• No results found

8 Samenvatting en conclusies

MKBA MCA

Analyse

• Verdeling lusten en lasten Verdelingseffecten komen niet tot uiting in de Verdelingseffecten zijn als MCA-criteria in de MKBA-tabel. Daarom dienen ze apart, dus beschouwing mee te nemen.

buiten de tabel om, te worden vermeld.

• Onomkeerbaarheid van effecten Buiten de tabel is adequate informatie vereist Onomkeerbaar is als MCA-criteria in de over onomkeerbare gevolgen van een maatregel. beschouwing mee te nemen.

Beoordeling

• Correctie interregionale effecten Er kan gecorrigeerd worden voor interegionale Correctie van interregionale effecten is als

effecten. MCA-criteria in de beschouwing mee te nemen.

• Ruimtelijk schaalniveau In theorie van lokaal tot mondiaal. In de praktijk Vooral regionaal. Soms ook nationaal. vooral regionaal en nationaal.

• Tijd en kosten Veel tijd en hoge kosten. Vaak in relatief korte tijd en met beperkte

kosten uit te voeren.

• Validiteit en betrouwbaarheid uitkomsten Validiteit en betrouwbaar zijn bij een MKBA over Door subjectieve selectie van criteria kan het algemeen goed, al hangt met name de een MCA worden aangepast aan wat het betrouwbaarheid mede af van het gebruik van beoogt te meten. De betrouwbaarheid hangt monetaire waarderings-methoden – zie tabel 8.3. af van in hoeverre essentiële keuzes en

onderdelen expliciet zijn geraporteerd. Afweging

• Informatiebehoefte Inzicht in de maatschappelijke rentabiliteit van Inzicht in de rangorde van beleidsmaat-

een beleidsmaatregel regelen o.b.v. sub-jectieve weging van

zelfgekozen criteria. Overig

• Draagvlak Groot, via OEI-leidraad. Groot, via m.e.r.

• Ervaring Bij experts is er de nodige ervaring met het Er is inmiddels veel ervaring opgedaan met instrument. Minder ervaring is er met het het instrument.

onderdeel natuurwaardering.

• Robuustheid Richtlijnen in OEI-leidraad heeft positief effect Subjectiviteit bij het toekennen van gewichten op de robuustheid van een MKBA kan robuustheid negatief beïnvloeden.

Tabel 8.2 Toetsingscriteria voor MKBA en MCA, waarmee na- gegaan kan worden of het instrument, gegeven de doelstellingen en situatie, het meest geschikt is voor het gespecifeerde doel.

Tabel 8.3 Toetsingscriteria voor MKBA en MCA, waar- mee nagegaan kan worden of het instrument zorgvuldig is toegepast.

tot een voluntaristisch instrument, omdat het in staat is aan verschillende belangen uiteenlopende gewichten te hangen. Een MKBA is daarentegen meer neo-liberaal: het instrument heeft een stevige basis in de welvaartseconomie en streeft naar marktconforme uitkomsten.

Naast de verschillende informatie die de instrumen- ten leveren, is een ander groot verschil tussen MKBA en MCA de hoeveelheid tijd en de omvang van de

kosten die met het gebruik gepaard gaan. Voor een MKBA is over het algemeen meer tijd nodig en zijn de kosten hoger dan voor een MCA.

Uit tabel 8.3 blijkt nog eens hoe verschillend MKBA en MCA eigenlijk zijn. Het zijn allebei weliswaar ex ante evaluatie-instrumenten, maar het doel waarvoor ze ingezet kunnen worden – dat wil zeggen, de informatiebehoefte waaraan ze

MKBA MCA

Analyse

• Compleetheid van en het vermijden In een MKBA dienen alle maatschappelijke Alle effecten die in de analyse worden van dubbeltelling van effecten effecten van een maatregel te worden meegenomen, moeten in relatie staan met

betrokken. Dit leidt al gauw tot het gevaar de doelstellingen van de verschillende

van dubbeltellingen. maatregelen die worden geëvalueerd.

