• No results found

Locatiegedrag kantoorhoudende bedrijven : een onderzoek naar de explicietheid van de locatiefactor ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt bij de locatiekeuze van kantoorhoudende bedrijven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Locatiegedrag kantoorhoudende bedrijven : een onderzoek naar de explicietheid van de locatiefactor ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt bij de locatiekeuze van kantoorhoudende bedrijven"

Copied!
132
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 1

Locatiegedrag

kantoorhoudende

bedrijven

Een onderzoek naar de explicietheid van de

locatiefactor ruimtelijke structuur van de

arbeidsmarkt bij de locatiekeuze van

kantoorhoudende bedrijven

2014

J.J.M. Wever

Universiteit van Amsterdam 20 juni 2014

(2)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 2

Locatiegedrag Kantoorhoudende

bedrijven

Een onderzoek naar de explicietheid van de locatiefactor

ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt bij de locatiekeuze van

kantoorhoudende bedrijven

Bachelorscriptie Sociale Geografie & Planologie Scriptieproject Stedelijke Netwerken

Universiteit van Amsterdam Februari – Juni 2014 Joris Wever Studentnummer: 10268367 Begeleider: Dhr. prof. dr. P.P. Tordoir Tweede beoordelaar: Dhr. prof. dr. ir. L. Bertolini

(3)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 3

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie over de explicietheid van de locatiefactor ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt bij de locatiekeuze van kantoorhoudende bedrijven. In de maanden februari tot juni heb ik me samen met een klein groepje studenten beziggehouden met het thema

stedelijke netwerken.

Het doorlopen van het gehele onderzoekstraject was een leerzame ervaring. Dit scriptieproject heeft mijn academische onderzoeksvaardigheden enorm doen ontwikkelen. Mijn

scriptiebegeleider heeft hier met zijn kritische blik en uitzonderlijke kennisniveau zeer aan bijgedragen.

(4)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 4

Inhoudsopgave

1.

Inleiding ... 7

1.1. Probleemveld ... 7 1.2. Aanleiding ... 8 1.3. Exacte bestudering ... 9 1.4. Leeswijzer ... 11

2.

Kernconcepten: locatiegedrag en de ruimtelijke structuur van de

arbeidsmarkt ... 12

2.1. Locatiegedrag ... 12

2.2. Ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt ... 13

3.

Ruimtelijk economische perspectief op de informatiegeoriënteerde

arbeidsmarkt ... 16

3.1. Ruimtelijke structuur van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt ... 17

3.1.1. Ruimtelijke spreiding van informatiegeoriënteerde werkgelegenheid ... 17

3.1.2. Ruimtelijke spreiding van kenniswerkers ... 24

3.2. Netwerk van informatiegeoriënteerde stadsgewesten? ... 25

3.2.1. Regionale arbeidsmarkten en daily urban systems ... 25

3.2.2. De ontwikkeling van een efficiënt gestructureerd daily urban system ... 26

3.3. De ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt als locatiefactor ... 29

3.3.1. Wat valt er te winnen? ... 29

3.3.2. Waar valt het meeste te winnen? ... 31

4.

Economic man versus homo psychologicus... 33

4.1. Behaviorale vestigingsplaatsleer ... 33

4.2. Vestigingsplaatsmotieven ... 34

5.

Conceptueel kader ... 35

5.1. Kwantitatief onderzoek ... 35

(5)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 5

6.

Methodologische verantwoording van het empirische onderzoek ... 38

6.1. Kwantitatief onderzoek ... 38

6.1.1. Geografisch informatiesysteem pendelstructuren ... 38

6.1.2. Selectie onderzoekseenheden ... 39

6.1.3. Werkwijze ... 39

6.2. Kwalitatief onderzoek ... 39

6.2.1. Het onderzoeksgebied ... 39

6.2.2. Selectie casus en onderzoekseenheid ... 40

6.2.3. Data verzameling ... 40

6.2.4. Werkwijze ... 41

7.

