• No results found

Criteria om te toetsen of aan de eisen is voldaan die het instrument stelt

5 Toetsingscriteria voor uitgevoerde evaluatiestudies

5.1.2 Criteria om te toetsen of aan de eisen is voldaan die het instrument stelt

Naast toetsingscriteria waarmee nagegaan kan wor- den of het gekozen evaluatie-instrument, gegeven specifieke factoren en prioriteiten, het meest ge- schikt is voor het gespecificeerde doel, zijn er criteria om te toetsen of aan de eisen is voldaan die het toegepaste instrument stelt. Deze staan hieron- der opgesomd, waarbij opnieuw een onderverdeling is gemaakt naar analyse, evaluatie en afweging.

Analyse

Om na te gaan of een evaluatie-instrument zorg- vuldig is toegepast, is het van belang inzicht te hebben in de effecten die in een uitgevoerde evaluatiestudie zijn meegenomen. Zo heeft bij- voorbeeld de aanleg van de Betuwelijn een groot aantal effecten buiten de transportmarkt. Een deel van deze effecten werkt door op andere markten dan de transportmarkt. Dit zijn de zogenaamde indirecte effecten. Weer andere effecten vinden buiten iedere markt om en worden aangeduid als externe effecten. Hoewel bij de toepassing van MKBA’s wordt aanbevolen om alle (relevante) effecten van een project te onderzoeken, betekent dit niet auto- matisch dat al deze effecten zonder meer bij elkaar mogen worden opgeteld. Dit kan namelijk leiden tot dubbeltellingen. Er zal dus goed moeten worden nagegaan of, en in hoeverre, de diverse effecten qua welvaart ook additioneel zijn. Als relevante effecten niet in de analyse zijn mee- genomen, dan dient gemotiveerd te zijn waarom ze buiten beschouwing zijn gelaten.

Beoordeling

In de beoordelingsfase wordt een oordeel toege- voegd aan de gegevens die in de analysefase zijn gestructureerd. Als uit de analyse is gebleken dat een bepaald project effect heeft op natuur en landschap, dan is het voor de evaluatie van belang te weten hoe deze effecten zijn beoordeeld. Is hiervoor bijvoorbeeld gebruik gemaakt van waar- deringsmethoden? Zo ja, dan is het zinvol na te gaan wat deze methoden nu eigenlijk hebben gemeten. Hebben ze enkel de gebruikswaarde in ogenschouw genomen, of is er ook gekeken naar de niet-gebruikswaarde? En komt dit overeen met

wat door de besluitvormer beoogd werd? Kortom, ook hier is het begrip validiteit van belang. Maar ook de term ‘betrouwbaarheid van de uitkomsten’ komt opnieuw om de hoek kijken, bijvoorbeeld wanneer de respons op een CVM-enquête laag is. Zijn de uitkomsten van de enquête dan nog wel betrouwbaar en wat zijn de consequenties als deze (al dan niet betrouwbare) uitkomsten als input dienen voor een MKBA?

Afweging

Bij de afweging worden de geaggregeerde effecten die verbonden zijn aan de verschillende project- alternatieven met elkaar vergeleken. Op deze manier wordt een uiteindelijke keuze gemaakt voor een voorkeursalternatief. Voor de afweging zijn vier toetsingscriteria relevant, namelijk tijdshorizon, discontovoet, gevoeligheidsanalyse en de waarde van de wegingsfactoren.

Tijdshorizon

De tijdshorizon is de periode waarover de effecten bepaald worden en waarvoor de eco- nomische analyse is uitgevoerd. Bij grote pro- jecten, zoals de Betuwelijn, is de tijds-horizon lang, meestal enkele decennia. Interessant is dat de OEI-leidraad adviseert om enkel te kiezen voor een lange tijdshorizon als ook expliciet de risico’s en kosten daarvan in beeld worden gebracht. De leidraad benadrukt de waarde van fasering en flexibiliteit.