Beoordeling

• Validiteit en betrouwbaarheid uitkomsten Problemen met de validiteit en betrouwbaarheid Niet van toepassing. (van waarderings-methoden) van waar-deringsmethoden beïnvloeden de

validiteit van een MKBA. RKM en HPM zijn over het algemeen betrouwbaarder dan CVM en CA. Afweging

• Tijdshorizon In de OEI-leidraad worden als mogelijke waarden Niet van toepassing. 20, 30 en 40 jaar genoemd.

• Discontovoet Voor risicovrije projecten is een discontovoet Niet van toepassing. van 4% voorgeschreven, eventueel aangevuld

met een risico-opslag van 3%.

• Gevoeligheidsanalyse In de OEI-leidraad wordt aan-geraden om Om de uitkomsten zo objectief mogelijk te onzekerheden rond uitkomsten via gevoeligheids- maken, dienen verschillende sets van analyses in beeld te brengen. wegingsfactoren gebruikt te worden.

Zodoende kan worden bepaald of de uit- komsten veranderen bij toepassing van een andere wegingsverdeling.

dienen te voldoen – is verschillend, en dat uit zich in hoe de instrumenten behoren te worden toegepast. De tabel kan als hulpmiddel dienen bij de analyse van bestaande evaluatiestudies. Wan- neer bijvoorbeeld in een uitgevoerde MKBA- studie is gekozen voor een discontovoet van 10%, dan gaat dit lijnrecht in tegen de OEI-leidraad en zal deze keuze naar alle waarschijnlijkheid gevol- gen hebben voor de uitkomsten van de studie. MKBA en MCA zijn dus twee verschillende in- strumenten, maar betekent dit dan ook dat ze niet met elkaar vergeleken kunnen worden? Het antwoord op deze vraag is nee, want wanneer zowel een MKBA als een MCA wordt ingezet om dezelfde beleidsmaatregel te evalueren, dan zou- den ze in principe – als ze tenminste allebei cor- rect en volledig zijn uitgevoerd – tot vergelijkbare resultaten moeten komen. De gewichten die in dat geval in een MCA moeten worden gebruikt, zijn de schaduwprijzen. Dit zijn immers ook de gewichten die impliciet in een MKBA van toe- passing zijn. Maar juist het gegeven dat de keuze van gewichten bij een MCA in zekere mate sub- jectief zijn, vormt een belangrijke verklaring voor het verschil in uitkomsten tussen een MCA en een MKBA.

Nu het dus mogelijk blijkt MKBA en MCA met elkaar te vergelijken, zonder daarbij te worden verweten dat appels met peren worden vergele- ken, rest de vraag: welk instrument is beter, MKBA of MCA? Concluderend kunnen we stel- len dat – vanuit het oogpunt van de economische theorie – MKBA verreweg het beste evaluatie- instrument is. Optimalisatie van de welvaart is binnen deze theorie het uieindelijke doel. In dit licht beschouwd, ligt de glorie van MKBA in haar vermogen alle effecten van een beleidsmaat-

regel in ogenschouw te nemen en vervolgens te bepalen in hoeverre de maatregel het maatschap- pelijke welvaart beïnvloedt. De tragiek is dat het een MKBA slechts bij vlagen aan die glorie raakt. Sommige effecten zijn moeilijk in geld uit te drukken, of worden gewoonweg over het hoofd gezien, terwijl andere effecten dubbel worden meegenomen. Ook blijkt natuurwaardering in Nederland lang niet altijd als volwaardig onder- deel van een MKBA te worden geaccepteerd. Wanneer een MKBA goed en vakkundig (volgens de OEI-leidraad) wordt uitgevoerd, dan draagt ze bij aan een goede voorbereiding van besluitvor- ming over, en beoordeling van projecten. Maar tegelijkertijd vereist een dergelijke toepassing van het instrument de nodige kennis en expertise. Een MCA is in vergelijking met een MKBA ge- makkelijker uit te voeren. Maar strategisch gedrag kan de uitkomsten ervan bepalen. Daarom is het noodzaak dat een MCA transparant wordt uitge- voerd en dat alle stappen goed worden toegelicht. Hierdoor dwingt het instrument de gebruiker er als het ware toe feiten en waardeoordelen strikt te scheiden en te beargumenteren.

