• No results found

4.1 Inleiding

In tegenstelling tot gerechtelijke beslissingen is de rol van de rechter in een WCAM- procedure is relatief beperkt. Zoals reeds beschreven, beoordeelt het Hof Amsterdam een verzoek tot verbindendverklaring aan de hand van de vereisten van artikel 7:907 lid 3 BW. In de fase voorafgaand aan het indienen van een verzoek, dus de fase waarin tot partijen tot een schikking komen, speelde de rechter tot 2012 in zijn geheel geen rol. Een knelpunt dat in de vorige hoofdstukken en bij de beschrijving van de Shell- en Converium-zaak niet aan de orde is gekomen, maar wel voor mogelijke complicaties kan zorgen, is de mate van

onderhandelingsbereidheid van de schadeveroorzakende partij. Uit de evaluatie van de

WCAM in 2008 bleek dat er behoefte bestond aan aanvullende maatregelen ter vergroting van de onderhandelingsbereidheid van partijen en ter ondersteuning van de totstandkoming van een schikking.115 In 2012 de Wet Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad ingevoerd (artikel

392-394 Rv), sindsdien kan de rechter vragen stellen aan de Hoge Raad aangaande een bepaalde rechtszaak. Blijkens de memorie van toelichting heeft de invoering van deze wet ten aanzien van massavorderingen verschillende voordelen. Ten eerste kan een tijdige

beantwoording van belangrijke vragen in zaken van massaschade bijdragen aan de bereidheid van een schadeveroorzaker om over een collectieve schikking in gesprek te gaan.116 Daarnaast

kan een beantwoording van een vraag richtinggevend zijn indien partijen reeds in onderhandeling zijn over een schikking, maar er onzekerheid bestaat over de inhoud

daarvan.117 In een WCAM-procedure is het echter voor het Hof Amsterdam niet mogelijk om

een prejudiciële vraag te stellen aan de Hoge Raad alvorens te beslissen over het verbindend verklaren van een schikkingsovereenkomst.118 Het Hof Amsterdam toetst niet aan het recht,

want partijen mogen in de tot stand gekomen overeenkomst daarvan afwijken. Het hof oordeelt over de redelijkheid van de schikking die partijen voorleggen. Partijen komen tot een schikking dat het resultaat is van onderhandeling, waarin door beide partijen concessies

115 Kamerstukken II 2008/09, 31 762, nr. 1. 116 Kamerstukken II 2010/11, 32 612, nr. 3, p. 3-4. 117 Kamerstukken II 2010/11, 32 612, nr. 3, p. 3-4. 118 Kamerstukken II 2010/11, 32 612, 3 p.6-7 (MvT).

worden gedaan. Volgens de memorie van toelichting past de mogelijkheid van een

prejudiciële vraag bovendien niet in de WCAM-procedure omdat de schikkingsovereenkomst (die in de woorden van 7:900 BW lid 1) is gesloten ter beëindiging van onzekerheid of geschil.119 Een prejudiciële vraag zou het debat weer heropenen, wat niet past bij de aard van

de schikkingsovereenkomst. Twee andere mogelijkheden ter vergroting van de

onderhandelingsbereidheid van partijen zijn de deelgeschilprocedure en de preprocessuele comparitie.

4.2 De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade

De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is in werking getreden op 1 juli 2010 en is opgenomen in de artikelen 1019w tot en met 1019cc Rv.120 Deze wet maakt het

mogelijk om bij de afhandeling van personenschade reeds in de onderhandelingsfase, waarbij in beginsel nog geen rechter betrokken is, een rechter te raadplegen over een gedeelte van wat partijen verdeeld houdt ten aanzien van de onderhandelingen.121 Het doel van deze wet is de

afwikkeling van letselschade sneller, minder kostbaar en minder ingewikkeld te laten verlopen.122 Uit artikel 1019w Rv blijkt dat partijen ieder afzonderlijk of gezamenlijk een

verzoek kunnen indienen bij de rechter ter beoordeling van een deelgeschil. De mogelijkheid om een dergelijk verzoek afzonderlijk in te dienen kan de positie van de benadeelde partij versterken; de bereidheid van de schadeveroorzakende partij (of diens verzekeraar) om bepaalde geschilpunten op te lossen is immers, in tegenstelling tot het geval is bij mediation, niet vereist. Door de wetgever is aangegeven dat de deelgeschilprocedure ook een rol kan spelen in massaschadezaken, waardoor het verzoekschrift ook kan worden ingediend door een voldoende representatieve belangenorganisatie.123

