• No results found

Hoofdstuk 4: De onderbouwing voor RJ 271.3N volgens Nederlandse maatstaven

4.4 Internationale discussiepapers en IAS 19R-ontwikkelingen

In 2008 zijn er twee belangrijke internationale discussiepapers opgesteld met betrekking tot de regelgeving van pensioenverslaggeving. Het betreft een discussiepaper van de IASB, genaamd IASB Discussion Paper ‘Preliminary Views on Amendments to IAS 19 Employee Benefits’ en een

discussiepaper van de PAAinE, genaamd Discussion Paper ‘The Financial reporting of pensions’. In deze paragraaf zal eerst de Discussion Paper van het PAAinE worden besproken in paragraaf 4.4.1. Daarna zullen in paragraaf 4.4.2 de ontwikkelingen rond IAS 19 worden besproken vanuit de IASB. 4.4.1 Discussion Paper PAAinE

Het PAAinE discussie paper is opgesteld door het EFRAG en andere Europese

verslaggevingsorganisaties. Er zijn in totaal vier (grote) Europese landen die aan dit paper hebben meegewerkt. Daarnaast hebben vier andere Europese landen dit paper goedgekeurd, waaronder

72http://www.rjnet.nl/RJ/Nieuws/2008/RJ-bijeenkomst+Pensioenen+groot+succes.aspx

73http://www.rjnet.nl/readfile.aspx?ContentID=51103&ObjectID=489664&Type=1&File=0000024878_Bijeenk_Pens_Stemresultaten.pdf

74http://www.rjnet.nl/RJ/RJ+Archief/Nieuwsarchief/2008/Archiefvervolgpagina.aspx?Overzicht2Page=69

Nederland. Het doel van dit paper is de discussie omtrent de IASB discussie paper en de verwerking van IAS 19 te stimuleren. Door de grote Europese samenwerking is de bedoeling van dit paper dat er op de internationale pensioenverslaggeving ook een Europese mening en visie heerst, dit ten aanzien van een fundamentele bezinning over de juiste pensioenverslaggeving.76Het doel van dit paper is een fundamentele bezinning over wat de juiste pensioenverslaggeving is en het doel is dus niet een tussenoplossing voor de juiste pensioenverslaggeving.

De belangrijkste overwegingen voor de Nederlandse pensioenpraktijk die in deze paper volgens van Duijnhoven (2008) aan de orde worden gesteld zijn hieronder opgenomen:

• ’’Het al dan niet in aanmerking nemen van toekomstige salarisstijgingen;

• Het verschuiven van een methodiek die pensioenlasten spreidt over de diensttijd van een werknemer naar het verantwoorden van de op de balansdatum aanwezige feitelijke verplichting voor de

werkgever;

• De waardering van pensioenverplichtingen op basis van een risicovrije rentevoet, het al dan niet meenemen van kredietrisico en kostenopslagen en een schatting van de verwachte uitkeringen; • De waardering van de beleggingen die aangehouden worden ter dekking van de

pensioenverplichtingen;

• Presentatie van pensioenlasten met onder andere het verantwoorden van de feitelijke beleggingsopbrengsten in plaats van verwachte beleggingsopbrengsten;

• Uitbreiding van de toelichtingsvereisten;

• De verslaggeving over pensioenregelingen ondergebracht bij een zogenoemd multiemployerplan (in Nederland meestal een bedrijfstakpensioenregeling).’’77

Uit de commentaren van de RJ kan geconcludeerd worden dat dit paper van de PAAinE als een goed startpunt wordt gezien voor een fundamentele herziening. De RJ publiceert naast het commentaar op de discussie paper van de PAAinE ook de commentaren hierover op de pensioenbijeenkomst: ’’Een zeer grote meerderheid (92%) vindt dat het EFRAG PAAinE paper verstandige uitspraken bevat en een goede basis zou kunnen zijn voor een fundamentele heroverweging van de

verslaggevingstandaard voor pensioenen. 72% is het eens met de stelling dat de berekening van pensioenverplichtingen niet gebaseerd dient te zijn op voorwaardelijke toekomstige salarisstijgingen en indexaties. Eeftink heeft grote waardering voor de analyse in het PAAinE paper. Dat de

berekeningen onder IAS 19 teveel ruimte laten voor 'sturing' onderschrijft maar 36%. Laning ervaart voldoende zelfreinigend vermogen. Ook Zegger ervaart weinig ruimte voor manipulatie mede ook door de controle van actuaris en accountant.’’78De PAAinE paper wordt als een goede basis gezien voor een fundamentele herziening van de pensioenverslaggeving volgens de gehouden stemming op de pensioenbijeenkomst en volgens commentaren van de RJ (Van Duijnhoven, 2008).