Het feit dat het toepassen van een MKBA veel kennis vereist, heeft een tweetal consequenties. Allereerst is het noodzakelijk dat degenen die een MKBA daadwerkelijk gebruiken, op de hoogte zijn van deze kennis en haar ook benutten. Daar- naast betekent de vereiste van grondige kennis dat een MKBA niet altijd even gebruikersvriende- lijk is. Niet voor niets wordt een MKBA, als gevolg van de complexiteit van het instrument, vaak door experts uitgevoerd. En dat bepaalt weer de robuustheid van het instrument. Zo kunnen de zegeningen van een MKBA als gesel worden ervaren. Wanneer het instrument juist en correct

Concluderend kunnen we stellen dat – vanuit het oogpunt van de economische theorie – MKBA verreweg het beste evaluatie- instrument is

De uitkomsten van een evaluatiestudie geven informatie over de effecten die een bepaal- de beleidsmaatregel heeft, maar bepalen nooit of deze maatregel moet worden uitge- voerd, of niet

wordt ingezet, dan spelen de uitkomsten ervan een waardevolle rol in het besluitvormingsproces. Maar dit betekent tegelijkertijd ook dat bij een verkeerde toepassing van het instrument – bij- voorbeeld omdat omdat bestaande kennis ontoe- reikend is of geheel ontbreekt – een MKBA eerder verwarring dan inzicht geeft. Juist om dit soort problemen te ondervangen, is de OEI- leidraad voor het doen van MKBA’s opgesteld, die voorkomt dat voor het instrument hooguit een plaats is weggelegd als veredeld telraam. Een dergelijke leidraad is overigens geen over- bodige luxe. Want hoewel een MKBA vaak wordt gezien als een evaluatie-instrument dat volledig objectief toegepast wordt, zijn er verschillende factoren die de uitkomsten ervan kunnen ‘sturen’. Zo blijkt de keuze van onder andere de tijdshori- zon, de discontovoet en de restwaarde de uit- komsten van een MKBA te kunnen beïnvloeden. Door hierover heldere afspraken te maken, heeft MKBA duidelijk aan kracht en kwaliteit gewonnen.

Ondanks (of juist dankzij) de verschillen tussen MKBA en MCA, wordt er tegenwoordig in de literatuur, maar ook in de beleidspraktijk, gezocht naar een combinatie van de twee evaluatie- instrumenten. De MKBA is bijvoorbeeld een uitstekend startpunt voor de behandeling van effecten waar consumentenvoorkeuren een goed afwegingskader bieden. Maar wanneer één of meer relevante aspecten van een beleidsmaatregel niet in een MKBA kunnen worden opgenomen, dan kan de analyse worden voortgezet door middel van een MCA.

Tot slot: kunnen we, dit alles nu overziend, stel- len dat besluitvormers door toepassing van maat-

