• No results found

In dit hoofdstuk wordt de opzet van het empirische onderzoek behandeld. De onderzoeksstrategie die in dit onderzoek gehanteerd wordt is zowel kwantitatief als kwalitatief van aard. Bryman(2008:602) spreekt in dit geval van een mix method. In

hoofdstuk 7 zal de kwantitatieve analyse uitgevoerd worden en in hoofdstuk 8 de kwalitatieve analyse. Vanwege het verschil in onderzoeksstrategie zal de methodologische verantwoording van deze hoofdstukken nu gescheiden behandeld worden. Allereerst wordt in paragraaf 6.1 ingegaan op de verantwoording van het kwantitatieve onderzoek. Vervolgens wordt in paragraaf 6.2 deze van het kwalitatieve onderzoek behandeld.

6.1. Kwantitatief onderzoek

Het doel van het kwantitatieve onderzoek is om mate van integratie van stedelijke netwerken voor kenniswerkers vast te stellen, zodat uitspraken kunnen worden gedaan over de kans dat kantoorhoudende bedrijven zich in het locatiegedrag voegen naar de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Het kwantitatieve onderzoek betreft een onthullende case studie, waarbij meerdere onderzoekseenheden worden onderzocht. Het onthullende karakter komt voort uit de toegang tot een speciaal geografisch informatiesysteem(GIS). Deze wordt in paragraaf 6.1.1 geïntroduceerd. Vervolgens wordt in paragraaf 6.1.2 de casusselectie behandeld. In paragraaf 6.1.3 wordt de werkwijze van het onderzoek verantwoord.

6.1.1. Geografisch informatiesysteem pendelstructuren

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een geografisch informatiesysteem waarmee pendelstromen tussen gemeenten in kaart gebracht kunnen worden. Deze primaire data zijn gebaseerd op secundaire data bestanden die jaarlijks verzameld zijn in de periode 1985-2010. In de periode 1985 tot 2003 zijn de data verzameld door het Centraal Bureau voor de

Statistiek onder de noemer Onderzoek Verplaatsingsgedrag(OVG). Vervolgens is dit

onderzoek in 2004 voortgezet onder de naam Mobiliteitsonderzoek Nederland(MON) onder verantwoordelijkheid van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer(AVV) van het ministerie Verkeer en Waterstaat(Sociaal Cultureel Planbureau z.j. a). De onderzoeken leveren informatie voor onderzoekers en beleidsmakers op het gebied van verkeer en vervoer: waarheen, wanneer, hoe en waarom verplaatsen Nederlanders zich(Sociaal Cultureel Planbureau z.j. b). Vanaf 2010 is de naam van het onderzoek wederom veranderd, namelijk naar het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland(OViN). Met het GIS kunnen op basis van velerlei variabelen pendelstromen worden weergegeven met betrekking tot verschillende

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 39 tijdsperioden. Voorbeelden van de variabelen zijn het doel van de verplaatsing, het

opleidingsniveau van de pendelaar en de manier waarop de pendelaar zich verplaatst.

6.1.2. Selectie onderzoekseenheden

De casus die in dit onderzoek onderzocht zal worden betreft het stedelijke netwerk voor kenniswerkers. Deze casus is onderverdeeld in onderzoekseenheden, namelijk de Randstad, Brabantstad en stadsregio Arnhem-Nijmegen. De selectie van de eenheden maakt deel uit van de analyse en zal in hoofdstuk 7 verantwoord worden. De gemeenten vormen de sub-

onderzoekseenheden van de stedelijke netwerken. In de analyse wordt onder andere het aantal verplaatsingen naar omliggende gemeenten gemeten. In bijlage 2 is een lijst toegevoegd waarin staat welke gemeenten onder de omliggende gemeenten vallen.

6.1.3. Werkwijze

Getracht zal worden om de omvang en integratie van de stedelijke netwerken te meten. Dit wordt gedaan door de verplaatsingen tussen gemeenten met elkaar te vergelijken in tijd en ruimte. Hierbij wordt aandacht besteed aan de absolute en relatieve frequentie van de interactie tussen gemeenten.

