• No results found

Mogelijke alternatieven

In document De Eigen woning en echtscheiding (pagina 23-26)

4.1 Inleiding

De keuze van de wetgever om het overgangsrecht naast het huidige recht te laten bestaan zorgt in geval van echtscheiding voor de nodige fiscale en daarmee financiële problemen omtrent de eigen woning. In dit hoofdstuk zullen ideeën worden aangedragen over hoe dat deze problematiek verholpen, verminderd of voorkomen kan worden.

4.2 De mogelijke alternatieven

De individuele benadering van de bestaande eigenwoningschuld van wet IB 2001 is een obstakel. Er is daardoor geen overname van de bestaande schuld van de vertrekkende scheidend echtgenoot mogelijk. Waardoor niet onder het overgangsrecht aanspraak kan worden gemaakt voor een bestaande eigenwoningschuld voor het overgangsrecht, waardoor men onder het huidig recht valt met een annuïtaire aflossingseis vanwege de verhoging van de individuele eigenwoningschuld. Hierdoor nemen de maandlasten toe terwijl het inkomen (veelal) terugloopt vanwege de scheiding.

Zoals het NOB heeft geadviseerd47 bij de behandeling van de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning, zou het mogelijk gemaakt moeten worden om het overgangsrecht aan de blijvende partner over te kunnen dragen. Dit zou bereikt kunnen worden aan de hand van een keuzeregeling waarin de vertrekkende partner overgangsrecht kan overdragen aan de partner die in de huidige eigen woning blijft. De Consumentenbond en de Vereniging Eigen Huis volgden later deze redenatie van het NOB toen hen duidelijk werd dat deze huidige wetgeving tot problemen leidt48.

Daarnaast zegt Dr. Mr. P.G.H. Albert, naar mijn mening terecht, dat de geïntroduceerde wetgeving zo complex is dat van een correcte uitvoering ervan, in het speciaal na een verhuizing, weinig terecht zal komen. Tevens is de wetgeving omtrent het overgangsrecht gebaseerd op het

rechtszekerheidsbeginsel (in plaats van het gelijkheidsbeginsel). Er zal nu gedurende 30 jaar een splitsing op de woningmarkt zijn, namelijk tussen de fiscaal voordelige ‘oude hypotheken’ en de minder gunstige ‘nieuwe hypotheken’ van na 1 januari 2013. Dit werkt ongelijkheid in de hand. De wet had veel eenvoudiger, beter uitvoerbaar en rechtvaardiger kunnen zijn als bestaande en nieuwe gevallen hetzelfde zouden zijn behandeld, en wel door een (in de tijd toenemend) deel van de eigenwoningrente van aftrek uit te sluiten (volgens een annuïtair of lineair schema). Echter lijkt dit een gepasseerd station aangezien de wetgever heeft gekozen voor de huidige wetgeving, alle adviezen ten spijt.

47 Kamerstukken II, 33 405, 2012/13, Nr 7, Nota naar aanleiding van het verslag, 12. Commentaar derden.

48 Vereniging eigen huis en de consumentenbond, Toepassing overgangsregeling eigenwoningschuld bij beëindiging partnerschap, 17 december 2013, bladzijde 2

Indien men vanaf 1 januari 2013 verhuist en een extra gedeelte hypothecair bij moet lenen komt men in twee regimes terecht, dit levert extra complexiteit op die voor de gemiddelde huizenbezitter niet te doorgronden is. Daar het het doel is van de huidige regering om de complexiteit van de Wet terug te dringen en de werkbaarheid voor de fiscus (en ander overheidsorganen) te verhogen, is dit paradoxaal.