schappelijke kosten-baten analyse, kengetallen kosten-batenanalyse, multicriteria-analyse en kosteneffectiviteitsanalyse zelf geen keuzes of af- wegingen meer hoeven te maken? Het antwoord zit al in de vraag: de verschillende evaluatie- instrumenten zijn stuk voor stuk analyses – niets meer en niets minder. Ze zijn dus niet bedoeld als vervanging van het besluitvormingsproces. Met andere woorden, evaluatie-instrumenten in het algemeen en MKBA en MCA in het bijzon- der dienen besluitvormers tot ondersteuning bij het nemen en evalueren van beleidsbeslissingen. Ze zijn hulpmiddelen bij de besluitvorming en dragen bij aan het formuleren en prioriteren van beleidsdoelen. De uitkomsten van een evaluatie- studie geven informatie over de effecten die een bepaalde beleidsmaatregel heeft, maar bepalen nooit of deze maatregel moet worden uitgevoerd, of niet. Deze keuze wordt uitdrukkelijk overge- laten aan besluitvormers, die bij de onderbou- wing van hun besluit gebruik kunnen maken van de resultaten van een evaluatiestudie. Wanneer bijvoorbeeld een MKBA wordt toegepast, dan kunnen er allerlei zaken spelen, zoals de verdeling van de welvaart, waarover een MKBA nauwelijks of geen informatie geeft, maar die voor een besluitvormer wel van belang zijn.

Adamowicz, W., J. Louviere en M. Williams. 1994. Combining revealed and stated preference methods for valuing environmental amenities. Journal of Environmental Economics and Management, 26 (3), pp. 271-292.

Algemene Rekenkamer. 2000. Beleidsinformatie Betuweroute. Den Haag, Tweede Kamer, 27, 195, nrs. 1-2.

Ando, A., J. Camm, S. Polasky en A. Solow. 1998. Species distributions, land values, and efficient conservation. Science, vol. 279, pp. 2126-2128.

Arrow, K.J., M.L. Cropper, G.C. Eads, R.W. Hahn, L.B. Lave, R.G. Noll, P.R. Portney, M. Russell, R. Schmalensee, V.K. Smith en R.N. Stavins. 1996. Is there a role for benefit-cost analysis in environmental, health, and safety regulation? Science, vol. 272, pp. 221-222. Arrow, K., R. Solow, P.R. Portney, E.E. Leamer, R. Radner en H. Schuman. 1993. Report of the NOAA Panel on Contingent Valuation. U.S. Federal Register, vol. 58, pp. 4601-4614. Barbier, E.B., M. Acreman en D Knowler. 1997. Economic Valuation of Wetlands, Ramsar Convention Bureau. Le Brassus, Switzerland, Imprimerie Dupuis.

Bennet, J., M. Morrison en R. Blamey. 1998. Testing the validity of responses to contingent valuation question. The Australian Journal of Agricultural and Resource Economics, vol. 42 (2), pp. 131-148.

Bergh, J.C.J.M. van den, K.J. Button, P. Nijkamp en G.C. Pepping. 1997. Meta-Analysis in Environmental Economics. Dordrecht-Boston- London, Kluwer Academic Publishers.

Bergland, O., K. Magnussen en S. Navrud. 1995. Benefit Transfer: Testing for Accuracy and Relia- bility. Discussion Paper D-03/1995. Department of Economics, Agricultural University of Norway. Paper presented at the sixth annual conference of The European Association of Environmental and Resource Economists (EAERE), Umeaa, Sweden, June 17-20, 1995.

Bishop, R.C. 2003. Where to from here? pp. 537-566. In: P.A. Champ, K.J. Boyle en T.C. Brown (eds). A Primer on Nonmarket Valuation. Boston, Dordrecht en Londen, Kluwer Academic Publishers.

Blom, M. en J.P. van Soest. 2003. Natuur is Economie. Alphen aan de Rijn, Kluwer.

Boer, P. de, W. Koetzier en M.P. Brouwers. 1990. Basisboek Bedrijfseconomie. Tweede Druk. Groningen, Wolters-Noordhoff.

Bommel, K.H.M. van, J.A,. Boone, K. Oltmer en M.N. van Wijk. 2004. Natuurkosten; Deel 1. Definities en de berekeningsmethodiek vanuit bedrijfseconomisch perspectief. Den Haag, LEI, rapport 3.04.11.

Boom, H. en M. Metze. 1997. Slag om de Betuweroute; het spel langs de lijn. Amsterdam.

Bos, E.J. 2003. De economische waardering van natuur en milieu in projectevaluaties; naar een natuurinclusieve MKBA. Den Haag, LEI, rapport 4.03.07.

