• No results found

van 218 De minister kan bepalen hoe het bewijs, vermeld in het eerste lid, 5°, moet

worden geleverd.

§2. De gebruiker dient de aanvraag van terugbetaling van de kosten, vermeld in paragraaf 1, in bij de zorgkas waarbij hij is aangesloten.

§3. De kosten worden aan de gebruiker terugbetaald conform de tarieven die zijn vastgelegd conform de bepalingen van dit besluit, met dien verstande dat het

terugbetaalde bedrag niet hoger mag zijn dan het bedrag van de werkelijk gemaakte kosten.

Art. 245. Gebruikers die in het verleden onderworpen waren aan de reglementering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad of aan de reglementering van het Franse of het Duitse taalgebied en in dat kader een

tegemoetkoming hebben ontvangen voor de aankoop van een mobiliteitshulpmiddel, kunnen alleen na het verstrijken van de hernieuwingstermijn van dat

mobiliteitshulpmiddel een tegemoetkoming aanvragen voor een mobiliteitshulpmiddel in het kader van de Vlaamse sociale bescherming conform de bepalingen van dit besluit.

De hernieuwingstermijn, vermeld in het eerste lid, is de hernieuwingstermijn vastgelegd in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, voor het mobiliteitshulpmiddel waarmee het mobiliteitshulpmiddel van de gebruiker het sterkst kan worden benaderd.

De regels voor de voortijdige hernieuwing en voortijdige aanpassingen, vermeld in artikel 271 en 284 en artikel 322 tot en met 327, zijn van overeenkomstige toepassing.

Titel 2. Procedures

Hoofdstuk 1. Vereenvoudigde aanvraagprocedure

Art. 246. Dit hoofdstuk is van toepassing op de vereenvoudigde aanvraagprocedure.

Art. 247. In het kader van de vereenvoudigde aanvraagprocedure wordt de tegemoetkoming voor een mobiliteitshulpmiddel toegekend op basis van een indicatiestelling, die de invulling betreft van een medisch voorschrift door een arts, aangevuld door de gebruiker.

Art. 248. §1. De gebruiker dient de aanvraag van de tegemoetkoming voor het mobiliteitshulpmiddel in bij de zorgkas waarbij hij is aangesloten en voegt daarbij het medisch voorschrift, vermeld in artikel 247.

§2. De zorgkas is belast met een controle van de verzekeringsstatus van de gebruiker en van de vergoedingsvoorwaarden van het betreffende mobiliteitshulpmiddel.

Een positief resultaat van de controle, vermeld in het eerste lid, leidt tot de beslissing tot een gehele of gedeeltelijke goedkeuring van de aanvraag van de tegemoetkoming voor het mobiliteitshulpmiddel.

Een negatief resultaat van de controle, vermeld in het eerste lid, leidt tot de beslissing tot weigering van de aanvraag van de tegemoetkoming voor het

mobiliteitshulpmiddel.

Art. 249. De beslissing tot goedkeuring of weigering, vermeld in artikel 248, §2, moet door de zorgkas worden genomen binnen vijftien werkdagen die volgen op de indiening van de aanvraag van de tegemoetkoming conform artikel 248, §1.

Pagina 71 van 218 Art. 250. De verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen wordt door de zorgkas op de

hoogte gebracht van de beslissing tot goedkeuring of weigering, vermeld in artikel 248,

§2.

De zorgkas brengt ook de gebruiker op de hoogte van de beslissing tot

goedkeuring of weigering van de aangevraagde tegemoetkoming, in voorkomend geval van de reden van de weigering en van de beroepsmogelijkheden en de termijnen waarin het beroep moet worden aangetekend.

Hoofdstuk 2. Basisprocedure

Art. 251. Dit hoofdstuk is van toepassing op de basisprocedure.

Art. 252. In het kader van de basisprocedure wordt de tegemoetkoming voor een mobiliteitshulpmiddel toegekend op basis van een indicatiestelling, die de invulling betreft van een medisch voorschrift door een arts, aangevuld door de gebruiker.

De gebruiker wendt zich met het medisch voorschrift, vermeld in het eerste lid, tot een verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen van zijn keuze, die, in overeenstemming met het medisch voorschrift, een evaluatie maakt van het mobiliteitshulpmiddel

waarvoor de gebruiker in aanmerking komt.