4.3 De haalbaarheid van deze alternatieven

In deze paragraaf zullen de in de vorige paragraaf aan de orde gekomen mogelijke alternatieven bekeken worden op haalbaarheid alsmede op wenselijkheid. De Vereniging Eigen Huis en de Consumentenbond hebben de minister van Wonen en Rijksdienst een voorstel gedaan om de problematiek die ontstaat bij echtscheiding in combinatie met een eigen woning en het

overgangsrecht. Het voorstel van de Vereniging Eigen Huis en de Consumentenbond houdt in dat de vertrekkende partner de keuze heeft om zijn/haar bestaande eigenwoningschuld over te dragen aan de achterblijvende partner, waarop dan het overgangsrecht nog wel betrekking heeft. Hiermee zou de vertrekkende partner afstand nemen van zijn bestaande eigenwoningschuld en het overgangsrecht en daarmee enkel nog tegen het huidige recht een nieuwe hypotheek kunnen financieren, dus tenminste annuïtair aflossen om recht op hypotheekrenteaftrek te verkrijgen. In mijn optiek is het toevoegen van een extra overdraagbaarheid van het aflossingsschema tussen partners in geval van scheiden een kleine toevoeging in een al complex geheel aan wetten die de wetgever zelf gemaakt heeft. Het is naar mijn mening dan ook geen goed argument om deze tegemoetkoming aan de belastingplichtigen die in deze situatie terecht gekomen zijn door het geschuif met de wetgeving door de wetgever zelf.4950 Zo oordeelde ook het NOB dat, hoewel partners na (echt)scheiding niet zelf geheel vrij zijn om het overgangsrecht aan elkaar toe te delen, het effect hiervan is dat de regeling nog weer ingewikkelder wordt, want er ontstaan twee eigen woning regimes naast elkaar heen in geval van verhuizing. De uitvoeringspraktijk zou erbij gebaat zijn om met betrekking tot dit punt niet vast te houden aan het voorgestelde regime en partners bij echtscheiding zelf te laten kiezen wie van de voormalige partners het de hypotheek onder het overgangsrecht voortzet. Tevens geeft de wetgever aan dat deze

problematiek niet het verschil maakt tussen het al dan niet kunnen aflossen van de

eigenwoningschuld51. De praktijk laat echter zien dat hierdoor wel degelijk een verschil in de

maandlasten kan optreden, waardoor de blijvende echtgenoot daadwerkelijk in de woning zou kunnen blijven wonen. Dit in tegenstelling tot onder het huidige recht.

49 Zij noemen de wetgeving zelf immers al complex.

50 De wetgever voegt wel in BLKB2016/33M, 04 februari 2016, art 10bis11a Wet IB 2001 toe om KEW aan de partner toe te kunnen rekenen, maar wil deze problematiek van echtscheiding niet oplossen.

51 Brief over toepassing overgangsregeling eigenwoningschuld bij beëindiging relatie, Drs. S.A. Blok, 10 juni 2014, blz. 2

4.4 Samenvatting

Aan de hand van de in dit hoofdstuk gegeven alternatieven is duidelijk geworden dat de wetgever een probleem laat voortbestaan52 aan de hand van zwakke argumenten over te lastige wetgeving en te hoge arbeidsintensiteit voor de fiscus. Men heeft de plank in ieder geval goed mis geslagen door twee regimes naast elkaar te creëren53, wat rechtsongelijkheid in de hand werkt en complexiteitverhogend is voor de belastingplichtigen. Daarnaast kan de wetgever relatief eenvoudig het mogelijk maken om het overgangsrecht onderling tussen partners overdraagbaar te maken, om het fiscale probleem op te lossen, de gemiddelde belastingplichtige begrijpt deze regelgeving toch al niet dus een extra

toevoeging met praktische meerwaarde is dan ook geen probleem. Daarnaast is de uitvoerbaarheid voor de overheid/fiscus minder van belang dan dat het rechtvaardig is ten aanzien van de betrokken partijen, in dit geval de belastingplichtigen die scheiden terwijl ze een eigen woning hebben dat onder het overgangsrecht valt.

52 Het probleem van het overgangsrecht wanneer er sprake is van een echtscheiding, en de niet overdraagbaarheid van het overgangsrecht.

53 Zo betoogt ook Mr. Dr. P.G.H. Albert in, 'Wet fiscale behandeling eigen woning: gammele, kwetsbare wetgeving', WFR 2013/459

In document De Eigen woning en echtscheiding (pagina 23-26)