Bos, E.J. 2004. De economische waardering van de effecten van infrastructuur op natuur: Case studie ‘Rondje Randstad’. Den Haag, LEI, rapport 4.04.02.

Bos, E.J. en M. van Leeuwen. 2001. Ontwikke- ling van een Instrumentarium voor het Bepalen van Regionaal-Economische Effecten van Land- inrichtingsprojecten; Illustratie aan de Hand van de Case ‘het Kuindermeer’. Den Haag, LEI, rapport 4.01.02.

Bos, E.J. en M. van der Heide. 2005. Ook natuur en milieu factor bij infrastructureel project. De Gelderlander, 10 juni 2005. Bosma, H. 1986. Kosten en effecten van land- inrichtingsprojecten in Nederland. Wageningen, Landbouwuniversiteit, Ph.D. thesis.

Bowker, J.M., D.B.K. English en J.C. Bergstrom. 1997. Benefits Transfer and Count Data Travel Cost Models: an Application and Test of a Varying Parameter Approach with Guided Whitewater Rafting. Working Paper FS 97-03. Athen, University of Georgia, Department of Agricultural and Applied Economics.

Boxal, P.C., W.L. Adamowicz, J. Swait, M. Williams en J. Louviere. 1996. A comparison of stated preference methods for environmental valuation. Ecological Economics, vol. 18 (3), pp. 243-253.

Bräuer, I. 2003. Money as an indicator, to make use of economic evaluation for biodiversity conservation. Agriculture, Ecosystems and Environment, vol 98, pp. 483-491.

Brouwer, R. 2000. Environmental value transfer; state of the art and future prospects, Ecological Economics. vol. 32 (1), pp. 137-152.

Brouwer, R. 2004. Wat is schoon water u waard?; Be- leving en betalingsbereidheid van Nederlanders voor schoner water. Lelystad, RIZA, rapport 2004.013. Brouwer R. en F.A. Spaninks. 1999. The validity of environmental benefits transfer: further empirical testing. Environmental and Resource Economics, vol. 14 (1), pp. 95-117.

Buck Consultants International, i.s.m. NEI, NYFER en de Rijksuniversiteit Groningen. 2001b. Verdieping maatschappelijke kosten- batenanalyse Zuiderzeelijn. Den Haag, uitgevoerd in opdracht van Projectgroep Zuiderzeelijn. Bulte, E.H. en A.J. de Zeeuw. 2002. Hoeveel is de zeehond ons waard? Economisch Statistische Berichten, vol. 87 (4377), pp. 712-715. Carson, R.T., N.E. Flores, K.M. Martin en J.L. Wright. 1996. Contingent valuation and revealed preference methodologies: comparing the esti- mates for quasi-public goods. Land Economics, vol. 72 (1), pp. 80-99.

Clawson, M. en J.L. Knetsch. 1966. Economics of Outdoor Recreation. Baltimore, Johns Hopkins University Press.

Costanza, R., R. d’Arge, R. de Groot, S. Farber, M. Grasso, B. Hannon, K. Limburg, S. Naeem, R.V. O’Neill, J. Paruelo, R.G. Raskin, P. Sutton en M. van den Belt. 1997. The value of the world’s ecosystem services and natural capital. Nature, vol. 387, pp. 253-260.

Dalhuisen, J.M. 2002. The Economics of Sustainable Water Use; Comparisons and Lessons from Urban Areas. Amsterdam, Vrije Universiteit, Tinbergen Institute Research Series no. 290, Ph.D. thesis.

Damme, E. van, C. Teulings en J. Theeuwes. Zo- als algemeen bekend… pp. 161-171. In: Konink- lijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde. Jaarboek 2005/2006. Den Haag, Sdu Uitgevers. Dammers, E., W. Hornis en J. de Vries. 2005. Schoonheid is geld! Naar een volwaardige rol van belevingswaarden in maatschappelijke kosten- batenanalysis. Den Haag, Ruimtelijke Plan- bureau, Rotterdam, NAi Uitgevers.

