• No results found

inventarisatie en evaluatie? Een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) is een

overzicht van arbeidsveiligheidsrisico’s in een bedrijf en een plan voor het minimaliseren ervan. Een RI&E is verplicht voor bijna alle bedrijven met personeel (zie www.rie.nl). Stigas, een arbodienst in de land- en tuinbouw, helpt en stimuleert ondernemers met het maken van een RI&E.

81

Gevolgen gewasbescherming voor arbeidsveiligheid |

VIJF VIJF

5.2.1 RI&E-plicht

De meeste teeltbedrijven met werknemers hebben een RI&E voor arbeidsbescherming

90 procent van de teeltbedrijven met werknemers geeft in de CLM-enquête aan dat zij de verplichte RI&E voor arbeidsbescherming hebben gemaakt. Het beleidsdoel van 100 procent is hiermee niet gehaald, maar vergeleken met andere bedrijfstakken is het aandeel bedrijven met een RI&E in de land- en tuinbouw hoog. De 90 procent geeft mogelijk een rooskleurig beeld. Een onderzoek van de Arbeidsinspectie kwam namelijk op een percentage van 80 voor de glastuinbouw (AI 2007). Voor alle land- en tuinbouwbedrijven met werknemers geldt een

percentage van 55-70 (Saleh et al. 2009; Oeij et al. 2009). Samenvattend is de beste schatting dat 80 procent van de land- en tuinbouwbedrijven met werknemers een RI&E heeft. Ongeveer 80 procent van de bedrijven heeft de RI&E laten toetsen door de arbodienst (Oeij et al. 2009). Dit hoge percentage is volgens verwachting, omdat de arbodienst zelf de meeste RI&E’s heeft uitgevoerd. RI&E’s voldoen niet aan de eisen van het Arbobesluit De meeste bedrijven met een RI&E (70 procent) maken gebruik van door de arbodienst gemaakte digitale formats. Deze RI&E-formats stellen vooral vragen over concrete veiligheidsmiddelen zoals handschoenen en adembescherming. Het ontbreekt doorgaans aan aandacht voor brongerichte maatregelen, zoals het kiezen voor veiligere middelen of veiligere toepassingsmethoden. Een beoordeling van de blootstelling van toepassers en andere werknemers aan

gewasbeschermingsmiddelen blijkt door vrijwel geen enkel teeltbedrijf te worden gemaakt, terwijl dit volgens de arbowetgeving (Arbobesluit art. 4.2) wel verplicht is (Rijksoverheid 2011). Een beoordeling van de blootstelling is nodig omdat de toelating slechts geldt per afzonderlijk middel, terwijl in de praktijk meerdere middelen worden gebruikt en omdat bedrijfsspecifieke omstandigheden zoals de wijze van toepassing en de werkomgeving anders kunnen zijn dan bij de toelatingsbeoordeling. Boeren en tuinders doen zelf het meeste

gewasbeschermingswerk

De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen loopt potentieel de meeste risico’s, maar weet zich meestal redelijk te beschermen door het gebruik van onder meer persoonlijke beschermingsmiddelen (zoals

gezichtsmaskers en beschermende kleding) en gesloten cabines op trekkers. In meer dan 75 procent van de bedrijven is de eigenaar nauw betrokken bij de

toepassing van gewasbeschermingsmiddelen (figuur 5.1). In 40 procent van de glastuinbouwbedrijven en de boomteeltbedrijven wordt dit werk ook door

medewerkers uitgevoerd. In de boomteelt (15 procent) en bij de opengrondsgroenteteelt (44 procent) worden ook loonwerkers ingeschakeld. De medewerkers die werkzaamheden in behandelde gewassen uitvoeren, beschermen zich over het algemeen minder goed, en lopen daardoor potentieel een gezondheidsrisico.

Figuur 5.1

Bloembollenteelt Boomteelt Fruitteelt Opengrondsgroenteteelt Sierteelt onder glas Groenteteelt onder glas

0 20 40 60 80 100 % bedrijven

Eigenaar Medewerkers Loonwerkers

Vraag: Wie voert binnen het bedrijf het spuitwerk met gewasbeschermingsmiddelen uit?

