• No results found

De gevolgen van echtscheiding onder het overgangsrecht

In document De Eigen woning en echtscheiding (pagina 18-21)

Hoofdstuk 3: Scheiding en de eigen woning

3.5 De gevolgen van echtscheiding onder het overgangsrecht

In principe wijzigt er voor de belastingplichtigen in de oude situatie niets aan de eigen woning, zolang er geen toename in de eigenwoningschuld plaatsvindt, blijven belastingplichtigen onder het oude regime,35 zoals ook het doel was van het begrotingsakkoord van 2013.36 Ook bij het oversluiten van een bestaande eigenwoningschuld (van voor 31 december 2012) blijft de belastingplichtige onder het oude regime.37 Voor hen geldt dan het overgangsrecht, welke in art. 10 bis.1 Wet IB een verwijzing

33 Eigenwoningreserve = verkoopwaarde – eigenwoningschuld, afhankelijk van een positieve (over)waarde dan wel een negatieve (onder)waarde.

34 Hoogeveen, M. J. (2012). Echtscheiding en de eigen woning. In I. J. F. A. Vijfeijken (Ed.),

Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding. (pp. 143-193). (Fiscale geschriften; No. 13). Den Haag:

SDU-uitgevers. Paragraaf 6.6.

35 Kamerstukken II 2011/12, 33 280, nr. 1, blz. 23

36 Begrotingsakkoord 2013, blz. 13

37 Art. 10bis1 lid 3 Wet IB 2001

geeft naar de eigenwoningschuld als bedoeld in art. 3.119a zoals dat luidde op 31 december 2012, dus zonder de annuïtaire aflossingeis. Het enige probleem is dat de bestaande eigenwoningschuld, ofwel de BEWS, niet overdraagbaar is onder het overgangsrecht, omdat de wetgever deze voorziening niet heeft opgenomen.38 Ondanks dat er door de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: NOB) gepleit is voor een overdraagbaarheid van deze hypotheekschuld onder het overgangsrecht,

overeenkomstig indien er sprake is van overlijden of erven.39 De problemen onder het overgangsrecht ontstaan wanneer er een verhoging van de hypotheekschuld optreedt, deze dient annuïtair afgelost te worden volgens de nieuwe regels om in aanmerking te komen voor hypotheekrenteaftrek.40 Op zichzelf is dat niet zo problematisch, want een verhoging van de ‘oude’ hypotheekschuld wordt meestal vrijwillig aangegaan door de hypotheekgever. Dit is echter niet het geval wanneer twee partners uit elkaar gaan en een van beide in de huidige eigen woning blijft wonen en het gedeelte van de andere partner over zal nemen. In dat geval zal er niet vrijwillig een toename in de

hypotheekschuld plaatsvinden van de belastingplichtige partner die in de woning wil blijven wonen.

Het gedeelte van de vertrekkende partner kan niet worden overgedragen aan de blijvende belastingplichtige. Hierdoor is er een nieuwe hypotheekvorm41 nodig om het gedeelte van de

vertrekkende partner te kunnen betalen, met recht op aftrek van de kosten van de eigen woning. Deze nieuwe hypotheekvorm moet volgens het nieuwe regime afgelost worden, ten minste annuïtair en in 30 jaren. Zo kan men dus onder beide situaties vallen, het overgangsrecht (oude hypotheekschuld, het eigen gedeelte) en de nieuwe regels (nieuwe hypotheekschuld, van de partner overgenomen). Dit zorgt voor een verhoging in de maandlasten voor de partner die blijft wonen in de eigen woning. Een verhoging in lasten die moeilijk op te vangen is voor de belastingplichtige. Waar het voor 1 januari 2013 mogelijk was om fiscaal de eigen woning evenals de eigenwoningschuld samen aan één partner toe te delen is dat na 1 januari 2013 nog wel mogelijk, maar is dit fiscaal onaantrekkelijk omdat het een fiscale lastenverzwaring teweegbrengt. Dit probleem is ontstaan door de aflossingseis, omdat de schuld die voortkomt uit het oude regime (meestal) niet zal voldoen aan de eisen van de nieuwe regels zullen de lasten die voortkomen uit de eigenwoningschuld (meestal) niet meer voor aftrek in

aanmerking komen. Door de aflossingseis zal de bestaande eigenwoningschuld hogere maandlasten met zich meebrengen dan voorheen bij een aflossingsvrije hypotheek. Hierdoor blijft een

belastingplichtige die na scheiding wil blijven wonen in de eigen woning met de hypotheekschuld van de vertrekkende belastingplichtige achter die wel annuïtair afgelost moet worden. De vertrekkende partner kan indien hij binnen het daaropvolgende kalenderjaar42 een nieuwe eigen woning koopt, en dat met hypothecaire lening doet, zijn gedeelte van de hypotheekschuld uit de eigen woning die onder het overgangsrecht viel, de BEWS, doorschuiven naar de nieuwe woning.