Damigos, D. 2006. An overview of environmen- tal valuation methods for the mining industry. Journal of Cleaner Production, vol. 14 (3-4), pp. 234-247.

Davidson, M.D. 2004. Discontovoet voor klimaat- schade behoefte politieke keuze. Economisch Statistische Berichten, vol. 4436 (25), pp. 290-293. Davidson, M.D. 2006. A social discount rate for climate damage to future generations based on regulatory law. Climatic Change, vol. 76 (1-2), pp. 55-72.

Diamond, P.A. en J.A. Hausman. 1994. Contin- gent valuation: is some number beter than no number? Journal of Economic Perspective, vol. 8 (4), pp. 45-64.

Dienst Landelijk Gebied. 1998. Handleiding BEL. Utrecht, DLG.

Drechsler, M. en F. Wätzold. 2001. The

importance of economic costs in the development of guidelines for spatial conservation

management. Biological Conservation, vol. 97, pp. 51-59.

Dresselaers, P. 2004. Beleidsevaluatie voor een duurzame ontwikkeling. Brussel, Federaal Planbureau, Working Paper 6-04.

Dubgaard, A., I.J.. Bateman en M. Merlo (eds). 1994. Economic Valuation of Benefits from Countryside Stewardship. Proceedings of a Workshop organised by the Commission of the European Communities. Kiel,

Wissenschaftsverlag Vauk.

Ebregt, J., C.J.J. Eijgenraam en H.J.J. Stolwijk. 2005. Kosteneffectiviteit van Maatregelen en Pakketten; Kosten-batenanalyse voor Ruimte voor de Rivier, deel 2. Den Haag, Centraal

Planbureau, CPB Document , no 83.

Ehrlich, P.R. en A.H. Ehrlich. 1992. The value of biodiversity. Ambio, vol. 21 (3), pp. 219-226. Eijgenraam, C.J.J., C.C. Koopmans, P.J.G. Tang en A.C.P. Verster. 2000. Evaluatie van Infrastruc- tuurprojecten; Leidraad voor Kosten-Baten-

analyse. Centraal Planbureau en Nederlands Economisch Instituut. Den Haag, Sdu Uitgeverij. Ewijk, C. van en P.J.G. Tang. 2006. Meer oog voor de toekomst: een lagere discontovoet. Economisch Statistische Berichten, vol. 91 (4485), pp. 205-207.

Freeman III, A.M. 2003. The Measurement of Environmental and Resource Values: Theory and Methods. Second Edition. Washington DC, Resources for the Future.

Gaaff, A., E.J. Bos, L. Jans, J.J. de Jong, B. Koole. 2003a. Kosteneffectiviteit; case studies voor de Natuurbalans 2003. Bilthoven/ Wageningen/Den Haag, MNP, Werkdocument 2003/XX.

Gaaff, A., M. Strookman en S. Reinhard. 2003b. Inrichtingsvarianten van het Apeldoorns Kanaal; Toepassing van Maatschappelijke Kosten- Batenanalyse in een Interactief Proces. Den Haag, LEI, rapport 4.03.08.

Garrod G. en K.G. Willis. 1999. Economic Valuation of the Environment; Methods and Case Studies. Cheltenham, UK and

Northampton, MA, USA, Edward Elgar. Groeneveld, R. 2003. Spatially Cost-effective Species Conservation in Agricultural Landscapes: An Ecological-economic Modeling Synthesis. Wageningen, Wageningen Universiteit, Mimeo. Groot, A.W.M. de, K.H.S. van Buiren, I.W.D. Overtoom en M. Zijl. 1998. Natuurlijk Vermogen: een Empirische Studie naar de

Economische Waardering van Natuurgebieden in het Algemeen en de Oostvaardersplassen in het Bijzonder. Amsterdam, SEO, rapport 465. Groot, R., M.J.M. van Mansfeld, A. Volkerts en J. Vreke. 2002. Haalbaarheidsstudie “over de bewoonde brug” oostflank Venlo. Wageningen, Alterra, Rapport 591.