Daily urban systems van kenniswerkers in Nederland ... 42

7.1 Stedelijke netwerken in Nederland ... 43

7.1.1. Nabijheid ... 44

7.1.2. Gezamenlijke omvang van kenniswerkers ... 44

7.2 Integratie stedelijke netwerken: absolute frequentie van interactie tussen gemeenten .. 46

7.2.1 Randstad ... 47

7.2.2 Brabantstad ... 49

7.2.3 Stadsregio Arnhem-Nijmegen ... 50

7.3 Integratie stedelijke netwerken: relatieve frequentie van interactie tussen gemeenten.. 52

7.3.1 Randstad ... 52

7.3.2 Brabantstad ... 53

7.3.3 Stadsregio Arnhem-Nijmegen ... 54

7.4 Conclusie ... 54

8.

Locatiegedrag van recentelijk gelokaliseerde kantoorhoudende bedrijven . 56

8.1. Verplaatsingsmotieven kantoorhoudende bedrijven ... 56

8.2. Bereikbaarheid ... 59

8.3. Wevingsgebied ... 61

8.4. Conclusie ... 61

(6)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 6

10.

Geraadpleegde bronnen ... 65

11.

Bijlagen ... 68

Bijlage 1: onderwerpen interview ... 69

Bijlage 2: lijsten met omliggende gemeenten ... 70

Bijlage 3: thematische analyse vestigingsplaatsmotieven. ... 72

Bijlage 4: thematische analyse motieven voor locatiefactor bereikbaarheid. ... 76

Bijlage 5: thematische analyse wervingsgebied. ... 80

(7)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 7

1. Inleiding

1.1. Probleemveld

Sinds de afgelopen decennia worden centraalstedelijke gebieden steeds aantrekkelijker voor kantoorhoudende bedrijven. Deze locaties trekken hoogwaardige activiteiten en het A-segment kantoren aan. Het A-A-segment betreft kantoren die naast de locatie goed scoren op factoren zoals kwaliteit, flexibiliteit en in iets mindere mate duurzaamheid en

energieprestatie(Jones Lang LaSalle & Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir 2013:13). De tendens met betrekking tot de toenemende populariteit van centraalstedelijke gebieden lijkt zich tegelijkertijd te ontwikkelen met een opschalingsproces van arbeids- en afzet

markten(Tordoir 2006 en 2008 in Jones Lang LaSalle & Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir 2013:14). Dit proces houdt in dat marktrelaties over grote afstand tussen stadscentra of stadsgewesten onderling toenemen in verhouding tot relaties over korte afstand tussen stad en satellietstad. Dit slaat neer op de ruimtelijke structuur van steden. De stedelijke structuur die hier uit voortkomt zet, naast ontwikkelingen als het ‘nieuwe werken’, de hedendaagse kantorenmarkt onder druk. In dit onderzoek wordt het verband bestudeerd tussen de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt en het locatiegedrag van kantoorhoudende bedrijven.

Momenteel is de kantorenmarkt in Nederland ruim van aard. Dit heeft kantoorleegstand als gevolg, een problematiek die zeer evident aanwezig is in de Nederlandse steden.

Kantoorhoudende bedrijven hebben behoefte aan kleinere, maar evenzeer duurzame, kantoorruimte en verplaatsen zich onder druk van de huidige economische conjunctuur en ontwikkelingen als het ‘nieuwe werken’ naar meer geschikte locaties. De toenemende aantrekkelijkheid van centraalstedelijke gebieden als kantoorlocatie kan, in een tijd waarin kantoorleegstand een ernstige problematiek vormt, enigszins als paradoxale trend opgevat worden. Dit blijkt uit het volgende gegeven.