Toepasser van gewasbeschermingmiddelen, 2010

VIJF

5.2.2 Effecten van het beleid

Het arbobeleid is vooral faciliterend geweest

De overheid heeft de RI&E-plicht sinds 2003 ondersteund met de ontwikkeling van voorlichtingsmateriaal en branchespecifieke RI&E-methoden. Ook het

landbouwbedrijfsleven (LTO en Productschap Tuinbouw) en de werknemersorganisaties FNV en CNV hebben hier actief aan bijgedragen, onder andere met de actie Bescherm Bewust (www.bescherm-bewust.nl). Het hoge aandeel bedrijven met een RI&E komt echter vooral doordat Stigas, een arbodienst voor de land- en tuinbouw, heel actief is.

Prioriteiten van de nota Duurzame gewasbescherming komen niet uit de verf

De nota Duurzame gewasbescherming geeft twee prioriteiten aan voor arbeidsveiligheid. De eerste is de intensivering van de handhaving vanuit het idee dat betere naleving leidt tot betere arbeidsomstandigheden. Op een vraag hierover geeft de Arbeidsinspectie aan dat er sinds 2007 geen specifieke handhavingsacties zijn geweest over gewasbeschermingsmiddelen in de landbouwsector.

De tweede prioriteit van de nota is het beschikbaar maken van geharmoniseerde informatie vanuit Europa. In de huidige praktijk blijken de belangrijkste

informatiebronnen onvolledig. Het gevaarsetiket bevat nog lang niet altijd de gewenste informatie over herbetreding en het veiligheidsinformatieblad geeft te weinig informatie over de juiste preventiemaatregelen en de gewenste persoonlijke beschermingsmiddelen.

5.3 Is de arbeidsveiligheid beter

geworden sinds 2005?

5.3.1 Trend blootstelling

Arbeidsveiligheid beperkt verbeterd sinds 2005

De telefonische enquête uit het onderzoek van Visser en Terwoert (2011) laat zien dat ongeveer 40 procent van de werkgevers in 2010 zegt dat zij sinds 2005 om redenen van arbeidsbescherming maatregelen genomen hebben om de arbeidsbescherming te verbeteren (figuur 5.2). De rest geeft aan dit niet te hebben gedaan. Er zijn geen onderzoeken beschikbaar die deze cijfers kunnen bevestigen, maar het is wel duidelijk dat arbeidsveiligheid niet echt ‘leeft’. De belangrijkste verbeteringen sinds 2005 hebben telers doorgevoerd door middelen te kiezen die minder risicovol zijn vanuit het oogpunt van

arbeidsveiligheid en door aanpassing van persoonlijke beschermingsmiddelen. Sinds 2004 is echter geen enkele van de meest risicovolle middelen (zogenoemde doodskopmiddelen) van de markt gehaald en ook is het gebruik van de stoffen uit deze middelen niet of nauwelijks verminderd.

De Arbeidsinspectie noteerde in 2007 een verbetering van de arbeidsbescherming in de glastuinbouw ten opzichte van 2003. De verbetering bestond uit minder overtredingen van de herbetredingstermijn na

spuitwerkzaamheden. In 2007 stelde nog één op de tien bedrijven zijn werknemers bloot aan te grote risico’s.

Figuur 5.2 Bloembollenteelt Boomteelt Fruitteelt Opengrondsgroenteteelt Loonwerk Sierteelt onder glas Groenteteelt onder glas

0 20 40 60 80 100 % bedrijven

Ja Nee

Niet van toepassing

Vraag: Heeft u om reden van een betere arbeidsbescherming wijzigingen aangebracht in de uitvoering van uw gewasbescherming, in de laatste 5 jaar?

Veiliger werken met gewasbeschermingsmiddelen, 2005 – 2010

83

Gevolgen gewasbescherming voor arbeidsveiligheid |

VIJF VIJF

Maatregelen voor milieu- en voedselbescherming dragen ook bij aan arbeidsveiligheid

Uit bedrijfsbezoeken blijkt dat telers vanwege milieu- en voedselveiligheid maatregelen nemen die dan ook gunstig blijken te zijn voor de arbeidsveiligheid. Zo heeft het stimuleringsbeleid van geïntegreerde

gewasbescherming (onder andere de vervanging van chemische maatregelen door niet-chemische maatregelen) enigszins bijgedragen aan de arbeidsveiligheid. Ook hebben de verplichte

spuitlicentiecursus, certificeringseisen uit de markt en betere spuitapparatuur bijgedragen aan verbetering van de arbeidsomstandigheden (vooral voor de toepasser). Daarnaast hebben fabrikanten veiligere formuleringen op de markt gebracht, maar de omvang hiervan is niet bekend. Een voorbeeld is de toepassing van zaadcoating waardoor meerdere bespuitingen kunnen worden uitgespaard (Van der Linden et al. 2006).