Art. 253. §1. De gebruiker dient de aanvraag van de tegemoetkoming voor het mobiliteitshulpmiddel in bij de zorgkas waarbij hij is aangesloten en voegt daarbij het medisch voorschrift, vermeld in artikel 247.

§2. De zorgkas is belast met een controle van de verzekeringsstatus van de gebruiker en van de vergoedingsvoorwaarden van het betreffende mobiliteitshulpmiddel en vraagt, als dat nodig is, ontbrekende informatie op.

§3. Na de controle, vermeld in paragraaf 2, wordt de aanvraag van de tegemoetkoming onder de modaliteiten, bepaald door de minister, onderworpen aan een controle door de Zorgkassencommissie, die binnen tien werkdagen een eensluidend advies uitbrengt conform artikel 260. Die controle gebeurt monodisciplinair, door een expert, die een beroep kan doen op een arts bij vragen.

§4. De zorgkas neemt, rekening houdend met het resultaat van de controle en, in voorkomend geval, na eensluidend advies van de Zorgkassencommissie, een beslissing tot gehele of gedeeltelijke goedkeuring of weigering van de aangevraagde

tegemoetkoming.

Als de aanvraag onderworpen is aan de controle door de Zorgkassencommissie, neemt de zorgkas een beslissing binnen vijf werkdagen na de indiening van de aanvraag, met dien verstande dat die termijn wordt geschorst zolang de controle- en adviestermijn van de Zorgkassencommissie loopt.

Als de aanvraag niet onderworpen is aan de controle door de

Zorgkassencommissie, neemt de zorgkas een beslissing binnen vijftien werkdagen die volgen op de indiening van de aanvraag.

De beslissingstermijn van de zorgkas, vermeld in het tweede en het derde lid, wordt ook geschorst als de zorgkas ontbrekende informatie opvraagt conform artikel 253,

§2, en begint opnieuw te lopen op de werkdag volgend op de dag van ontvangst van de opgevraagde informatie. De minister kan nader bepalen wat onder ontbrekende

informatie moet worden verstaan.

Pagina 72 van 218 Art. 254. De verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen wordt door de zorgkas op de hoogte gebracht van de beslissing tot goedkeuring of weigering, vermeld in artikel 253,

§4.

De zorgkas brengt ook de gebruiker op de hoogte van de beslissing tot

goedkeuring of weigering van de aangevraagde tegemoetkoming, in voorkomend geval van de reden van de weigering en van de beroepsmogelijkheden en de termijnen waarin het beroep moet worden aangetekend.

Hoofdstuk 3. Uitgebreide procedure

Art. 255. Dit hoofdstuk is van toepassing op de uitgebreide procedure.

Art. 256. De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing in het kader van de uitgebreide procedure, met dien verstande dat:

1° de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen ook belast is met de opstelling van een motiveringsrapport;

2° de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen conform artikel 311 ook belast is met de opstelling van een testrapport, waaruit blijkt dat de test heeft plaatsgevonden met het mobiliteitshulpmiddel waarop de aanvraag betrekking heeft, als de aanvraag van de tegemoetkoming betrekking heeft op een elektronische rolstoel of een elektronische scooter.

Het model van het motiveringsrapport, vermeld in het eerste lid, wordt door de minister bepaald.

De documenten, vermeld in het eerste lid, worden toegevoegd bij de indiening van de aanvraag.

Hoofdstuk 4. Uitgebreide plus-procedure

Art. 257. Deze afdeling is van toepassing op de uitgebreide plus-procedure.

Art. 258. De bepalingen van hoofdstuk 3 zijn van overeenkomstige toepassing in het kader van de uitgebreide plus-procedure, met dien verstande dat:

1° de indicatiestelling de opmaak betreft van een rolstoeladviesrapport door een rolstoeladviesteam conform titel 7, hoofdstuk 2;

2° de controle door de Zorgkassencommissie in voorkomend geval multidisciplinair gebeurt, door een arts en een expert.

Bij de aanvraag van een tegemoetkoming voor de aankoop van een scooter, wordt de opmaak van een rolstoeladviesrapport, vermeld in het eerste lid, 1°, voorafgegaan door de invulling van een medisch voorschrift door een arts, aangevuld door de gebruiker.