De wetgever heeft het toepassingsgebied van de deelgeschilprocedure zo min mogelijk willen beperken en spreekt zelf van ‘’een ruim toepassingsgebied voor de deelgeschilprocedure’’.124

Het verzoek om een beslissing in een deelgeschil dient in elk geval voldoende bij te kunnen dragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, indien dit niet het geval is

119 Kamerstukken II 2010/11, 32 612, 3, p. 7.

120 De invoering van de Wet deelgeschilprocedure is opgenomen in de Wet van 17 december 2009 tot aanpassing van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot invoering van een procedure voor deelgeschillen ter bevordering van buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade, Stb 2010, 221.

121 Wesselink 2010, par. 2. 122 Idem.

123 Kamerstukken I 2009/10, 31518, nr. C, p. 7. 124 Kamerstukken II 2007/08, 31 518, nr. 3, p. 4.

dient de rechter het verzoek af te wijzen.125 Voorbeelden waarvoor de deelgeschilprocedure

zich leent, zijn onder andere vragen over de aansprakelijkheid van een producent

(bijvoorbeeld bij een groot aantal letselschadegevallen als gevolg van een bepaald medicijn), over het causaal verband en geschillen over de hoogte van de te vergoeden schade.126

Een deelgeschilprocedure is expliciet niet geschikt om een zaak in zijn volle omvang door de rechter te laten beoordelen, slechts een gedeelte daarvan, of een specifieke vraag dat partijen onverdeeld houdt, kan in deze procedure aan de orde komen.127 De bevoegde rechter in een

deelgeschilprocedure is op grond van artikel 1019x Rv de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen in een bodemprocedure. In tegenstelling tot in de

preprocessuele comparitie, waarin de bevoegdheid van het Hof Amsterdam is uitgesloten, lijkt een verzoekschrift in een deelgeschilprocedure wel bij het hof te kunnen worden ingediend. De procedure vangt aan met een verzoekschrift, waarin de verzoeker dient aan te geven wat de aard en het waarschijnlijke beloop van de vordering is. Daarnaast dient de verzoeker het geschil te beschrijven waarbij een overzicht van de onderhandelingen dient te worden bijgevoegd. Vervolgens wordt een datum bepaald voor de mondelinge behandeling en wordt de andere partij in de mogelijkheid gesteld om een verweerschrift in te dienen.128 De bindende

kracht van een beschikking in een deelgeschilprocedure is vastgelegd in artikel 1019cc Rv. In de deelgeschilprocedure staat geen hoger beroep open, aldus 1019bb Rv. Reden daarvoor is dat hoger beroep zich niet zou verhouden tot het doel van de deelgeschilprocedure, namelijk het versterken van de buitengerechtelijke geschilbeslechting.129

Tot op heden is de deelgeschilprocedure enkel mogelijk op het gebied van letsel-en overlijdensschade. In de evaluatie van de wet in 2015 wordt het openstellen van de deelgeschilprocedure besproken, echter wordt geconcludeerd dat ten aanzien van een

uitbreiding van de procedure op andere gebieden dan personenschade eerst nader onderzoek is vereist, waarbij een aantal wetsvoorstellen dienen te worden betrokken.130 Met betrekking tot

deze wetsvoorstellen, die allen mede tot doel hebben om tot snellere en meer effectieve afhandeling van (deel)geschillen te komen, dient eerst het effect van de invoering daarvan te worden afgewacht.131 Ten aanzien van de afwikkeling van massaschade wordt gewezen op de

125 Van der Velde 2010, p. 345. 126 Van Wassenaar 2009, p. 2. 127 Klein Gunnewiek 2012, p. 11. 128 Klein Gunnewiek 2012, p. 12. 129 Van de Velde 2010, p. 346. 130 Kamerstukken II 2014/15, 43 132, nr. 1, p. 6. 131 Idem.

preprocessuele comparitie, waarbij partijen worden ondersteund bij de onderhandelingen voor de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.3 De preprocessuele comparitie