76http://www.pwc.com/nl_NL/nl/assets/documents/2.pdf

77http://www.pwc.com/nl_NL/nl/assets/documents/2.pdf

4.4.2 Ontwikkeling IAS 19 vanuit IASB

De IASB geeft in haar discussiepaper uit 2008 aan dat de huidige IAS 19 regelgeving wordt

bekritiseerd door zowel gebruikers als verschaffers. De commentaren hebben voornamelijk betrekking op de mogelijkheid tot het uitstellen en de verwerking van actuariële resultaten. Deze mogelijkheden beperken de vergelijkbaarheid. Door middel van een korte-termijn project wil de IASB aanpassingen doen in de IAS 19-regelgeving, wat moet leiden tot betere informatie voor de gebruikers. De

verwachting is dat de wijzigingen van kracht zullen zijn in 2013. Daarnaast hebben de IASB en de FASB de intentie uitgesproken om tot een gezamenlijke pensioenverslaggeving te komen. Het doel dat de IASB met het discussie paper wil bereiken is dat er commentaren op de mogelijke

aanpassingen worden verkregen door de IASB.79Naast het korte termijn-project is de IASB bezig met de ontwikkeling van een definitieve herziening van IAS 19. De definitieve herziening van IAS 19 zal waarschijnlijk rond 2020 effect hebben op de jaarrekeningen.

De veranderingen van pensioenverslaggeving zijn niet alleen in Nederland ingevoerd. De IASB heeft een gereviseerde versie gemaakt van de pensioenverslaggeving in de vorm van IAS 19R. Deze gereviseerde versie zal van toepassing zijn op boekjaren vanaf 1 januari 2013. In 2006 is de IASB al een project gestart met het doel om een aantal aspecten van de pensioenverslaggeving te herzien. In 2008 heeft de IASB een discussiepaper (Preliminary views on amendments to IAS 19 Employee Benefits) gepubliceerd met het pensioenverslaggevingmodel en mogelijke voorstellen tot

toevoegingen/wijzigingen, deze discussiepaper is al hierboven reeds besproken. Op deze

discussiepaper was veel feedback. Deze feedback is verwerkt in een exposure draft ’Defined Benefit Plans’ (Proposed amendments to IAS 19 Employee Benefits) en is gepubliceerd op 29 april 2010. Er waren in totaal 227 aanbevelingsbrieven met commentaar op de exosure draft, hieruit kan worden opgemaakt dat een mogelijke aanpassing van de Richtlijn breed wordt gedragen. Aan de hand van de verkregen feedback op de exposure draft is IAS 19R opgesteld en gepubliceerd op 16 juni 2011.80 De RJ (De Munnik, 2010) en het Ministerie van Sociale Zaken (Donner, 2010) hebben onder andere als vertegenwoordigers vanuit Nederland gereageerd op de exposure draft middels een brief aan de IASB. Hierbij verwijst Donner (2010) voor een meer gedetailleerd commentaar naar de

commentaarbrief van De Munnik (2010). Zowel de De Munnik (2010) als Donner (2010) schrijven in hun commentaarbrieven dat de Nederlandse pensioenen hybride zijn en zich moeilijk lenen om te passen voor het DB-DC model zoals opgenomen in IAS 19. Tevens wordt de risicodeling en de zelfstandige plaats in de driehoeksverhouding benadrukt door De Munnik (2010) en Donner (2010). Als conclusie geeft de De Munnik (2010) dat ook de pensioenen een goed beeld moeten geven voor de gebruiker van de jaarrekening en dat investeerder aan de toekomstige cashflows goed moeten kunnen inschatten. Aan de hand van de wijzigingen die de IASB wil doorvoeren zal er niet alleen meer volatiliteit ontstaan in de jaarrekening, maar zal er ook verkeerde verslaggeving plaatsvinden. De belangrijkste wijzigingen en gevolgen van de gereviseerde versie van IAS 19 zijn gepubliceerd door Deloitte in het rapport: ’’A closer look at the amendments made by IAS 19R’’. Volgens dit rapport kunnen de gevolgen van IAS 19R (gereviseerde versie van IAS 19) voor de Nederlandse praktijk per pensioenregeling verschillen. De IASB heeft de aanpassing van IAS 19R vooral gebruikt om het uitstellen van winsten en verliezen middels de corridor methode niet langer te laten toestaan. Dit houdt in het bedrijfsresultaat en het eigen vermogen bij een DB-regelingen meebewegen met de financiële positie van het pensioenfonds. Daarnaast wordt er door de IASB ook afgedwongen om

79http://www.pwc.com/nl_NL/nl/assets/documents/2.pdf

meer informatie te verstrekken door de werkgever over de risico’s en kenmerken van DB-regelingen.81

Ter Hoeven (2011) stelt dat deze revisie van IAS 19 een eerste stap is in de gehele herziening van IAS 19. Deze eerste stap heeft het doel om enkele korte termijn aanpassingen in te voeren voor

toepassingsverbeteringen, hierbij worden de algemene uitgangspunten niet gewijzigd. De tweede stap zal effect op de jaarrekening van 2020 hebben en deze stap zal de algehele herziening zijn. De RJ heeft blijkbaar deze ontwikkelingen niet willen afwachten en heeft middels RJ 271.3N zelf een Richtlijn ontwikkeld die meteen toepasbaar was. Ter Hoeven (2011A) heeft bij de IASB ook gepleit voor een algehele herziening in plaats van het wijzigen van enkele elementen. De IASB ging hier niet op in stelt Ter Hoeven (2011A).

