• No results found

Hoofdstuk 4. Wmo 2015

4.4. Mogelijke knelpunten Wmo 2015

4.4.3 Mogelijke problemen volgens adviesorganen

Naar aanleiding van het wetsvoorstel voor de nieuwe Wmo zijn er vanuit verschillende organisaties adviezen ter verbetering van dit wetsvoorstel gekomen. In deze paragraaf worden twee belangrijke adviezen, van de Raad van State (RvS) en de Raad voor de rechtspraak behandeld. Het is in dit onderzoek niet mogelijk om op alle punten van deze twee adviezen in te gaan, daarom wordt er ingezoomd op een beperkt aantal punten. De RvS heeft naar aanleiding van het wetsvoorstel voor de nieuwe Wmo een advies

uitgebracht.160 De RvS waarschuwt in zijn advies aan de regering voor mogelijke afschuiving tussen de verschillende wetten. In het kader hiervan waarschuwt de Afdeling met name voor het gevaar van afschuiving tussen de Wmo en de Zvw. Dit heeft te maken met verpleging en persoonlijk verzorging die onderdeel zijn van de Zvw aan de ene kant en aan de andere kant begeleiding en andere vormen van maatschappelijke ondersteuning. Volgens de RvS zijn “(…)

vrij specifieke criteria nodig om tot een werkbare afbakening te komen.”161 Staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Martin van Rijn geeft in zijn reactie aan dat naar zijn mening op dit moment al voldoende afgebakend is wanneer een cliënt valt onder de Wmo dan wel de Zvw. Aanpassing van het wetsvoorstel is volgens hem dan ook niet nodig.162 Daarnaast voorziet de RvS een probleem met betrekking tot de invoering van de nieuwe Wmo. Dit probleem heeft voornamelijk te maken met de termijn waarop de nieuwe Wmo wordt ingevoerd. De RvS is van mening dat de nieuwe wet een omslag betekent in het denken en doen van niet alleen burgers maar ook van bestuurders. In het kader hiervan wijst de RvS op ervaringen uit het verleden, waarbij het volgens de RvS maar de vraag is of de gestelde termijn realistisch is.163 De staatssecretaris is samen met de Vereniging van

Nederlandse Gemeenten (VNG) van mening dat de gestelde termijn wel degelijk haalbaar is. Daarnaast wijst de staatssecretaris erop dat al eerder het voornemen bestond om bepaalde delen van de AWBZ over te hevelen naar de Wmo. Zodoende zijn gemeenten al begonnen met de voorbereidingen.164 Een laatste punt van belang waar de RvS op wijst is de

‘gebruikelijke hulp’. In het kader hiervan wijst de RvS op twee mogelijke knelpunten. Allereerst vraagt de RvS zich af of er van niet-thuiswonende kinderen die wel dichtbij hun ouders in de buurt wonen ook niet wat verwacht kan worden.165 Daarnaast wijst de Afdeling

op het feit dat ‘hulp’ niet verder omschreven is. Naast feitelijke hulp zou dit namelijk ook financiële hulp kunnen behelzen. Bijvoorbeeld wanneer een echtgenoot fulltime werkt en daarom niet in staat is gebruikelijke hulp te leveren. Dergelijke hulp kan in dat geval ook financiële hulp zijn. De Afdeling adviseert in de toelichting op dit element in te gaan.166 De

staatssecretaris geeft in zijn reactie aan dat “(…) kan worden bevestigd dat gebruikelijke hulp

159 Gemeente Haarlem, Verwervingsstrategie Sociaal Domein 2014-2018 gemeente Haarlem, 2014, p.11 en 12. 160 Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 1. 161 Ibidem, p. 9. 162 Ibidem, p. 10. 163 Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 4, p. 11. 164 Ibidem, p. 11. 165 Ibidem, p. 17. 166 Ibidem, p. 17. 39

de vorm kan krijgen van bijspringen in een financiële zin.”167 Het advies van de Afdeling om

in de toelichting hierop in te gaan, is overgenomen.168

In de vorige paragraaf zijn al een aantal elementen van het advies van de Raad voor de Rechtspraak aan de orde gekomen. Naast deze adviezen, zijn er nog twee adviezen van de Raad voor de Rechtspraak die belangrijk zijn om hier te noemen. Allereerst wijst de Raad voor de Rechtspraak, net als in de vorige paragraaf al aan de orde is gekomen, op het feit dat de nieuwe Wmo niet uitgaat van een aanvraag zoals gebruikelijk binnen de Awb, maar van een melding. De Raad voor de Rechtspraak vraagt zich in het kader hiervan af wat de status van een dergelijke aanvraag is.169 Daarnaast vraagt de Raad voor de Rechtspraak zich af of een burger rechtsmiddelen kan inzetten, omdat er in die gevallen altijd sprake moet zijn van een aanvraag.170 Als laatste is het de Raad voor de Rechtspraak niet duidelijk waarom wordt afgeweken van de huidige systematiek van de Awb. De Raad voor de Rechtspraak is van mening dat dit ook niet voldoende gemotiveerd is binnen de MvT.171 Een tweede punt dat de Raad voor de Rechtspraak aangeeft in zijn advies heeft te maken met het houden van toezicht en het handhaven van de Wmo. De Raad voor de Rechtspraak is van mening dat de mogelijkheid tot het binnentreden van de woning (zoals vastgelegd in artikel 5.1 lid 2 Wmo 2015), waarbij een toezichthouder zonder toestemming van de bewoner de woning kan binnentreden, te ver gaat.172 De Raad voor de Rechtspraak wijst daarbij op jurisprudentie van de CRvB met betrekking tot dit onderwerp. Overigens is er op dit moment geen sprake meer van een dergelijke bevoegdheid in artikel 5.1.1 lid 2 nieuw Wmo.

167 Ibidem, p. 19. 168 Ibidem, p. 19.

169 Raad voor de Rechtspraak aan Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan drs. M.J. van Rijn, ‘Wetsadvisering concept wetsvoorstel Maatschappelijke Ondersteuning 2015’, 4 september 2013, p.3.

170 Ibidem, p.3. 171 Ibidem, p.4. 172 Ibidem, p.4.

40