Om de bereidheid te onderhandelen te vergroten en partijen te ondersteunen bij de totstandkoming van een schikking, is in 2013 de preprocessuele comparitie op grond van artikel 1018a Rv ingevoerd.132 Deze regeling geeft partijen de mogelijkheid om in een vroeg

stadium bijstand van een rechter te krijgen om hen behulpzaam te zijn bij het tot stand brengen van een collectieve regeling.133 Zo kan de rechter partijen van dienst zijn door te

helpen bij het formuleren van de belangrijkste geschilpunten. De wetgever heeft er bewust voor gekozen dat de rechtbank, sector civiel bevoegd is om van een verzoek op grond van artikel 1018a Rv kennis te nemen. De reden dat er niet is gekozen voor het Hof Amsterdam als bevoegde rechter, ziet op het feit dat het hof onafhankelijk dient te kunnen zijn wanneer een verzoek tot verbindendverklaring van een schikking wordt ingediend.134 Indien dit

verzoek tot stand is gekomen naar aanleiding van een preprocessuele comparitie en het Hof Amsterdam de regie zou hebben gehad in deze comparitie, zou de onafhankelijkheid niet meer kunnen worden gewaarborgd, aldus de wetgever.135

De preprocessuele comparitie kan onder andere worden verzocht door een

belangenorganisatie die ingevolge artikel 7:907 lid 1 BW bevoegd zou zijn om de rechter te verzoeken tot verbindendverklaring van een schikkingsovereenkomst en door de partij die als schadeveroorzaker verantwoordelijk wordt gehouden. Het belangrijkste doel van deze

regeling is om het voor belangenorganisaties te vergemakkelijken om onwelwillende wederpartijen tot onderhandelen te verplichten.136 In tegenstelling tot in een

deelgeschilprocedure neemt de rechter geen beslissing ten aanzien van een geschil dat de totstandkoming van een schikking in de weg staat. In de preprocessuele comparitie heeft de rechter voornamelijk een begeleidende en faciliterende rol, door bijvoorbeeld te helpen bij de door partijen te nemen stappen om tot een vaststellingsovereenkomst te komen.137

Indien een van de partijen een verzoek tot het houden van een preprocessuele comparitie indient, zal de rechter op grond van artikel 1018a Rv eerst dienen te onderzoeken of de

132 De invoering van de preprocessuele comparitie is opgenomen in de Wet van 26 juni 2013 tot wijziging van de Wet collectieve afwikkeling massaschade, Stb 2013, 255 en Inwerkingtredingsbesluit van 26 juni 2013, Stb 2013, 256.

133 Kamerstukken II, 2011/12, 33 126, nr. 2, p. 6. 134 Kamerstukken II, 2011/12, 33 126, nr. 3, p. 27. 135 Ozmis & Tzankova 2012, p. 38.

136 Idem.

belangenorganisatie voldoende representatief is ten aanzien van de benadeelden. Door deze verplichting wordt de representativiteit reeds in een zeer vroeg stadium beoordeeld, nog voordat partijen een verzoekschrift ter verbindendverklaring van een schikking bij het hof hebben ingediend. Doordat de representativiteit van belangenorganisaties in een

preprocessuele comparitie wordt beoordeeld, is het denkbaar dat ook schadeveroorzakende partijen met het oog op deze toetsing van de representativiteit van belangenorganisaties een verzoek tot een dergelijke comparitie zullen indienen. In gevallen waarbij vele ad hoc stichtingen opkomen voor de belangen van benadeelden, zullen de schadeveroorzakende partijen immers baat hebben bij de beoordeling van representativiteit, die door de

preprocessuele comparitie reeds in een vroeg stadium wordt gedaan.

Indien een belangenorganisatie door deze relatief zware fase heen is, wordt een geschil doorgaans vrij snel geschikt.138 Een preprocessuele comparitie kan daarnaast als zeeffunctie

dienen, doordat de rechter zich in een dusdanig vroeg stadium dient uit te spreken over de representativiteit van een belangenorganisatie.

Volgens de wetgever heeft een prepocessuele comparitie enkel zin als alle betrokken partijen ter zitting van de comparitie verschijnen. In artikel 1018 lid 3 Rv is derhalve opgenomen dat de verzoekers en de andere belanghebbenden die daartoe zijn opgeroepen, verplicht zijn om te verschijnen.139

138 Ozmis & Tzankova 2012, p. 39.