DB-regelingen.74De gevolgen van

pensioenverantwoording onder RJ 271.3 (2003) kunnen volgens Ter Hoeven en Laning (2010) leiden tot een situatie van risicodeling, waarbij de werkgever in verhouding grote verplichting in de

jaarrekening moet verantwoorden van 100% (volledig risicodragend) in een situatie dat de werkgever eigenlijk maar een klein actuarieel risico op zich neemt van 5% mede door de binaire

classificatieverschillen tussen DB- en DC-regelingen. Het Nederlandse pensioenstelsel is echter gebaseerd op risicodeling tussen de drie partijen en is niet gebaseerd op situaties waarbij de werkgever alle risico’s op zich moet nemen. Hiermee is IAS 19 volgens Ter Hoeven en Laning (2010) door de classificatieverschillen tussen DB- en DC-regelingen en de risicodeling niet toegesneden om als Richtlijn toe te passen voor Nederlandse pensioenregelingen.

Uit de stemming blijkt verder dat 82% vindt dat IAS 19 niet verbeterd moet worden, maar dat er een fundamentele herziening moet plaatsvinden.75Van Duijnhoven (2008) concludeert dan ook dat er uit de voorgelegde stellingen een fundamentele herziening van de pensioenverslaggeving dient te worden bewerkstelligd, voordat IAS 19 wordt aangepast. Verder geeft ze aan dat het PAAinE Pensions Paper een goede basis kunnen zijn voor een fundamentele herziening van IAS 19. Deze internationale discussiepapers worden in de volgende paragraaf besproken. Daarnaast worden de ontwikkelingen rond IAS 19 besproken ook in de volgende paragraaf besproken.