• No results found

Mogelijkheden vervolgonderzoek

Hypothese 6: bij ervaren chirurgen komt meer niet-functionele communicatie voor dan bij niet- niet-ervaren chirurgen

6.2 Mogelijkheden vervolgonderzoek

In dit onderzoek zijn drie verschillende operatiesettings nader bekeken. Hiervoor werd al duidelijk dat de operatie met de supervisor, chirurg in opleiding en coassistent veel afweek van de operatiesettings met de netzelfstandige chirurg en ervaren assistent en twee experts. Het is aan te raden om bij vervolgonderzoek alle drie de operatieve settings zo gelijk mogelijk te houden waardoor deze beter en gelijkmatiger te onderzoeken zijn. Zo kan de coassistent bijvoorbeeld meekijken met

74 de twee experts, omdat deze twee ervaren chirurgen een complexe situatie met bepaalde communicatieacties duidelijk weten te maken. De coassistent zou ook eventueel mee kunnen lopen met de netzelfstandige chirurg. Wanneer de coassistent bij een van deze twee operatiesettings zou meelopen, is er minder verschil in communicatie-uitvoering op het gebied van aandacht vestigen op het aanleren en aansturen van de uitvoering van de operatiehandelingen.

Door middel van dit kwantitatieve onderzoek is aangetoond dat er communicatieverschillen tussen de drie verschillende operaties naar voren kwamen. Via video’s zou vervolgens onderzocht kunnen worden op welke manier de chirurgen merken dat er een complexe situatie optreedt. Welke handelingen verrichten de operateurs? Speelt een specifieke lichaamshouding of specifieke lichaamsbewegingen gedurende een dergelijk complexe situatie mee? Wanneer dit duidelijk wordt, zal in combinatie met de verbale communicatieacties nog duidelijker worden welke verbale en non-verbale acties op zo’n moment plaatsvinden. Op die manier zijn de chirurgen nog beter op de hoogte van de communicatieacties gedurende een complexe situatie, waardoor zij beter in kunnen spelen op hun teamlid tijdens zo’n situatie.

Grint (2005) stelde vast dat de soort communicatie afhangt van de (operatie)setting. Volgens hem zijn er drie situaties met bijborende communicatie. De eerste situatie is de crisissituatie waarbij controle genomen moet worden over een bepaalde situatie. Communicatie die hierbij centraal staat is bevelvoering waarbij instructies gegeven worden. De tweede situatie is een gemakkelijk probleem waarbij het proces georganiseerd wordt. Hier is ruimte voor discussie. De derde situatie is een slecht probleem waarbij vragen gesteld worden en ruimte is voor dialoog. Bij deze laatstgenoemde situatie is vooraf moeilijk vast te stellen wat de oplossing van het probleem is. De eerste en derde situatie zijn in dit onderzoek vastgesteld, maar de tweede situatie is niet voorgekomen in deze data. Een reden hiervoor kan zijn, is dat gedurende heupvervangende operaties nauwelijks discussies nodig zijn, omdat deze operaties relatief gestandaardiseerd zijn. Wanneer achterhaald wil worden of gedurende de tweede soort situatie inderdaad discussies optreden, wordt aangeraden om een ander soort operatie te onderzoeken. Een ander punt voor vervolgonderzoek zal kunnen zijn wat de reden is dat er meer requests for information bij de twee experts geuit worden gedurende complexe operatiehandelingen terwijl deze actie op zulke momenten niet wordt gebruikt bij de netzelfstandige chirurg met ervaren assistent. Hoe komt het dat meer ervaren leden deze communicatieactie wel gebruiken, terwijl minder ervaren chirurgen dat niet doen? Ook is aan te raden om te onderzoeken of de gevonden communicatieacties ook voorkomen bij ander soort operaties. Gedurende dit onderzoek is immers ‘alleen’ een heupvervangende operatie onderzocht. Grint (2005) stelde immers vast dat bij drie situaties bepaalde communicatieacties voorkomen. Wanneer dit onderzoek ook zal

75 worden uitgevoerd bij ander soort operaties, wordt misschien duidelijker en sterker of de gevonden communicatieacties uit dit onderzoek ook daar naar voren komen, waardoor algemener bekend kan worden dat bepaalde communicatieacties voorkomen gedurende complexe situaties. Het valt wel te verwachten dat bij andere gestandaardiseerde operaties ook bepaalde communicatieacties naar voren komen gedurende verschillende operatiehandelingen. Het is immers bekend dat de leden van een operatieteam samen moeten werken en hun handelingen continue moeten coördineren (Mondada, 2014). Wanneer dit inzichtelijk wordt gemaakt, kunnen de leden van een operatieteam hierop inspelen in plaats van het bekijken en doornemen van video-opnames.

In dit onderzoek stonden drie operatiesettings centraal waar bij twee settings de supervisor en de ervaren assistent de eindverantwoordelijkheid hadden, terwijl bij de ervaren chirurgen de expert de eindverantwoordelijk heid. De assistenten hadden daardoor bij de eerste twee operatiesettings een dubbele rol. Voor vervolgonderzoek is aan te raden om de operatiesettings met de supervisor en netzelfstandige chirurg samen te voegen en deze af te zetten tegen de operatiesetting met de twee experts. Op die manier ontstaan er twee operatiesettings waar bij de ene setting (twee experts) de operateur de eindverantwoordelijkheid heeft en bij de andere setting de assistent/supervisor de eindverantwoordelijkheid heeft. Hierdoor is een een meer gelijke verhouding tussen de eindverantwoordelijkheid.

In dit onderzoek is gebruik gemaakt van kruistabellen waarin alle communicatieacties per operatiesetting weergegeven stonden. Het valt op dat er relatief lage percentages naar voren zijn gekomen, doordat niet iedere communicatieactie bij elke operatiesetting voorkwam. Voor vervolgonderzoek is aan te raden om verschillende communicatieacties samen te voegen tot een paar categorieën, zodat er minder lage frequenties naar voren komen. Zo zouden bijvoorbeeld beoordelen na het handelen en beoordelen tijdens het handelen, opmerken en constateren, instrueren en adviseren et cetera samengevoegd kunnen worden. Op die manier komen hogere frequenties bij het onderzoek naar voren, waardoor betere conclusies getrokken kunnen worden. In vervolgonderzoek zou nader onderzocht kunnen worden wat de relatie is tussen de operatiehandelingen en de bijbehorende taal. Hierbij wordt niet ingegaan op de complexiteit van de handeling, maar wordt ingegaan op de practices van de orthopedisch chirurgen met betrekking tot besluitvorming. Hierbij worden taalhandelingen die met besluitvorming te maken hebben, geïdentificeerd, waarna onderzocht wordt of hierbij een relatie met de soort operatietaak/handeling is. Daarnaast is het interessant de categorieën niet-functionele communicatie tegenover procedureel (‘mag ik dat mes’), de categorieën functioneel tegenover besluitvorming et cetera af te zetten. In

76 plaats van de communicatie hierbij af te zetten tegen de mate van complexiteit ervaren, wordt deze afgezet tegen de soort operatiehandeling (besluitvorming, procedureel et cetera). Hierbij wordt dan onderzocht welke of wat voor soort communicatie deze categorieën weerspiegelt. Ook kan onderzocht worden of er verschillen zijn tussen de drie verschillende operatiesettings.