Onlangs heeft de Leidse gemeenteraad ingestemd met de realisatie van een kantoorkolos tegenover het centraal station, mits leegstaande kantoren elders in de stad worden gesloopt of een andere bestemming krijgen(Leidsch Dagblad 14 februari 2014). Het krantenartikel over dit besluit van de Leidse gemeenteraad geeft een aantal actuele en vernieuwende trends met betrekking tot de kantorenmarkt weer. Ten eerste wordt de ernst van de kantorenproblematiek met betrekking tot de leegstand benadrukt. Betrokkenen, onder wie de overheid, schatten dat het leegstandspercentage in Nederland zich momenteel bevindt tussen de 15 en 18

(8)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 8 procent(CPB 2012:1, PBL & ASRE 2013:45-46). Ten tweede stemt de gemeenteraad in met de realisatie van een kantoorkolos op voorwaarde dat op een andere locatie in de stad Leiden leegstaande kantoren gesloopt zullen worden of een andere bestemmingsfunctie zullen krijgen. De problematiek op de kantorenmarkt is van dusdanige omvang dat verscheidene actoren die betrokken zijn bij de kantorenmarkt inzien dat ‘damage control’ de meest geschikte strategie is om de ruimtelijke en financiële consequenties van de betreffende problematiek te beperken. De laatste ontwikkeling die in het krantenartikel van het Leidsch Dagblad naar voren komt is vernieuwend van aard en betreft de toenemende aantrekkelijkheid van centraalstedelijke gebieden. Het is enigszins opmerkelijk, en zoals gezegd paradoxaal, dat er wordt ingestemd met de realisatie van kantoorruimte in een periode die gekenmerkt wordt door een ernstig overaanbod van kantoorruimte. Uit literatuur(Jones Lang LaSalle &

Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir 2013:13, Tordoir 2014:32) blijkt dat

centraalstedelijke gebieden in andere grote steden in Nederland, zoals het Rotterdam Central District, tevens aan belang winnen. Blijkbaar bieden centraalstedelijke gebieden een zekere vitaliteit dat het aantrekkelijk maakt voor kantoorhoudende bedrijven.

1.2. Aanleiding

Een paradoxale trend waarbij centraalstedelijke gebieden als kantoorlocatie steeds populairder worden, terwijl Nederland een ernstige problematiek met betrekking tot de kantoorleegstand kent, en een proces waarbij (arbeids)markten opschalen. Deze combinatie moet de interesse wekken van iedere ruimtelijk econoom, economisch geograaf en planoloog. Wat is de invloed van de ruimtelijke structuur van markten, in het bijzonder de arbeidsmarkt, op het

locatiegedrag van kantoorhoudende bedrijven? Wat verklaart de aantrekkelijkheid van centraalstedelijke locaties? Deze vragen zijn van belang voor dit onderzoek. Indien in deze onderwerpen meer inzicht wordt verkregen kunnen markten, waaronder de arbeidsmarkt en de kantorenmarkt, ruimtelijk wellicht efficiënter gefaciliteerd en georganiseerd worden.

Om meer inzicht te verkrijgen in de invloed van de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt op het locatiegedrag van kantoorhoudende bedrijven en hedendaags aantrekkelijke

kantoorlocaties wordt dit onderzoek uitgevoerd. Actoren op de kantorenmarkt kampen al jaren met financiële tegenslagen door de afwaardering van kantoorpanden. Eveneens is de leegstand van kantoren een zeer inefficiënte manier van het gebruik van de ruimte. Mogelijk kan dit onderzoek een bijdrage leveren aan een oplossing voor de problematische

kantoorleegstand en het bewustzijn van de geografie van zowel de kantorenmarkt als de kantoorleegstand. Hoewel steeds meer eigenaren van momenteel leegstaande kantoren al

(9)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 9 bewust zijn van het feit dat de kans miniem is dat kantoorhoudende bedrijven nog in een dergelijk kantoorpand zullen huisvesten, wil een groot deel van de kantooreigenaren dit nog steeds niet beseffen(NHD 13 februari 2014). Wellicht kan dit onderzoek hier verandering in brengen.

1.3. Exacte bestudering

De probleemstelling die in dit onderzoek centraal staat luidt als volgt:

In hoeverre is de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt van invloed op het locatiegedrag van kantoorhoudende bedrijven?

Ter beantwoording van deze vraag wordt het onderzoek onderverdeeld in deelvragen. In totaal zijn er vijf deelvragen in dit onderzoek opgesteld. Deze deelvragen zijn de volgende:

 Deelvraag 1: hoe ziet de ruimtelijke structuur van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt eruit en hoe heeft deze zich ontwikkeld in de afgelopen decennia?

