• No results found

De uitkomsten van de twee evaluatie instrumenten

6 Casestudie Kuindermeer

6.3 De uitkomsten van de twee evaluatie instrumenten

Zoals gezegd is in Reinhard zowel een MKBA als een MCA toegepast om de rode en groene variant te evalueren. De referentiesituatie als zodanig is

Tabel 6.2 Samenvatting van de referentiesituatie en de situatie onder een rode, respectievelijk een groene variant

niet geëvalueerd. In paragraaf 6.3.1 worden de resultaten van de MKBA samengevat en ver- volgens worden de resultaten van de MCA in paragraaf 6.3.2 weergegeven.

6.3.1 Toepassing MKBA

In hun rapport beschrijven Reinhard et al. uit- voerig de toepassing van de MKBA op de aanleg van het Kuindermeer. Als input voor hun analyse gebruiken ze de regionaal-economische effecten zoals uiteengezet in Bos en Van Leeuwen (2001). Voor hun MKBA maken Reinhard et al. onder- scheid tussen verschillende groepen van kosten en baten. Deze worden kort uitgelegd in tabel 6.3. Nadrukkelijk wordt gesteld dat de MKBA be- trekking heeft op de regionale kosten en baten “voor de gemeenten waarin het Kuindermeer wordt aangelegd of gemeenten die direct grenzen aan het randmeer.” (Reinhard, p. 59). Dit bete- kent dat de onderzoekers geen rekening hebben

gehouden met verdelingseffecten tussen regio’s. De gevolgen hiervan laten zich makkelijk raden. Zo moet rekening worden gehouden met het feit dat wanneer de aanleg van het Kuindermeer leidt tot een stijging van het aantal recreanten in het ge- bied, dit ten koste zal gaan van recreatie in andere gebieden, bijvoorbeeld de Veluwe of de Sallandse Heuvelrug. Doordat de onderzoekers een regio- nale MKBA hebben uitgevoerd, zijn de effecten hiervan niet in de evaluatie meegenomen. De onderzoekers onderkennen het feit dat zij door het regionale actorperspectief de doorwerkingen van de beleidsmaatregelen op de nationale econo- mie buiten beschouwing laten. Ze voegen daaraan toe (p. 60): “Bij veranderingen in de inzet van productiefactoren (arbeid, kapitaal en grond) wordt verondersteld dat er substitutie plaatsvindt binnen de regio. Dit betekent bij-voorbeeld dat een toename van de inzet van arbeid ten koste gaat van de inzet elders in de regio. Per saldo is er dan geen verandering in de werkgelegenheid.”

Referentiesituatie Rode variant Groene variant

• Landbouwgrond 3.345 ha • 4 jachthavens, totaal ± 12 ha 3 jachthavens, totaal ± 9 ha

• Versterking waterkering • 3 tijdelijke aanlegplaatsen* • 1 tijdelijke aanlegplaats* • 4 woningbouw-locaties, totaal • 3 woningbouw-locaties, totaal

ca. 960 woningen ± 48 ha ca. 720 woningen ± 36 ha

• 1 kleine camping ± 20 ha • Natte natuur 1.400 ha

• 1 bedrijven-terrein ± 12 ha • Open water 1.900 ha

• Natte natuur 1.353 ha • 5 bruggen en 1 aquaduct

• Open water 1.900 ha

• 5 bruggen en 1 aquaduct

Tabel 6.3 Omschrijving en korte uitleg van de verschil- lende kosten- en batenposten zoals gebruikt in Reinhard

Kosten- en batenposten Omschrijving Korte uitleg

Investeringen Kosten in de inrichtingsfase (uitgaven) Investeringskosten voor de aanleg van het Kuindermeer

Directe effecten (kosten en baten) Interne effecten tegen marktprijzen • Landbouw: afname productie (verlies

(direct betrokkenen) toegevoegde waarde en kosten van

bedrijfsverplaatsing) • Opbrengst zandwinning

• Camping: kosten productiefactoren

• Jachthaven: toegevoegde waarde van ligplaatsen • Overige recreatie: toegevoegde waarde (op basis

van geschat aantal recreanten) • Woningen: toegevoegde waarde bouw +

toegevoegde waarde bestedingen door inwoners • Bedrijventerrein: toegevoegde waarde die bedrijven

op het terrein genereren

• Infrastructuur: kosten van onderhoud • Waterkering: kosten onderhoud

Indirecte effecten (kosten en baten) Interne effecten tegen marktprijzen Doorwerkingen die bepaald zijn door Input-Output (toeleverende en verwerkende sectoren) analyse.