4.5 Conclusie

RJ 271.3 heeft het afgelopen decennium meerdere gedaantes gehad. Hierbij heeft het sinds begin 2005 tot eind 2009 een vorm gekregen die een grote vergelijking heeft met IAS 19. De ’risicobenadering’ dat onderdeel is van de IAS 19-verwerking is afgeschaft voor Nederlandse niet-beursgenoteerde bedrijven. Hiervoor in de plaats is het verplicht om RJ 271.3N toe te passen dat gebaseerd is op de ’verplichtingenbenadering’ voor de boekjaren van Nederlandse niet-beursgenoteerde bedrijven die uiterlijk 1 januari 2010 beginnen. Ter Hoeven (2009) zegt dat de RJ 271.3N-verslaggeving weer eigenlijk dezelfde verslaggeving is als voor de IAS 19-adoptie. De IAS 19-adoptie is dus in 2009 teruggedraaid en er is overgegaan op RJ 271.3N, waarbij wordt uitgegaan van de

‘verplichtingenbenadering’.

Voor de wijzigingen naar de RJ 271.3N worden geen ’basis for conclusions’ gegeven door de RJ. Er zijn wel een aantal bronnen in dit hoofdstuk geanalyseerd, waaruit de redenen van overstappen

kunnen worden gehaald. De belangrijkste feiten hieruit zijn dat tijdens een pensioenbijeenkomst in juli 2008 85% van de aanwezige pensioendeskundigen vond dat de IAS 19-benadering niet goed aansluit bij de in de Nederland gebruikelijke regelingen. Verder wordt de RJ als te duur en te complex

beschouwd voor niet-beursgenoteerde bedrijven door 78% van de aanwezigen. De IAS 19-verwerking past niet bij de driehoeksverhouding, zoals we die in Nederland kennen tussen deelnemers,

werkgevers en pensioenuitvoerders. De ’’risicobenadering’’ die in de IAS 19 is opgenomen past niet goed bij de ’’verplichtingenbenadering’’ die we volgens Nederlandse maatstaven kennen.

IAS 19 stamt af van de oorspronkelijke SFAS 87, deze richtlijn is in 1985 gepubliceerd. Gezien de ontwikkelingen in de pensioenwereld, het unieke Nederlandse pensioenstelsel en de positie die pensioenfondsen in Nederland (driehoeksverhouding, zelfstandige spelers) ten opzichte van

Amerikaanse pensioenfondsen (doorgeefluik) inneemt is de ’verplichtingenbenadering’ zoals in RJ 271.3N opgenomen beter geschikt voor de Nederlandse verslaggeving.

Niet alleen de RJ, maar ook IASB heeft de conclusie getrokken dat IAS 19 in haar huidige vorm moet worden veranderd. Er is een lange-termijnproject gaande, waarbij een definitieve herziening voor boekjaren vanaf 1 januari 2020 zal gaan gelden. Op 16 juni 2011 is er een gereviseerde versie van IAS 19 in de vorm van IAS 19R gepubliceerd mede naar aanleiding van de commentaren van de RJ en het Ministerie van Sociale Zaken op een eerdere exposure draft. De IASB heeft de aanpassing van IAS 19R vooral gebruikt om het uitstellen van winsten en verliezen middels de corridor methode niet langer te laten toestaan. Dit houdt in het bedrijfsresultaat en het eigen vermogen bij een

DB-regelingen meebewegen met de financiële positie van het pensioenfonds. Daarnaast wordt er door de

IASB ook afgedwongen om meer informatie te verstrekken door de werkgever over de risico’s en kenmerken van DB-regelingen.82

Uit voorgaand hoofdstuk kan naar mijn mening worden geconcludeerd dat de IASB op verouderde verslaggeving verder gaat uit 1985 en niet kiest voor adequate oplossingen in turbulente tijden, waarin economieën en pensioenen zich momenteel bevinden. Er zal pas in 2020 een algehele herziening plaatsvinden. In de tussentijd zullen de economieën en pensioen niet wachten op nieuwe

verslaggeving voor pensioenen. De economieën en pensioenen kunnen zich niet aanpassen aan de pensioenverslaggeving, andersom kan dit wel, maar dit gebeurt voorlopig dus beperkt door middel van een korte-termijn project. De RJ heeft middels nieuwe verslaggeving (RJ 271.3) wel gekozen voor aanpassing van de verslaggeving naar Nederlands model gebaseerd op de hedendaagse

ontwikkelingen op macro-economisch gebied die passen binnen het Nederlandse pensioenmodel en hiermee naar mijn mening adequaat ingespeeld op de problemen die zijn ontvangen vanuit de pensioenpraktijk.