 Deelvraag 2: waarom laat een rationeel handelend, kantoorhoudend bedrijf zich in het locatiegedrag leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt?

 Deelvraag 3: in hoeverre betreft de locatiekeuze van ondernemers een rationele afweging?

 Deelvraag 4: waar is geografisch gezien de kans het grootst dat rationeel handelende bedrijven zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt?

 Deelvraag 5: in hoeverre hebben recentelijk gelokaliseerde bedrijven zich in het locatiegedrag laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt?

In figuur 1 is de onderzoeksopzet weergegeven. Deelvraag 1 tot en met 3 worden beantwoord in het theoretisch kader. Dit kader betreft het raamwerk waarbinnen dit onderzoek wordt uitgevoerd. Bij de analyse van de empirisch verzamelde data zal continu verwezen worden naar de theorie in dit kader. Aan de hand van deelvraag 1 wordt bestudeerd hoe de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt er uit ziet. Aangezien het doel in dit onderzoek het vaststellen van de invloed van de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt op het locatiegedrag van kantoorhoudende bedrijven betreft, is het zeer relevant om allereerst te weten hoe deze ruimtelijke structuur in elkaar steekt. Vervolgens wordt bij de beantwoording van deelvraag 2 beredeneerd waarom een rationeel handelend bedrijf in meer of mindere mate rekening houdt met de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Hierbij wordt nader ingegaan op de

(10)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 10 vraag in hoeverre mensen die invloed uitoefenen op het locatiegedrag van kantoorhoudende bedrijven rationeel (kunnen) handelen.

Na het theoretisch kader volgt het empirische onderzoek, bestaande uit een kwantitatief en kwalitatief onderzoeksdeel. In het empirische onderzoek wordt de empirisch verzamelde data gekoppeld aan de theorie uit het theoretisch kader. In het kwantitatieve onderzoeksdeel staat

•Probleemstelling: in hoeverre is de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt van invloed op het locatiegedrag van kantoorhoudende bedrijven?

Onderzoeks-onderwerp

• Deelvraag 1: hoe ziet de ruimtelijke structuur van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt eruit en hoe heeft deze zich ontwikkeld in de afgelopen decennia? • Deelvraag 2: waarom laat een rationeel

handelend, kantoorhoudend bedrijf zich in het locatiegedrag leiden door de

ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt?

• Deelvraag 3: in hoeverre betreft de locatiekeuze van ondernemers een rationele afweging?

Theoretisch kader

• Deelvraag 4: waar is geografisch gezien de kans het grootst dat rationeel handelende bedrijven zich laten leiden door de

ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt?

Kwantitatief

onderzoek

• Deelvraag 5: in hoeverre hebben recentelijk gelokaliseerde kantoorhoudende bedrijven zich in het locatiegedrag laten leiden door de ruimtelijke structuur van de

arbeidsmarkt?

Kwalitatief

onderzoek

(11)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 11 deelvraag 4 centraal. Hierbij wordt aan de hand van een analyse over de structuur van

pendelstromen van kenniswerkers beredeneerd waar geografisch gezien de kans het grootst is dat bedrijven zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Deelvraag 5 vormt het kwalitatieve onderzoeksdeel. De aandacht wordt hierbij gericht op de vraag of kantoorhoudende bedrijven zich in de praktijk daadwerkelijk laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt.

