• No results found

Mogelijke opdrachtgever(s)

In document OPDRACHTGEVERS VOOR HET VOETLICHT (pagina 38-44)

5. Rood kazuifel met verrijzenis, geboorte Christus, diverse heiligen en wapens

5.2. Mogelijke opdrachtgever(s)

Jan Albertsz. Van der Aa

Op het kazuifel staan twee wapenschilden afgebeeld. links een gedeeld wapenschild met in de linker schildhelft een Jeruzalemkruis en in de rechter schildhelft een keper met ruiten(?). In het rechter gedeelde wapenschild staan in de linker schildhelft twee Jeruzalempalmtakken afgebeeld en in de rechter schildhelft staan zes horizontale dwarsbalken (zie afb. 44 & 45. van de bijlage).

De eerste aanknopingspunten voor een determinatie van het kazuifel zijn de pelgrimstekens: Het Jeruzalemkruis, dat in goud staat voor het onderscheidingsteken van de Ridders van het Heilige Graf te Jeruzalem en de twee palmtakken, die staan voor een reis of meerdere reizen ondernomen naar het Heilige Land.

Na verschillende pelgrimsportretten en wapenschilden te hebben bestudeerd, bleek de rechter schildhelft van het rechter wapenschild op het kazuifel identificeerbaar als het wapenschild van Jan Albertsz. Van der Aa (zie afb. 46. van de bijlage).65

Jan Albertsz. Van der Aa was een lid van de Haarlemse broederschap van Jeruzalemvaarders en heeft twee reizen ondernomen naar het Heilige Land. Hij was Ridder van het Heilig Graf en Ridder van het Zwaard. Van der Aa is afgebeeld op het paneel

Twaalf leden van de Haarlemse Broederschap van Jeruzalemvaarders , dat in 1535 werd

vervaardigd door Jan van Scorel (zie afb. 47. van de bijlage).

Jan Albertsz. Van der Aa mocht als enige persoon op het paneel twee palmtakken dragen, omdat hij twee keer het Heilige Land had bezocht. Onder zijn portret is de volgende tekst te lezen:

Jan albertsz. va(n)der aa twemael een broeder van tgraf ons heren, dat ic versochte

Masterscriptie Kunstgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen 2014

binne(n) hierusalem dair onse behoeder op caluarien sceyde van sijne(n) moeder. van cypers ic de oirde mebrochte1)

twas duyst vierho(n)dert datme(n) scriue(n) mochte ende sessen tachtich als ict eerst dede

thien iaren dair na was ic dair mede hi starf Ao 1535.

Zijn wapenschild op het groepsportret bestaat uit zes dwarsbalken verlopend van boven naar onder: geel, zwart, geel, zwart, geel, zwart. De heraldische corpus van Rietstap en de heraldische databank bevatten echter meerdere varianten van het familiewapen van Van der Aa.66 Eén van deze varianten bestaat uit zes horizontale dwarsbalken bestaande uit geel (goud), wit, geel (goud), wit, geel (goud), wit.

Het rechter wapenschild op het kazuifel zou aldus deze analyse geïdentificeerd kunnen worden als het wapenschild van Jan Albertsz. Van der Aa. Dit zou kunnen betekenen dat Van der Aa één van de twee opdrachtgevers is geweest van het Kazuifel.

De onbekende opdrachtgever

Het wapenschild links op het kazuifel bevat in de keper nog sporen van een rode stof. Het is aannemelijk dat de keper rood is geweest met drie rode ruiten(?). De heraldische databank heeft bij mijn onderzoek maar één wapenschild opgeleverd, dat enige aanwijzingen zou kunnen bevatten naar de opdrachtgever. Het in vieren gedeelde wapenschild met in het midden een hartschild, bevat in 1 en 4 (het kwartier linksboven en het kwartier rechtsonder) een rode keper met drie rode ruiten op een gele ondergrond. De verschillende kwartieren zouden in de regel wapens moeten bevatten van de voorouders van de familie Oetgens (zie afb. 48. van de bijlage). Hierbij is linksboven de belangrijkste plek. Casper Staal gaf aan, dat de aanwezigheid van de keper betekent dat het om een mindere belangrijk tak van die desbetreffende familie gaat, die de drie ruiten in hun wapenschild dragen.67 Aangezien de verschillende kwartieren van het wapenschild niet gedetermineerd konden worden, is alleen de connectie met de familie Oetgens te leggen.