Weinig bekend over concrete gezondheidsrisico’s Zowel telers als werknemers hebben moeite om inzicht te krijgen in de concrete gezondheidsrisico’s die het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met zich meebrengt. Deels omdat de kennis hierover ontbreekt en deels omdat de teksten op de etiketten van middelen complex en weinig concreet zijn.

Telers gebruiken een veelheid aan middelen en veel arbeidsgebonden aandoeningen kunnen meerdere oorzaken hebben die zich vaak pas na verloop van vele jaren openbaren. Ook andere belastende factoren dan gewasbeschermingsmiddelen zijn van invloed op de gezondheid. Hierdoor is het bijzonder moeilijk om een relatie te leggen tussen de huidige blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen bij telers in Nederland, en het daadwerkelijk optreden van negatieve effecten op de gezondheid.

De onderzoeken over de gevaren van

gewasbeschermingsmiddelen in de literatuur gaan doorgaans over de ‘zeer giftige’ middelen zoals die nog veel in het buitenland worden toegepast. Over de meer langetermijneffecten van de Nederlandse middelen, waarvan de acute toxiciteit lager is, is geen concrete informatie beschikbaar. Als gevolg hiervan is het lastig om onveiligheidsgevoelens bij telers, werknemers en publiek weg te nemen. In veel gevallen geven de gevaarssymbolen en risicozinnen (R-zinnen) op de etiketten en in de veiligheidsinformatiebladen te weinig indicatie van het type gezondheidsrisico waarop deze zijn gebaseerd. Slechts enkele specifieke risicozinnen voor kankerverwekkende eigenschappen en schadelijkheid voor de voortplanting zijn hierop een uitzondering.

Etiketteksten gewasbeschermingsmiddelen bevatten te weinig concrete informatie

Telers geven er blijk van de etiketteksten van

gewasbeschermingsmiddelen niet goed te begrijpen. De van stof tot stof verschillende termijnen voor

herbetreding blijken in de praktijk lastig na te leven. Telers melden zelf dat zij in de praktijk de langere wettelijke herbetredingstermijnen, die gelden voor scholieren die werken in met

gewasbeschermingsmiddelen behandelde gewassen, niet kunnen naleven (PPO 2005).

Te snelle herbetreding van met

gewasbeschermingsmiddelen behandeld gewas Bij 25 procent van de glastuinbouwbedrijven

constateerde de Arbeidsinspectie in 2007 een knelpunt, vooral in verband met naleving van

herbetredingstermijnen en een zorgvuldige opslag van gewasbeschermingsmiddelen (AI 2007). Het onderzoek van de Arbeidsinspectie laat mogelijk slechts het topje van de ijsberg zien. Een enquête onder ruim 200 telers in de glastuinbouw liet namelijk zien dat 65 procent van de werkgevers volgens eigen zeggen de wachttijden voor herbetreding niet altijd in acht nam. Van hun werknemers zei 80 procent dat de wachttijden niet werden

gerespecteerd (Terwoert et al. 2009). Omdat jongeren onder de 16 jaar extra kwetsbaar zijn, geldt voor hen de regel dat zij gedurende 14 dagen na behandeling van een gewas niet in dit gewas mogen werken. De

bedrijfsbezoeken van Visser en Terwoert (2011) duiden op een matige naleving van deze regel. Telers ervaren deze regel als een knelpunt voor de uitvoering van de benodigde werkzaamheden (PPO 2005).

Werkgevers geven beperkt voorlichting over werken met gewasbeschermingsmiddelen

Slechts een derde van de werkgevers zegt zijn werknemers regelmatig voor te lichten over de

veiligheidsaspecten van gewasbescherming en nog eens een derde doet dit soms (figuur 5.3). Een derde van de werkgevers zegt zijn werknemers nooit te hebben voorgelicht. Uit onderzoek van Terwoert et al. (2009) blijkt dat het percentage werknemers in de glastuinbouw dat zegt regelmatig voorlichting te krijgen, een stuk lager is namelijk minder dan 20 procent.

Werknemers die zelf geen middelen toepassen, zijn zich weinig bewust van de risico’s die ze desondanks lopen De werknemers die werken in met

gewasbeschermingsmiddelen behandelde gewassen, beschermen zichzelf vaak onvoldoende omdat ze zich niet bewust zijn van de risico’s of omdat ze het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen als lastig ervaren. Kleding moet werknemers bijvoorbeeld beschermen tegen stoffen die via de huid in het lichaam

VIJF