Hanley, N. en C.L. Spash. 1993. Cost-Benefit Analysis and the Environment. Aldershot, Edward Elgar.

Harberger, A.C. 1978. On the use of distributional weights in social cost-benefit analysis. Journal of Political Economy, vol. 86 (2), pp. S87-S120.

Hausman, J.A. (ed.). 1993. Contingent Valuation: A Critical Assessment. Amsterdam, North-Holland.

Heide, C.M. van der. 2005. An Economic Analysis of Nature Policy. Amsterdam, Vrije Universiteit, Tinbergen Institute Research Series no. 356, Ph.D. thesis.

Heide, C.M. van der, J.C.J.M. van den Bergh en E.C. van Ierland. 2000. De onschatbare waarde van biodiversiteit. Economisch Statistische Berichten, vol. 85 (4267), pp. 632-635. Heide, C.M. van der, J.C.J.M. van den Bergh en E.C. van Ierland. 2003. Towards an ecological- economic theory of nature policy. pp 121-.145. In: S. Dovers, D.I. Stern en M.D. Young (eds.). New Dimensions in Ecological Economics:

Integrated Approaches to People and Nature. Cheltenham, UK and Northampton, USA, Edward Elgar.

Hoevenagel, R. 1994. The Contingent Valuation Method: Scope and Validity. Amsterdam, Vrije Universiteit, Ph.D.-thesis.

Huylenbroeck, G. van. 1988. Evaluatie van Ruilverkavelingen met behulp van Multicriteria- analyse. Gent, Rijksuniversiteit, Ph.D.-thesis. Janssen, R. 1991. Multiobjective Decision Support for Environmental Problems. Amsterdam, Vrije Universiteit, Ph.D.-thesis. Janssen, R. en G. Munda. 1999. Multi-criteria methods for quantitative, qualitative and fuzzy evaluation problems. pp. 837-852. In: J.C.J.M. van den Bergh (ed.). Handbook of Environ- mental and Resource Economics. Cheltenham, UK and Northampton, USA, Edward Elgar. Janssen, R. en J.E. Padilla. 1999. Preservation or conservation? Valuation and Evaluation of a Man- grove Forest in the Philippines. Environmental and Resource Economics, vol. 14, pp. 297-331. Jongeneel, R., L. Slangen, E.J. Bos, M. Koning, T. Ponsioen en J. Vader. 2005. De

Doorwerkingseffecten van Natuurprojecten op de Economie; Financiële en Economische Analyse van Kosten en Baten. Wageningen Universiteit. Koeijer, T.J. de, K.H.M. van Bommel, M.L.P. van Esbroek, R.A. Groeneveld, A. van Hinsberg, M.J.S.M. Reijnen en M.N. van Wijk. 2006.

Methodiekontwikkeling Kosteneffectiviteit van het Natuurbeleid. Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, Rapport 20. Koning, M., E. Verkade en J. Hakfoort. 2002. Gevolgen van Uitbreiding Schiphol; Een Kengetallen Kosten-Batenanalyse. Den Haag, Centraal Planbureau.

Kooten, G.C. van en E.H. Bulte. 2000. The Economics of Nature; Managing Biological Assets. Oxford, Blackwell Publishers Ltd. Kristofersson, D. en S. Navrud. 2005. Validity Tests of Benefit Transfer – Are we Perfoming the Wrong Tests? Environmental and Resource Economics, vol. 30, pp. 279-286.

Kruk, R. van der. 2005. Hedonic Valuation of Dutch Wetlands. Amsterdam, Vrije Universiteit, Tinbergen Institute Research Series no. 367, Ph.D. thesis.

Krutilla, J.V. en A.C. Fisher. 1975. The Economics of Natural Environments; Studies in the Valuation