66 J.-B. Rietstap, Illustrations to the Armorial Général I & II, Londen, 1967

Masterscriptie Kunstgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen 2014

Er is nog een partij die wellicht geïdentificeerd zou kunnen worden met het tweede wapenschild op het kazuifel. Het gaat hier slechts om een veronderstelling, maar het is toch in het belang van het onderzoek om het hier te noemen. Het zou kunnen dat de rode sporen waargenomen bij de analyse van het kazuifel slechts sporen van het onderliggende basiskleed zijn. Het is de moeite waard om de vraag te stellen hoe zo’n specifiek deel op de hogere rug van het kazuifel zo versleten kan zijn (in tegenstelling tot de rest), dat er nog een heel klein spoor van rode stof is waar te nemen. Daarbij is het wellicht ook mogelijk dat de ontwerper of de vervaardiger van de scène de Christusfiguur en de wapenschilden bewust een gouden gloed gaf of moest geven, om aan te geven dat dit het belangrijkste van de geborduurde scènes is, dat hier de nadruk op moest liggen.

Mits bovenstaande het geval is, dan zou het hier kunnen gaan om het wapenschild van de Haarlemse familie Van de Laen (zie afb. 49. van de bijlage). Hun wapenschild bestaat uit drie liggende tonnen gescheiden door een keper. Richard de Beer kwam bij een onderzoek tot de conclusie dat er een variatie op hun wapenschild in kleur bestond en dat de tonnen ook wel staand konden worden weergegeven.68 Hier zijn echter geen afbeeldingen van bekend.

Los van wie de persoon of familie was die hun wapenschild hebben laten aanbrengen op het kazuifel, staat het vast dat deze opdrachtgever een ridder van het Heilige Graf moet zijn geweest, vanwege de aanwezigheid van het gouden Jeruzalemkruis met krukken, het ordeteken van de Ridderorde van het Heilige Graf te Jeruzalem.

Nu rest ons de vraag waarom de eventuele opdrachtgevers de opdracht gaven tot het vervaardigen van het kazuifel.

Zoals eerder vermeld was Van der Aa lid van het broederschap van Jeruzalemvaarders te Haarlem. Of hij provoost van dit broederschap is geweest is niet bekend. Het broederschap had in de St. Bavo een eigen altaar en een eigen kapel, de zogenoemde Heilige Grafkapel. De aanwezigheid van de Verrijzenis en daarmee het Heilige Graf op het kazuifel zouden te verklaren zijn als het kazuifel voor de Heilige Grafkapel bestemd was.

Masterscriptie Kunstgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen 2014

5.3. Achtergrond

Het Jeruzalembroederschap

Het Haarlemse broederschap van Jeruzalemvaarders moet in ieder geval vóór 1495 opgericht zijn. Dit wordt afgeleid uit het groepsportret met overleden broeders van het broederschap geschilderd door Jan van Scorel, die zelf ook lid was van het broederschap. Pelgrims traden toe tot een broederschap om hun ervaringen te delen, de herinnering aan het Heilige Land levend te houden en om gezamenlijke religieuze activiteiten te ontplooien. Zo had de broederschap naar alle waarschijnlijkheid een altaar en een kapel in de St. Bavokerk, namen ze deel aan de grote processie op Palmzondag en hielden ze jaarlijks een broederschapsmaaltijd.

Het altaar van de broederschap in de Sint-Bavo

In de Sint. Bavo is in het koor op twaalf zuilen onder en boven de Apostolische geloofsbelijdenis aangebracht:

1. Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, 2. en in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer,

3. die ontvangen is van de heilige Geest, geboren uit de maagd Maria,

4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, 5. die nedergedaald is ter helle; de derde dag verrezen uit de doden,

6. die opgestegen is ten hemel, zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader, 7. vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden.

8. Ik geloof in de heilige Geest;

9. de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen; 10. de vergiffenis[2] van de zonden;

11. de verrijzenis van het lichaam; 12. het eeuwig leven.69

Voor deze twaalf zuilen stonden, volgens Cerutti, behorende bij de twaalf artikelen beelden van de twaalf apostelen met in de koorsluiting de beelden van Christus en Maria. Deze beelden stonden tegen een achtergrond van een tapijtimitatie geschilderd op de zuilen. De binnenkant van de zuilen waren oorspronkelijk ook beschilderd, maar vandaag

Masterscriptie Kunstgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen 2014

de dag is er nog maar een fragment over op één van de zuilen. Herkenbaar is het Jeruzalem- of krukkenkruis, waarnaast vermoedelijk nog een geschilderde Jacobus de Meerdere zou hebben gezeten. Bij deze zuil zou het beeld van Bartholomeus hebben gestaan, vergezeld van het zesde geloofsartikel: Ascendit ad coelos, sedet ad dexteram

patris omnipotentis (Opgevaren ten hemel, zit aan de rechterhand van de almachtige vader).