Externe effecten, zowel positief Effecten die niet tegen marktprijzen kunnen • Baten recreanten: geschat en als p.m.-posten

als negatief worden gewaardeerd • Baten natuur (bij niet-gebruik)

• Afname milieuvervuiling door verdwijnen landbouw • Verandering aard landschap

• Toename van verkeerintensiteit

• Overlast voor bewoners tijdens aanleg Kuindermeer Vermeden investeringen Investering in autonome ontwikke-ling die in Investering in waterkering

de rode en groene variant niet nodig is

en baten vormen. De uiteindelijke resultaten staan samengevat in tabel 6.4. Overigens is het belangrijk om hierbij in herinnering te brengen dat voor het vaststellen van de kosten en baten van de twee alternatieve varianten een referentie- Per kosten- en batenpost en voor verschillende

thema’s – die voortvloeien uit het grondgebruik (landbouw, natuur, wonen, infrastructuur, etc.) – hebben de onderzoekers bedragen bepaald die eenmaal bij elkaar opgeteld het totaal aan kosten

Tabel 6.4 Overzicht MKBA Kuindermeer voor de rode en groene variant in periode 2004-2055 en verdisconteerd (4%, in mln. euro’s). Bron: Reinhard (blz. 77, tabel 8.10).

23Als het gaat om een onder-

linge vergelijking van alternatieven is het ook mogelijk de situatie die ontstaat door realisatie van één van de gegeven alternatieven als referentie- situatie te kiezen.

situatie of nulsituatie in beschouwing wordt ge- nomen. De effecten van alternatieve varianten worden namelijk per definitie uitgedrukt in ter- men van verschillen ten opzichte van de referen-

tiesituatie.23Maar nogmaals, de referentiesituatie

als zodanig is in Reinhard niet geëvalueerd. Voor beide varianten zijn de maatschappelijke baten hoger dan de maatschappelijke kosten. Beide varianten leiden dus tot een verhoging van de maatschappelijke welvaart, waarbij het saldo van de rode variant hoger is dan die van de groene. De verhouding baten/kosten is voor de rode variant 1,51 en voor de groene 1,64. Dat betekent dus dat de groene variant meer waar voor geld biedt: het rendement van een bestede euro is in de groene variant hoger dan in de rode.

6.3.2 Toepassing MCA

Voor het uitvoeren van een MCA is het nood- zakelijk om allereerst verschillende alternatieven te formuleren en vervolgens criteria te kiezen waarop de alternatieven beoordeeld worden. De onderzoekers hebben gekozen voor de drie alter- natieven – namelijk, de referentiesituatie, de rode variant en de groene variant – die in paragraaf 6.2 zijn geïntroduceerd. Deze drie alternatieven worden beoordeeld aan de hand van acht criteria. Gekozen is voor een aantal kwantitatieve criteria,

zoals de kosten van de uitvoering van de veran- deringen (in euro’s), en een aantal kwalitatieve criteria, zoals de versterking van het natuurlijke karakter van de IJsselmeerkust (ja / nee variabele) en de kwaliteit van de ecologische verbinding (score 0 / + / ++). Het overzicht van de criteria en de scores die erbij horen, staan weergegeven in tabel 6.5.

Uit tabel 6.5 blijkt dat er verschil is in het schaal- niveau waarop de effecten betrekking hebben. In tegenstelling tot bij een MKBA geldt bij een MCA niet dat alle criteria betrekking moeten hebben op hetzelfde gebied. Ieder individu die de evaluatie of afweging maakt, kan via de wegings- factoren zelf beïnvloeden in hoeverre gebieds- grenzen van belang zijn.

De onderzoekers hebben gebruik gemaakt van drie verschillende sets met gewichten. Door ver- schillende gewichtensets te gebruiken, hebben ze kunnen aantonen wat de invloed van de verschil- lende sets is op de uitkomst. De eerste gewichten- set is een aselect getrokken gewichtenset. Bij de tweede gewichtenset hebben ecologische criteria (natuurlijk karakter IJsselmeerkust, areaal wet- lands, en ecologische verbinding natte as) zwaar- dere gewichten gekregen dan de overige criteria. In de derde gewichtenset zijn de economische criteria zwaarder benadrukt (zie tabel 6.6).

Variant Kosten Baten Saldo Baten / kosten

Rood 987,1 1.487,9 500,8 1,51

Na standaardistatie van de verschillende scores, hebben de onderzoekers twee multicriteria- methoden toegepast, te weten de regime methode en de evamix methode. De uitkomsten van beide methoden laten zien dat voor alle drie de gewich- tensets de groene variant beter scoort dan de rode. De rode variant, op zijn beurt, scoort weer beter dan het autonome alternatief.

6.4 Het toetsen van de evaluatiestudie aan