1.4. Leeswijzer

In deze paragraaf wordt de leeswijzer van dit onderzoek uiteengezet. Hoofdstuk 2 tot en met 4 vormen het theoretisch kader. Allereerst worden de concepten die centraal staan in dit

onderzoek in hoofdstuk 2 geïntroduceerd. Dit heeft betrekking tot de concepten

‘locatiegedrag’ en de ‘ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt’. Het begrijpen van deze begrippen is essentieel voor het vervolg van het onderzoek. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 vanuit ruimtelijk economisch perspectief de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt

bestudeerd. In dit hoofdstuk zal men meer te weten komen over het hoe, wat, waar en waarom van de vraag- en aanbodzijde van de voor dit onderzoek relevante arbeidsmarkt. Aan het einde van dit hoofdstuk zal daarnaast antwoord gegeven worden op de vraag waarom een rationeel handelend, kantoorhoudend bedrijf zich laat leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. In hoofdstuk 4 staat de vraag centraal of bedrijven de locatiekeuze baseren op basis van rationele berekeningen of op basis van besluitvorming. In hoofdstuk 5 worden de conceptuele kaders behandeld die voortkomen uit het theoretisch kader. Daarna volgt

hoofdstuk 6 waarin het empirische onderzoek methodologisch wordt verantwoord. Hoofdstuk 7 en 8 vormen het empirische onderzoeksdeel in deze scriptie. In hoofdstuk 7 wordt op kwantitatieve wijze aan de hand van een geografisch informatiesysteem bestudeerd op welke plaatsen de kans het grootst is dat bedrijven zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. In hoofdstuk 8 wordt de kwalitatief verworven data geanalyseerd. Daaruit moet blijken of kantoorhoudende bedrijven zich daadwerkelijk laten leiden door de

ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Ten slotte vormt hoofdstuk 9 de conclusie. In dit hoofdstuk wordt de probleemstelling die centraal staat in dit onderzoek beantwoord. Tevens zullen in dit laatste deel enkele aanbevelingen worden gedaan voor verder onderzoek.

(12)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 12

2. Kernconcepten: locatiegedrag en de ruimtelijke structuur van de

arbeidsmarkt

In dit hoofdstuk wordt kennisgemaakt met de concepten die in dit onderzoek centraal staan. Dit betreft enerzijds de te verklaren variabele locatiegedrag en anderzijds de verklarende variabele ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. De vraag die in dit onderzoek

beantwoordt dient te worden is in hoeverre de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt van invloed is op het locatiegedrag van kantoorhoudende bedrijven. Om hier achter te komen moet de betekenis van deze kernconcepten helder geformuleerd zijn. Daarom wordt nu in paragraaf 2.1 de afhankelijke variabele locatiegedrag geïntroduceerd. Vervolgens zal in paragraaf 2.2 worden ingegaan op de onafhankelijke variabele ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt.

2.1. Locatiegedrag

In de afgelopen eeuwen zijn tal van locatietheorieën ontwikkeld door wetenschappers vanuit verschillende disciplines. De economie bestudeert onder andere het gedrag van bedrijven in situaties van relatieve schaarste van hulpbronnen. Disciplines als de ruimtelijke economie en economische geografie komen bij de bestudering van het locatiegedrag om de hoek kijken als gevolg van de schaarsheid van de ruimte. De ruimte is in Nederland schaars en elke vierkante meter ruimte kan slechts één functie hebben.

Het locatiegedrag betreft de keuze van de vestigingsplaats van een ondernemer. Een locatietheorie is volgens Atzema en anderen(2002:51) een theorie die bestaat uit

samenhangende uitspraken die als geheel een verklaring geven van de vestigingsplaatskeuze van bedrijven. Tal van factoren zijn van invloed op de keuze van de vestigingsplaats van een ondernemer. Factoren die van invloed zijn op de locatiekeuze staan bekend onder de naam locatiefactoren. Deze locatiefactoren zijn doorgaans bedrijfsextern van aard. Een ondernemer die zich ergens wil vestigen is zich van tevoren bewust van zijn bedrijfsinterne processen. Bedrijfsinterne processen zijn de factoren die een bedrijf in eigen hand heeft, omdat ze betrekking hebben op zaken die binnen de muren van het bedrijf spelen. In tegenstelling tot bedrijfsinterne factoren hebben bedrijven bedrijfsexterne factoren niet zelf in de hand(Atzema et al. 2002:32-33). Een bedrijf zoekt naar een locatie waar bedrijfsexterne factoren aanwezig zijn die het beste aansluiten op bedrijfsinterne processen.