Discontovoet

Met de discontovoet, soms ook wel de tijds- voorkeurvoet genoemd, kunnen toekomstige kosten en baten worden herleid tot een netto contante waarde. Het is de rente waarmee

Als relevante effecten niet in de analyse zijn meegenomen, dan dient gemotiveerd te zijn waarom ze buiten beschouwing zijn gelaten

19Deze 4% is in 1995 vast-

gesteld en is gebaseerd op het historische verloop van de lange termijn kapitaal- marktrente over de periode 1972-1993. Nu, ruim 10 jaar later, rijst geregeld te vraag of de 4% norm voor KBA’s bijstelling behoeft. Geregeld wordt gesteld dat er voor natuur- en milieu- waarden een andere discontovoet dan de marktrentevoet gehanteerd moet worden, onder meer vanwege verschuivingen in de schaarste van natuur. In een advies aan het ministerie van LNV, pleit Woltjer (2006) er echter voor om ook voor natuur- projecten de reële markt- rentevoet als discontovoet te gebruiken: Wat aan toekomstige generaties moet worden overgelaten, moet niet worden bepaald door de hoogte van de discontovoet, maar door het kiezen van een metho- de voor het overdragen van kapitaal aan toekomstige generaties, waarmee in natuur kan worden geïnvesteerd.

toekomstige geldstromen worden verdiscon- teerd. Als de discontovoet hoog is, wordt het heden meer gewaardeerd dan de toekomst. De reden hiervoor is tweeledig. Enerzijds zijn mensen ongeduldig en slaan zij huidige con- sumptie doorgaans hoger aan dan toekomstige. Anderzijds verwacht menigeen dat in een groeiende economie de toekomstige inkomens hoger zullen zijn dan de huidige. Hierdoor daalt het nut van het additionele inkomen en wordt er dus steeds minder waarde toegekend aan extra inkomen.

De in Nederland voorgeschreven discontovoet bedraagt 4% en heeft betrekking op de reële,

risicovrije kapitaalkosten van investeringen.19

Voor risico’s zou nog met een algemene rente- opslag gewerkt kunnen worden. Grofweg be- tekent een discontovoet van 4% dat een effect nu ongeveer drie keer zo zwaar weegt als het- zelfde effect over 25 jaar (Jongeneel et al., 2005).

Gevoeligheidsanalyse

Aan de hand van een gevoeligheidsanalyse wordt onderzocht hoe robuust de uitkomsten van een evaluatiestudie zijn gegeven de on- zekerheden in de analyse. Vrijwel algemeen wordt erkend dat een gevoeligheidsanalyse een essentieel onderdeel uitmaakt van de MCA. Deze methode kent namelijk verschillende onzekerheden, zoals onzekerheid in de selectie van relevante criteria en onzekerheid in de toe- kenning van gewichten (of wegingsfactoren) aan deze criteria. Wanneer verschillende ge- wichtensets aan de criteria worden gehangen, dan is dit een gevoeligheidsanalyse op de

robuustheid van de eindrangschikking van de projectalternatieven.

Waarde van de wegingsfactoren

Bij een MCA geldt dat voor de toekenning van het relatieve belang van de verschillende criteria geen standaardmethoden beschikbaar zijn. De verdeling van gewichten moet dan ook expliciet beargumenteerd zijn, maar ook dan blijven de gewichten vatbaar voor discus- sie. Zoals hierboven, bij de gevoeligheids- analyse, ook al bleek, kan de MCA verrijkt worden door gewichten onderling te variëren, afhankelijk van politieke uitgangspunten. Voorbeelden hiervan zijn gewichtensets die een sociale, ecologische of economische visie weerspiegelen.

Eerder is al aangegeven dat om een evaluatie- studie te toetsen, een heleboel informatie nood- zakelijk is. Om bijvoorbeeld de validiteit van een instrument te toetsen, is het bijvoorbeeld onont- beerlijk inzicht te krijgen in wat de besluitvormer (of de opsteller van de studie) aanvankelijk met de evaluatiestudie beoogde. Bij het toetsen van bestaande evaluatiestudies dient er dan ook reke- ning gehouden te worden met het feit dat niet altijd in alle benodigde informatie kan worden voorzien. Dat wil zeggen, het beoordelen van toegepaste evaluatie-instrumenten kan aanzienlijk worden bemoeilijkt door het ontbreken van relevante informatie.

5.2 Confrontatie toetsingscriteria met