38 NOB advies

39 Overlijden sterven overdracht overgangsrecht.

40 Drs. M.J.J.R van Mourik, WPNR 2014, Overgangsrecht voor de bestaand eigenwoningschuld,

41 Met ten minste een annuïtaire aflossing

42 Binnen het daaropvolgende kalenderjaar een nieuwe eigen woning, ingevolge art. 10 bis 1, lid 3, Wet IB 2001

Een en ander wordt duidelijker gemaakt met een getallenvoorbeeld:

Oude woning (blijver) Nieuwe Woning (vertrekker)

WOZ-Waarde: 300.000 300.000

Overgangsrecht blijver: 120.000 0

Overgangsrecht vertrekker: 0 120.000

Nieuwe hypotheek (annuïtair): 120.000 180.000

Afgelost op hypotheek 60.000 0

Nog af te lossen 240.000 300.000

Aanname: 100% eigenwoningwaarde als hypotheek genomen in beide gevallen en geen over- of onderwaarde.

De belastingplichtigen hadden voor het scheiden een gezamenlijke hypotheekschuld van 240.000 (na 60.000 afgelost te hebben). Onder gemeenschap van goederen hebben zij beiden een even groot aandeel in het huwelijksvermogen. Beide hebben dus onder het overgangsrecht 120.000 aan hypotheekschuld. Wil de blijver de woning af kunnen betalen dan dient de hypotheek omgezet te worden in een nieuwe hypotheekvorm, immers de vertrekker kan zijn hypotheekschuld onder het overgangsrecht niet overdragen, zoals voorheen reeds uiteengezet. Met deze nieuwe hypotheek kan de blijver de hypotheekschuld van de vertrekker overnemen tegen de fiscaal minder gunstige

voorwaarden. Deze nieuwe hypotheek zal dan annuïtair afgelost moeten worden omdat deze onder het huidige recht valt. Hierdoor zal de blijver met hogere maandlasten te maken krijgen, waarvan het maar de vraag is men deze kan dragen. Als de vertrekker zelf een nieuwe woning wil kopen kan hij zijn gedeelte van de oude eigenwoningschuld die onder het overgangsrecht valt aanwenden om een aflossingsvrije hypotheek af te sluiten voor dat gedeelte (in casu 120.000)43, voor het andere gedeelte zal men dan een nieuwe hypotheek af moeten sluiten die moet voldoen aan de aflossingseis. Bij dit voorbeeld is daarnaast nog volledig voorbij gegaan aan de kant van de schuldeiser, de

hypotheekverstrekker. Deze zal er niet happig op zijn dat in plaats van twee aansprakelijke personen voor de hypotheek er nog maar een overblijft. De hypotheekverstrekker zal in ieder geval genoeg zekerheid willen dat deze persoon de hypotheek ook alleen kan aflossen.

-Koude uitsluiting/huwelijkse voorwaarden:

Aangezien het hier om een beëindigd huwelijk gaat dat in koude uitsluiting tot stand is gekomen gebeurt er niet veel met de vermogenspositie van beide scheidende echtelieden. De eigen woning blijft in bezit bij de belastingplichtige die de eigen woning reeds had voor het huwelijk. Is de woning

43 Deze nieuwe (aflossingsvrije) hypotheek onder het overgangsrecht dient wel binnen het daaropvolgende kalenderjaar tot stand te zijn gekomen. Art. 10 bis 1, lid 3, Wet IB 2001.

tijdens het huwelijk gezamenlijk gekocht dan hebben zij beide recht op de helft44 van de woning.

Blijft een van de partners in de woning wonen, dan kan deze de vertrekkende partner uitkopen, of indien de vertrekkende partner dat prima vindt, woongenot genieten over het gedeelte van de

vertrekkende partner (de 50% die vermogensrechtelijk van de vertrekkende partner is)45. Wanneer de blijver de vertrekkende partner wil uitkopen zal dit met een nieuwe hypothecaire lening gedaan moeten worden, deze lening zal dan volgens het huidige reguliere recht, niet het overgangsrecht, opgesteld moeten worden om voor hypotheekrenteaftrek in aanmerking te komen. Als beide partners uit de woning vertrekken, en de eigen woning verkopen, hebben zij beide een BEWS ter waarde van de helft van de eigen woning. Zij kunnen dan eventueel binnen één jaar een nieuwe hypotheek afsluiten ter waarde van deze BEWS, en de rest van het bedrag dat zij nodig hebben om de eigen woning te financieren dient tegen het huidige recht te gebeuren om voor aftrek in aanmerking te komen.

-Alimentatie, zowel koude uitsluiting als GVG

Blijven de scheidend partners beide voor een bepaald gedeelte eigenaar van de woning, dan kan de vertrekkende belastingplichtige op grond van art. 6.3, lid 2, Wet IB 2001 voor dat gedeelte het eigenwoningforfait in aftrek brengen op zijn inkomen als alimentatie. De blijvend inwoner van de woning moet dit gedeelte van het eigenwoningforfait als een periodieke verstrekking in aanmerking nemen op grond van art. 3.101, lid 2, Wet IB 2001. De blijvend inwoner geniet dus een voordeel (inkomen) en de vertrekkende eigenaar heeft een aftrekpost.

3.6 De problematiek van echtscheiding indien er een kapitaalverzekering op de eigen

In document De Eigen woning en echtscheiding (pagina 18-21)