Het kiezen van de meest geschikte vestigingsplaats door ondernemers betreft een proces dat opgedeeld kan worden naar ruimtelijke schaal. Een buitenlands bedrijf dat op zoek gaat naar

(13)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 13 de meest geschikte bedrijfslocatie zal zich ten eerste afvragen in welk land het zich zal

vestigen. Op basis van nationale bedrijfsexterne factoren kiest het bedrijf een land waarin het zich zal vestigen. Een factor die hierbij een rol kan spelen is bijvoorbeeld het nationale investeringsklimaat. Op basis van een gunstig investeringsklimaat kan een bedrijf overwegen om zich te vestigen in land A of in land B. Vervolgens moet een bedrijf kiezen waar het zich vestigt binnen de grenzen van een land. Het bedrijf dient regio’s tegenover elkaar af te wegen om op basis van regionale bedrijfsexterne factoren een keuze te maken tussen bijvoorbeeld de stadregio Groningen, Rotterdam of Eindhoven. Voorbeelden van regionale bedrijfsexterne factoren zijn de aanwezigheid van een specifieke beroepsbevolking en een regionaal infrastructureel netwerk. Als een bedrijf heeft gekozen voor een regio, bijvoorbeeld

Groningen, dient een keuze gemaakt te worden waar het bedrijf zich in deze stad(sregio) wil vestigen. Bij de keuze voor een vestigingsplaats op lokaal schaalniveau, binnen de gekozen regio, moet een afweging gemaakt worden tussen lokale locaties op basis van lokale

bedrijfsexterne locatiefactoren. Dit betreft factoren die direct gekoppeld zijn aan het bedrijfsterrein waarop het bedrijf gevestigd is, zoals de aanwezigheid van toeleveranciers, samenwerkingspartners, kennisinstellingen of de grondprijs(Atzema 2002: 40-42). Op deze manier wordt per schaalniveau een rationele locatiekeuze gemaakt.

Het locatiekeuzeproces biedt inzicht over de wijze waarop rationeel handelende bedrijven te werk gaan in de zoektocht naar een gepaste bedrijfslocatie. In dit onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre bedrijven zich in het locatiegedrag laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Hier wordt verder op ingegaan in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt de aandacht gericht op de gedachte achter de behaviorale locatietheorie. De functie van hoofdstuk 4 is het nuanceren van de (neo)klassieke gedachte over het locatiegedrag. Deze behaviorale locatietheorieën verklaren het locatiegedrag namelijk niet vanuit economische modellen, maar vanuit persoonlijke en psychologische processen. Dit is van belang omdat ondernemers in de praktijk niet altijd rationeel handelen. In de volgende paragraaf wordt de andere kernvariabele van dit onderzoek uiteengezet, dit betreft de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt.

2.2. Ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt

Een arbeidsmarkt betreft een markt waarop interactie plaats vindt tussen vraag naar en aanbod van arbeid. Volgens de klassieke econoom Adam Smith zorgt de zogenoemde onzichtbare hand voor een marktevenwicht tussen vraag en aanbod. In het geval van een arbeidsmarkt vormen werkgevers hierbij de vraagzijde en werknemers de aanbodzijde. De klassieke

(14)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 14 economische theorie van Smith is nog steeds van toepassing op de arbeidsmarkt en de

hedendaagse economie.

In dezelfde eeuw dat Adam Smith zijn boek The Wealth of Nations publiceerde brak de industriële revolutie uit omstreeks 1750. De industriële revolutie had zijn fysieke neerslag op de ruimte in de vorm van de opkomst van werkplaatsen en fabrieken. Deze revolutie legde de basis voor de scheiding tussen woon- en werkplaats(Ekkers & Helderman 2010:36). In tegenstelling tot de huiseconomieën van vroeger waarin het normaal was dat wonen en werken geografisch verenigd waren, was er in de 19e eeuw sprake van een tendens waarbij deze functies toenemend gescheiden in de ruimte voorkwamen. Arbeiders moesten vanaf dat moment een bepaalde geografische afstand afleggen om zich te verplaatsen tussen woon- en werkplaats. De industriële maatschappij die voortkwam uit de industriële revolutie kenmerkte zich door een sterke mate van urbanisering. Ruimtelijke nabijheid van woon- en werkplaats werd destijds voornamelijk gedreven vanuit het feit dat arbeiders door de beperkte

vervoersmogelijkheden sterk afhankelijk waren van lokale werklocaties en voorzieningen. De afstand tussen wonen en werken bleef hierdoor beperkt.

