• No results found

Milieueffecten van vrijwillige, bovenwettelijke maatregelen

geïntegreerde gewasbescherming

6.5 Milieueffecten van vrijwillige, bovenwettelijke maatregelen

Maatregelen gericht op chemie (emissiereductie, middelenkeuze) leveren veruit de grootste, bovenwettelijke milieuwinst op

De toepassing van vrijwillige maatregelen – zoals door de telers in de CLM-enquête aangegeven (tabel 6.1) – leidt tot bovenwettelijke milieuwinst. Maatregelen die gericht zijn op het bovenwettelijk verminderen van emissie (drift) naar het oppervlaktewater hebben de grootste

milieuwinst opgeleverd, gevolgd door de vrijwillige keuze voor minder milieubelastende middelen.

Voor alle onderzochte gewassen in de akkerbouw, opengrondsgroente- en bloembollenteelt was de belangrijkste (bovenwettelijke) maatregel het gebruik van spuitdoppen die de drift met 90 procent reduceren ten opzichte van doppen die tot 2000 gangbaar waren, in een strook van 14 meter breed langs sloten (figuur 6.4 en 6.5). De grootste totale reductie met deze maatregel is bereikt in wintertarwe vanwege het grote areaal van dit gewas en

Figuur 6.4 0 50 100 - - - Suikerbieten 0 50 100 - Wintertarwe 0 50 100 - - - Zaaiuien 90% driftreducerende doppen (14 meter langs watergangen) Bij de middelenkeuze rekening houden met milieubelasting Aangepaste dosering in de onkruidbestrijding Bij luisbestrijding rekening houden met natuurlijke vijanden

% ten opzichte van standaard spuitschema Geen isoproturon-bevattende

middelen in het najaar

0 50 100 Realisatie volgens enquête

Potentieel

-

Consumptie- aardappelen

Niet van toepassing -

Bovenwettelijke maatregelen in akkerbouw met grootste vermindering van milieubelasting van oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen, 2010

93

Kennisontwikkeling, kennisverspreiding en toepassing maatregelen geïntegreerde gewasbescherming |

ZES ZES

het feit dat de wettelijk verplichte teeltvrije zone in tarwe smal is (waardoor de 90 procent driftreductie extra effectief is). Per hectare bekeken, was de milieuwinst door het gebruik van deze doppen hoger in de gewassen tulpen en aardbeien, omdat deze gewassen een hogere milieubelasting per hectare kennen dan tarwe. Gemeten per hectare, gaven de maatregelen bij de keuze voor middelen met de laagste milieubelasting in tulpen, en geïntegreerde bestrijding van fruitmot in appel en peer, de grootste milieuwinst. Deze maatregelen hebben een grote toepassing en ze reduceren het gebruik van de meest milieubelastende stoffen in deze teelten. Vermindering milieudruk door gebruik niet-chemische middelen vooral in fruitteelt en glastuinbouw

Binnen de geïntegreerde gewasbescherming geldt als adagium om eerst te proberen niet-chemische

maatregelen te nemen, opdat het gebruik van chemische middelen wordt beperkt. Dit slaat het meest aan in de fruitteelt en glastuinbouw. Bij appel en peer gaat het hierbij om geïntegreerde bestrijding van fruitmot, stimuleren van bladvertering en inzet van oorwurmen (figuur 6.6). Bij de glastuinbouw gaat het om inzet van natuurlijke vijanden (en daarmee rekening houden bij de inzet van chemie), wekelijks intensief controleren van het gewas, en de ontsmetting van water. In winterpeen en asperge wordt verlaging van de milieudruk gehaald met mechanische onkruidbestrijding (figuur 6.5). Er zijn ook

maatregelen die veel worden toegepast, maar weinig milieueffect hebben (en daardoor niet in de figuren 6.4, 6.5 en 6.6 staan). Dit geldt vooral voor het gebruik van een BOS in consumptieaardappelen, zaaiuien en laanbomen, waarbij weliswaar minder gewas-

beschermingsmiddelen worden gebruikt, maar dit betreft niet de middelen die het meest milieubelastend zijn. Toepassing bovenwettelijke driftreducerende doppen waarschijnlijk overschat in enquête

