• No results found

Hoofdstuk 5. Vergelijking van de uitkomsten

5.2. Vergelijking tussen hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4

5.2.3. Compensatieplicht

Een belangrijk onderdeel van de huidige Wmo is de compensatieplicht welke is vastgelegd in artikel 4. Uit hoofdstuk 3 is gebleken dat de belangrijkste uitspraak met betrekking tot dit onderwerp de uitspraak van 10 december 2008 is. In deze uitspraak oordeelde de Raad dat de rechter in beginsel de keuze van de gemeente dient te respecteren “(…) maar dat het

college een rechtsplicht heeft om in elk concreet geval een voorziening te treffen die zich kwalificeert als compensatie van beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.”183 Vermaat, van Rooij en Bruggeman gaan in hun artikel in

op de compensatieplicht en de toetsing van de rechter in deze.184 Zij gaan hierbij ook in op het verschil tussen de huidige Wmo en de Wvg. In de Wvg werd niet gesproken over de compensatieplicht, deze wet gaf het gemeentebestuur de verplichting een verantwoorde voorzieningen te verstrekken. Dit resultaat (de uiteindelijk verstrekte voorziening) werd marginaal getoetst. Alleen wanneer de ondergrens niet werd behaald, werd er vol getoetst door de rechter.185 Binnen de Wmo wordt niet voorgeschreven welke voorzieningen het college van B&W dient te verstrekken, maar alleen dat het college van B&W een bepaald resultaat (compensatie) dient te behalen.186 In het kader hiervan wordt veelal ook wel gesproken over een resultaatverbintenis.187 De auteurs constateren aan de hand van de parlementaire behandeling van de Wmo 2007 dat zowel de toenmalige staatssecretaris als de Tweede Kamer uitgingen van een marginale toetsing van artikel 4. Dat heeft er toen ook toe geleid dat artikel 26 (de eis dat een beschikking op een aanvraag deugdelijk gemotiveerd dient te zijn) is opgenomen in de Wmo.188 De compensatieplicht onder de huidige Wmo is

nieuw in vergelijking met de Wvg. Binnen de Wvg ging het om het verstrekken van een verantwoorde voorziening. Het was niet duidelijk wat hier precies onder verstaan moest worden, dit kon ook niet worden afgeleid uit de parlementaire geschiedenis van de Wvg.189

181 In de MvT betreft het nog artikel 4.2.6, in de vastgestelde wettekst is dit artikel echter overgebracht naar artikel 5.2.6. Zie hiervoor de transponeringstabel welke is toegevoegd bij de vastgestelde wettekst van de Wmo.

182 Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 3, p. 149.

183 CRvB, 10 december 2008, LJN BG6612, rechtsoverweging 4.2.2.

184 M.F. Vermaat, H.F. van Rooij en C.W.C.A. Bruggeman, ‘Compensatie in de Wmo: de rechter als plaatsvervangend bestuurder?’, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht september 2010.

185 Ibidem, p. 446. 186 Ibidem, p. 446. 187 Ibidem, p. 450. 188 Ibidem, p. 446. 189 Ibidem, p. 450. 44

De auteurs constateren dan ook dat de compensatieplicht en de volle rechterlijke toetsing daarvan binnen de huidige Wmo een hele verbetering is ten opzichte van de situatie binnen de Wvg.190 “Waar de Wvg die concrete doelstelling en belangenafweging in abstracto ontbeerde, zijn die bij de Wmo wel aanwezig: de burger dient gecompenseerd te worden en dat is een resultaatverbintenis.”191 Daarnaast maakt het bestuursorgaan bij het bepalen van

de te verstrekken voorziening binnen de Wmo gebruik van een hulpmiddel, ICF.192 Dit hulpmiddel maakt het ook voor de rechter mogelijk een beslissing van het bestuursorgaan vol te toetsen.193

Sewandoo gaat in zijn artikel van november 2013 in op de maatwerkvoorzieningen binnen de nieuwe Wmo en de toetsing van de rechter binnen de nieuwe Wmo.194 In paragraaf 4.4.2 is al aangestipt dat het op dit moment onduidelijk is wat verstaan moet worden onder bijvoorbeeld zelfredzaamheid (‘het voeren van een gestructureerd huishouden’), met andere woorden wanneer is een burger (voldoende) zelfredzaam en hoever reikt de zorgplicht van de gemeente daarin. Sewandoo staat in zijn artikel uitgebreid stil bij artikel 2.3.5 lid 3 van de nieuwe Wmo.

Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met

gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere mensen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

Sewandoo wijst in dit artikel op de zinsneden ‘naar het oordeel van het college’ en ‘een passende bijdrage’. Hij geeft hierbij aan dat de bepaling opgedeeld kan worden in twee delen en dat de kern van de bepaling zich bevindt in het eerste gedeelte van het artikel, namelijk het gedeelte dat gaat over in welke gevallen er een aanspraak op een voorziening vanuit de Wmo bestaat.195 Wanneer het college van B&W beslist over de aanvraag van een

cliënt is het ‘oordeel van het college’ dus beslissend. Dit betekent volgens Sewandoo, en deze mening deel ik met hem, dat de rechter deze beslissing terughoudend dient te toetsen.196 Met betrekking tot het tweede deel van zin, ‘een passende bijdrage’, is er

volgens Sewandoo sprake van een zogeheten vage term, waarvan het onduidelijk is of er sprake is van beoordelingsruimte of beoordelingsvrijheid. In het eerste geval kan er door de rechter voller getoetst worden dan wanneer sprake is van beoordelingsvrijheid. Het is

190 Ibidem, p. 450. 191 Ibidem, p. 450.

192 ICF staat voor International Classification of Functions, Disabilities and Impairments. Deze classificatie kan gebruikt worden om te bepalen welke voorzieningen op individueel niveau nodig zijn. (Uit: M.F. Vermaat, H.F. van Rooij en C.W.C.A. Bruggeman, ‘Compensatie in de Wmo: de rechter als plaatsvervangend bestuurder?’, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, 6 september 2010, p. 449.)

193 M.F. Vermaat, H.F. van Rooij en C.W.C.A. Bruggeman, ‘Compensatie in de Wmo: de rechter als plaatsvervangend bestuurder?’, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, 6 september 2010, p. 450. 194 I. Sewandoo, ‘Maatwerkvoorzieningen Wmo 2015’, Nederlands Juristenblad november 2013. 195 Ibidem, p. 4.

196 Ibidem, p. 4.

45

volgens Sewandoo dan ook afwachten wat de intensiteit van de rechterlijke toets met betrekking tot deze bepaling zal zijn.197

Vermaat stelt in zijn artikel van mei 2014 hetzelfde vast als Sewandoo, namelijk dat clausuleringen en termen als ‘naar het oordeel van het college’ en ‘passende bijdrage’ suggereren dat het college van B&W een ruime discretionaire bevoegdheid heeft, welke door de rechter gerespecteerd dient te worden, wat een terughoudende toets als gevolg heeft.198 Hoewel er in de nieuwe Wmo nog steeds gesproken wordt over compensatie, is er geen sprake meer van een compensatieplicht pur sang zoals die nu onder de huidige Wmo bestaat. De compensatieplicht wordt in de nieuwe Wmo vervangen door de

maatwerkvoorziening.199