Hoewel de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt dynamisch van aard is en hedendaags zeer afwijkt van deze uit de 19e eeuw, wordt de structuur nog steeds door de locatie van dezelfde actoren bepaald, namelijk deze van de werkgever en werknemer. Op een hoger aggregatieniveau, het macro niveau, vormen werknemers de beroepsbevolking. Werkgevers kunnen op ditzelfde niveau geaggregeerd worden door de werkgelegenheid die zij ieder creëren samen te voegen. Er kan op deze wijze gesteld worden dat de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt gevormd wordt door de spreiding van de beroepsbevolking en

werkgelegenheid. Hier komt het model in figuur 2 uit voort.

Ondanks dat de arbeidsmarkt doorgaans niet in fysieke vorm aanwezig is, ontstaat er als gevolg van de interactie tussen de actoren op de arbeidsmarkt een pendelstructuur van werknemers die pendelen tussen de functies wonen en werken. Deze woon-werk structuren zijn een gevolg van de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt en daarmee een gevolg van de spreiding van de beroepsbevolking en werkgelegenheid. Dergelijke pendelstructuren zijn visueel weergegeven in figuur 3. De ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt heeft zijn weerslag op de pendelstructuur. Tevens, en hierom, weerspiegelen deze

verplaatsingsstructuren de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. In het volgende theoretische hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de kantoorhoudende werkgelegenheid.

(15)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 15 Ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt Pendelstructuur Locatie werknemer 2 s 1 Locatie werknemer 4 s 1 Locatie werknemer 6 s 1 Locatie werknemer 1 s 1 Locatie werknemer 3 s 1 Locatie werknemer 5 s 1 Locatie werkgever 3 s 1 Locatie werkgever 2 s 1 Locatie werkgever 4 s 1 Locatie werkgever 1 s 1

Ruimtelijke spreiding van de beroepsbevolking Locatie werknemer 1 s 1 Locatie werknemer 3 s 1 Locatie werknemer 2 s 1 Locatie werknemer 4 s 1 Locatie werknemer 6 s 1 Locatie werknemer 5 s 1

Ruimtelijke spreiding van de werkgelegenheid Locatie werkgever 2 s 1 Locatie werkgever 1 s 1 Locatie werkgever 3 s 1 Locatie werkgever 4 s 1 Ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt

Figuur 3: pendelstructuren zijn het gevolg van de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Figuur 2: de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt wordt gevormd door de spreiding van de beroepsbevolking en werkgelegenheid.

(16)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 16

3. Ruimtelijk economische perspectief op de informatiegeoriënteerde

arbeidsmarkt

In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke structuur van de voor dit onderzoek relevante arbeidsmarkt bestudeerd vanuit ruimtelijk economisch perspectief, namelijk de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt. Hierbij wordt ingegaan op de spreiding van de

informatiegeoriënteerde werkgelegenheid en beroepsbevolking. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de voordelen die opgedaan kunnen worden door het locatiegedrag te laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt.

Volgens Alleart(2005:1) houdt de ruimtelijke economie zich bezig met de spreiding of

concentratie van economische activiteiten over de ruimte. De ruimtelijke economie bestudeert de wederzijdse relatie tussen de ruimte en de economie. Het gaat hierbij om de analyse van de vorming en de ontwikkeling van de economische activiteiten in de ruimte en de impact van de kenmerken van de ruimte op de economische dynamiek. In dit hoofdstuk wordt de

informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt vanuit ruimtelijk economisch perspectief bestudeerd. Hierbij staan deelvraag 1 en 2 centraal. Deze luidde als volgt:

 Deelvraag 1: hoe ziet de ruimtelijke structuur van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt eruit en hoe heeft deze zich ontwikkeld in de afgelopen decennia?