De figuren 6.4, 6.5 en 6.6 laten zien dat het grootste deel van de potentiële milieuwinst door vrijwillige

maatregelen al is gehaald. Volgens de enquête passen veel telers de maatregelen al toe. Echter, de vermindering van drift van middelen naar het oppervlaktewater is met grote onzekerheden omgeven. Ten eerste is de naleving van de wettelijke maatregelen laag: bij willekeurige controle voldeed ongeveer 40 procent van de telers niet (volledig) aan de voorschriften (paragraaf 3.2). Ten tweede is de implementatiegraad van bovenwettelijke driftreducerende maatregelen met ruim 60 procent veel hoger dan een inventarisatie van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) aangeeft – zeker voor

akkerbouwgewassen, waar de nVWA op 10 tot 20 procent komt (en waarvan de NMI-berekeningen in paragraaf 3.2 zijn uitgegaan) (nVWA 2010). Een deel van de telers in de CLM-enquête lijkt de maatregel ‘gebruik van 90 procent driftreducerende doppen’ niet goed te hebben

Figuur 6.5

90% driftreducerende doppen (14 meter langs watergangen) Bij de middelenkeuze rekening houden met milieubelasting Gebruik adviesprogramma, waarschuwingsysteem of BOS Mechanische onkruidbestrijding Toepassing van een grotere afstand tussen de rijen

0 50 100 -

-

-

Potentieel Niet van toepassing -

Winterpenen Aardbeien Prei Asperges Tulpen

Bovenwettelijke maatregelen in opengrondsgroente- en bloembollenteelt met grootste vermindering van milieubelasting van oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen, 2010

0 50 100 - - - 0 50 100 - - 0 50 100 - 0 50 100 % ten opzichte van standaard spuitschema

- -

Realisatie volgens enquête

ZES

geïnterpreteerd of sociaal wenselijke antwoorden te hebben gegeven (paragraaf 6.3). Ook de lage respons op de enquête van 30 procent is een mogelijke verklaring, met als resultaat een relatief groot aandeel welwillende telers in de enquête (zo gaf 27 procent van de benaderde telers aan geen interesse te hebben). Waarschijnlijk moet de in dit hoofdstuk berekende bovenwettelijke reductie nog deels daadwerkelijk wordt gehaald.

Huidige maatregelen bieden perspectief op verdere reductie milieubelasting

Er is veel bereikt, maar nog niet alle potentiële milieuwinst is geboekt (figuren 6.4, 6.5 en 6.6). Vooral nog verdere toepassing van 90 procent driftreducerende technieken (vooral wintertarwe, aardappel en tulp), het kiezen van minder milieubelastende middelen (vooral tulp en wintertarwe) of het planten van schurftresistente of minder vatbare appelrassen kan – volgens de

modelberekeningen (Spruijt et al. 2011) – nog veel verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater opleveren.

In de glastuinbouw liggen de meeste kansen voor milieuwinst bij meer inzet van natuurlijke vijanden in de sierteelt onder glas, het wachten (ten minste drie weken) met spuien van water na een druppelbehandeling met middelen (zie ook paragraaf 3.2) en het bij de

middelenkeuze rekening houden met de milieubelasting.

Figuur 6.6

Peren

Appels Laanbomen Coniferen / heesters

Bovenwettelijke maatregelen in fruit- en boomteelt met grootste vermindering van milieubelasting van oppervlaktewater door gewasbeschermingsmiddelen, 2010

Het planten van minder vatbare rassen voor ziekten en plagen Bij de middelenkeuze rekening houden met de milieubelasting Geïntegreerde fruitmotbestrijding, model, diverse methoden Bladvertering stimuleren voor lagere schurft- en zwartvruchtrotdruk Bij de middelenkeuze rekening houden met natuurlijke vijanden Inzet van oorwurmen

0 50 100 -

-

Realisatie volgens enquête