Het is bij deze zuil waar het Jeruzalembroederschap volgens Cerutti vermoedelijk zijn altaar heeft gehad. Het Jeruzalemkruis is een duidelijk verwijzing naar het Heilige Land en zou ook nog kunnen verwijzen naar de ridders van het heilige graf te Jeruzalem.

In het jaar 1578 zijn alle altaren in de St. Bavokerk gesloopt, in dit jaar werd de kerk – die tot Grote-Kerk werd omgedoopt – geconfisqueerd en aan de hervormden toegewezen. Volgens Cerutti zijn alle bezittingen, ‘waaronder het schilderij van Jan van Scorel’ [en waarschijnlijk het kazuifel], geconfisqueerd door de stad Haarlem. Rond dit jaar is er geen teken van leven meer van het Jeruzalembroederschap.70

De kapel van de broederschap in de Sint-Bavo

Zoals eerder genoemd heeft het Jeruzalembroederschap vermoedelijk een kapel in de St. Bavokerk gehad. Deze Heilige graf- of Van Assendelftkapel staat op de plattegrond van de kerk (zie de bijlage) aangegeven met een L en is voor de duidelijkheid rood gemarkeerd (zie afb. 50. van de bijlage). In deze kapel moet vermoedelijk ook het groepsportret van twaalf Jeruzalembroeders geschilderd door Jan van Scorel hebben gehangen. Ook heeft er een Heilige Graf groep gestaan met ‘een legghende god’ (Christus in het graf), aldus de kerkrekening.71

70 W. Cerutti, Haarlemse Jeruzalemvaarders, Haarlem, 2010, 66

71 N. Rol, Het gouden vierstel in de schatkamer van de kathedrale basiliek te Haarlem: een onderzoek naar de herkomst van deze gewaden, Amsterdam, 1986 (2dln), 130: “f. 13v item die kercmeesters hebben claes clamp besteet te maken een legghende god voir xxix philpus scild, item claes clamp heeft ontfanghen iii philippus scild, item claes clamp noch ontfanghen iii philippus scild, item claes clamp noch ontfanghen iii philippus scild, item claes clamp noch ontfanghen iii philippus scilt, item claes clamp noch ontfanghen iii philippus scild, facit claes clamp gegeven xxix philippus scild, f. 14r item claes clamp gegeven vanden englen ende aensichen te houwen inden heyligen graef ft iiii1/2 gulden, f. 14v item jan dul gegeven vant heylich graf te decken van ii dach loans ii gulden, item hoar knecht gegeven viii cromstert, item zweer gegeven vant graf te stofferen i philippis scilt ende i gilden, f. 15v item menten dochter ghegheven xviii cromstert”.

Masterscriptie Kunstgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen 2014

5.4. Conclusie

Wanneer nu dezelfde vragen gehanteerd worden als in hoofdstuk 3 en 4, dus wat was het doel van het vervaardigen van het kazuifel? Wie was de opdrachtgever? Wat was de reden voor het aanbrengen van een familiewapen op het kazuifel? Dan kan het volgende geconcludeerd worden.

Het Jeruzalembroederschap te Haarlem had in de St. Bavo aldaar een eigen altaar en een kapel, de Heilige Grafkapel. In deze kapel hing vermoedelijk ook het groepsportret van Jan van Scorel. In deze kapel werden gebeden en missen opgedragen. Het kazuifel werd waarschijnlijk gedragen door de geestelijke of vicaris die in deze kapel de gebeden en missen verzorgde.

Het is zeer aannemelijk dat Jan Aelbertsz. Van der Aa, een lid van het broederschap, samen met een ander lid de opdracht heeft gegeven tot het vervaardigen van het kazuifel. Deze conclusie kan getrokken worden, omdat het familiewapen van Van der Aa is aangebracht op het kazuifel. De aanwezigheid van dit familiewapen moet waarschijnlijk voor een deel in dezelfde lijn worden gezien als het kazuifel besproken in hoofdstuk 4. Net als in hoofdstuk 4 zou ook hier sprake kunnen zijn van een familie, die zich wil profileren als rijke en goede katholieken. Daarnaast moet de aanwezigheid van de twee palmtakken erop wijzen dat Van der Aa het Heilige Land heeft bezocht, net als dat de drager van het ongeïdentificeerde wapenschild wilde laten zien dat hij een Ridder in de Orde van het Heilig Graf te Jeruzalem was.

De aanwezigheid van de Opstanding als hoofdscène kan een rechtstreekse verwijzing zijn naar de Heilige Grafkapel in de St. Bavo te Haarlem, die in de Middeleeuwen toebehoorde aan het Jeruzalembroederschap

Masterscriptie Kunstgeschiedenis Rijksuniversiteit Groningen 2014

6. Slotconclusie

In document OPDRACHTGEVERS VOOR HET VOETLICHT (pagina 38-44)