6.2. Kwalitatief onderzoek

Het doel van het kwalitatieve onderzoek is om vast te stellen in hoeverre recentelijk

gelokaliseerde kantoorhoudende bedrijven zich in het locatiegedrag hebben laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Het onderzoek krijgt gestalte in de vorm van een ‘multiple’ case studie. Twee casussen worden onderzocht die elk meerdere

onderzoekseenheden bevatten.

6.2.1. Het onderzoeksgebied

Het onderzoeksgebied van het kwalitatieve onderzoek is Rotterdam Central District(RCD). RCD is het gebied dat gelegen is aan de zuidzijde van het station Rotterdam Centraal. In figuur 12 is een maquette van het onderzoeksgebied weergegeven. Deze omgeving is gekozen omdat in dit gebied veel kantoren recentelijk gelokaliseerd zijn. Dit heeft een reden. RCD is een zeer aantrekkelijk gebied voor kantoorhoudende bedrijven. Op 13 maart 2014 is hier het nieuwe Rotterdam Centraal station geopend. Dit betreft een hoogwaardig multimodaal ontsloten vervoersknooppunt die zowel met het openbaar vervoer als de auto zeer goed

bereikbaar is. Het gebied wordt daarnaast gekenmerkt door een zeer levendig en hoogstedelijk karakter.

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 40

Figuur 12: Digitale maquette van Rotterdam Central District. Bron: Rotterdam Central District.

6.2.2. Selectie casus en onderzoekseenheid

De casussen zijn maritieme en overig zakelijk dienstverlenende bedrijven. De casussen bevatten respectievelijk drie en vijf onderzoekseenheden. De bedrijven zijn in dit onderzoek vertegenwoordigd door mensen die betrokken zijn geweest bij de locatiekeuze van het bedrijf. Dit zijn respondenten met een van de volgende functies: HR-manager, office-manager,

manager facilities, trading manager, chief financial officer, huisvestingsadviseur of corporate engineer. Belangrijke voorwaarden bij de casusselectie zijn de recentelijke lokalisatie en de ligging in het Rotterdam Central District van de bedrijven. De recentelijke lokalisatie is van groot belang, omdat respondenten die betrokken geweest zijn bij een recentelijke lokalisatie zeer waarschijnlijk nog aanwezig zijn in het bedrijf en nog exact weten welke

vestigingsplaatsmotieven een rol gespeeld hebben. De recentelijk lokalisatie van

kantoorhoudende bedrijven wordt in dit onderzoek geoperationaliseerd als bedrijven die zich in de afgelopen drie jaar gelokaliseerd hebben in het RCD.

6.2.3. Data verzameling

Voor dit onderzoek zijn semi-gestructureerde interviews afgenomen bij de respondenten. Deze onderzoeksmethode geeft de mogelijkheid om op gestructureerde wijze relatief rijke kwalitatieve data te verzamelen. De interviews hebben ongeveer 20 tot 30 minuten geduurd. In bijlage 1 is de lijst met onderwerpen die behandeld zijn in het interview weergegeven. De data die verzameld zijn hebben ten eerste betrekking tot de vestigingsplaatsmotieven die een rol gespeeld hebben bij de locatiekeuze. Om te bepalen in hoeverre de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt als locatiefactor van invloed is geweest op de locatiekeuze moet men

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 41 immers weten welke (andere) vestigingsplaatsmotieven er in welke mate een rol gespeeld hebben. Ten tweede zijn data verzameld over de verklaring van de mate waarin

bereikbaarheid een expliciete rol heeft gespeeld bij de locatiekeuze. Bereikbaarheid betreft een kernconcept in deze analyse, omdat bedrijven die zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt zich vestigen in bereikbare locaties. Ten derde zijn er data verzameld over het wervingsgebied van bedrijven, omdat dit mogelijk samenhangt met de mate waarin bedrijven rekening houden met de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt.

6.2.4. Werkwijze

Na de afname van de interviews zijn de data getranscribeerd. In bijlage 6 zijn deze transcripten toegevoegd. Vervolgens is de thematische analyse als analyse methode gehanteerd. Hierbij worden de onderzoeksbevindingen opgedeeld naar thema’s. Dit maakt vergelijkingen tussen de onderzoekseenheden mogelijk op basis van onderwerpen die behandeld zijn in de interviews. In het volgende hoofdstuk wordt de kwantitatieve analyse behandeld.

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 42