Art. 259. Naast de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen en de gebruiker, wordt ook het betrokken rolstoeladviesteam door de zorgkas op de hoogte gebracht van de

beslissing tot weigering van de aangevraagde tegemoetkoming en van de motivering van die beslissing.

Hoofdstuk 5. Zorgkassencommissie

Art. 260. §1. Als de aanvraag van de tegemoetkoming onderworpen is aan de controle van de Zorgkassencommissie als vermeld in artikel 253, §3, of artikel 303, §1, 1°, brengt de Zorgkassencommissie, binnen tien werkdagen na de dag van de ontvangst van de aanvraag, een advies uit aan de zorgkas over de indicatiestelling, waarbij de ICF typeringen richtinggevend zijn, en over de evaluatie door de verstrekker van

Pagina 73 van 218 mobiliteitshulpmiddelen van het mobiliteitshulpmiddel waarvoor de gebruiker in

aanmerking komt.

§2. De Zorgkassencommissie kan binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, bijkomende informatie opvragen bij de gebruiker, bij de arts die het medisch voorschrift heeft

ingevuld of bij de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen die de aanvraag heeft ingediend namens de gebruiker, als zij dat noodzakelijk acht in het kader van haar controle- en adviesopdracht. Als de Zorgkassencommissie bijkomende informatie opvraagt, heeft ze opnieuw tien werkdagen om haar advies te verlenen. Die termijn begint te lopen op de werkdag die volgt op de dag van de ontvangst van de bijkomende informatie.

§3. De Zorgkassencommissie kan binnen de termijn, vermeld in paragraaf 1, beslissen dat een fysiek onderzoek van de gebruiker tijdens een huisbezoek noodzakelijk is in het kader van haar controle- en adviesopdracht. De huisbezoeken kunnen ook plaatsvinden op verzoek van het agentschap.

Als de gebruiker dat wenst, kan het huisbezoek, vermeld in het eerste lid, worden vervangen door een bezoek van de gebruiker aan de Zorgkassencommissie.

De termijn, vermeld in paragraaf 1, wordt in de gevallen, vermeld in het eerste en tweede lid, verlengd met 25 werkdagen.

Titel 3. Huur

Hoofdstuk 1. Woonzorgcentra – thuiszorg Afdeling 1. Toepassingsgebied

Art. 261. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende categorieën van gebruikers:

1° gebruikers die verblijven in een door de Vlaamse Gemeenschap erkend woonzorgcentrum;

2° gebruikers vanaf 65 jaar, die niet verblijven in een door de Vlaamse Gemeenschap erkend woonzorgcentrum.

Afdeling 2. Huur van een standaardrolstoel, een modulaire rolstoel of een verzorgingsrolstoel

Art. 262. §1. De tegemoetkomingen voor een standaardrolstoel, een modulaire rolstoel of een verzorgingsrolstoel die worden aangevraagd door gebruikers als vermeld in afdeling 1, worden toegekend in de vorm van periodieke huurforfaits. De huurforfaits dekken de maandelijkse huur van het mobiliteitshulpmiddel, met inbegrip van alle kosten die samengaan met de verstrekking, het onderhoud, de herstelling en de

reconditionering van de rolstoel, alsook de vereiste aanpassingen, vermeld in de prestatielijst, en de verplaatsingskosten.

§2. In afwijking van paragraaf 1, kan de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen aan de gebruiker, vermeld in artikel 261, 2°, een vergoeding aanrekenen voor transportkosten als de hoofdverblijfplaats van de gebruiker gelegen is buiten een straal van 30 kilometer van de maatschappelijke zetel, de dichtstbijzijnde vestigingseenheid en de

dichtstbijzijnde werkplaats van de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen of van de onderneming in opdracht waarvan de verstrekker van mobiliteitshulpmiddelen werkt.

De vergoeding, vermeld in het eerste lid, wordt berekend overeenkomstig de op dat moment geldende regeling voor de kilometervergoeding van personeelsleden van de Vlaamse overheid en kan maar worden aangerekend ten belope van de afstand die de

Pagina 74 van 218