 Deelvraag 2: waarom laat een rationeel handelend, kantoorhoudend bedrijf zich in het locatiegedrag leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt?

Uit het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen dat de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt op macro niveau wordt gevormd door de werkgelegenheid en de

beroepsbevolking. In paragraaf 3.1 zal de ruimtelijke structuur van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt aan de hand van de spreiding van de informatiegeoriënteerde

werkgelegenheid(paragraaf 3.1.1) en beroepsbevolking(paragraaf 3.1.2) nader beschouwd worden. Bovendien zal hierbij bekeken worden hoe deze spreiding zich ontwikkeld heeft in de afgelopen decennia. Vervolgens wordt in paragraaf 3.2 dieper ingegaan op de vastgestelde ruimtelijke patronen van de arbeidsmarkt en wordt de vraag gesteld of deze patronen

onderdeel zijn van een groter netwerk. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op de baten waar kantoorhoudende bedrijven van kunnen profiteren, indien zij zich in het locatiegedrag laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Daarnaast wordt bestudeerd waar geografisch gezien de meeste van deze baten behaald kunnen worden. Allereerst wordt nu ingegaan op de ruimtelijke structuur van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt.

(17)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 17

3.1. Ruimtelijke structuur van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt

In deze paragraaf wordt de ruimtelijke structuur van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt bestudeerd. De term ‘informatiegeoriënteerd’ is afkomstig van een exploratief onderzoek van Louter & Tordoir(2013:2) naar lokale en regionale verschillen in het investeringsklimaat. In dat onderzoek verdelen zij de werkgelegenheid onder in drie typen economische activiteiten, namelijk informatiegeoriënteerde, personengeoriënteerde en materiaalgeoriënteerde

activiteiten. Onder informatiegeoriënteerde activiteiten verstaan zij activiteiten die zich bezighouden met het verkrijgen, verwerken en verstrekken van informatie. Hierbij moet men denken aan zakelijke dienstverleners, openbaar bestuur en het bank- en verzekeringswezen. De aandacht wordt in deze scriptie op dit type economische activiteit gericht, omdat deze activiteiten vaak gevestigd zijn in kantoren. Dit onderzoek richt zich per slot van rekening op het locatiegedrag van kantoorhoudende bedrijven. Personengeoriënteerde activiteiten worden gelijkgesteld aan activiteiten die zich bezighouden met dienstverlening aan particuliere consumenten. Voorbeelden hiervan zijn detailhandel, vrijetijdsactiviteiten, onderwijs en de zorgsector. Verder definiëren Louter & Tordoir materiaalgeoriënteerde activiteiten als activiteiten die zich bezighouden met het verkrijgen, verwerken en verstrekken van materiële goederen. Het draait hier om onder andere landbouw, industrie, groothandel, transport en bouwnijverheid. Allereerst zal nu de ruimtelijke spreiding van informatiegeoriënteerde activiteiten bestudeerd worden. Hierbij wordt ook het verband tussen kantoorhoudende bedrijven en informatiegeoriënteerde activiteiten behandeld. Vervolgens wordt de ruimtelijke spreiding van de aanbodzijde van de arbeidsmarkt bestudeerd.

3.1.1. Ruimtelijke spreiding van informatiegeoriënteerde werkgelegenheid

Tordoir(2014:11) stelt dat ruimte en afstand een fundamentele rol spelen in de reële

economie. De ruimtelijke dimensie heeft twee fundamentele consequenties. Ten eerste zijn activiteiten en hulpbronnen meer of minder plaatsgebonden. Ten tweede kan iedere vierkante meter slechts één functie hebben. Aan de hand van deze consequenties kan de agglomeratie van informatiegeoriënteerde werkgelegenheid die men in de praktijk ziet verklaard worden. Om te beginnen is het belangrijk om vast te stellen dat Nederland zich toenemend ontwikkelt en heeft ontwikkeld als diensteneconomie(Notten 2010:199). In deze tertiaire economie betreft de belangrijkste hulpbron arbeid als dienst. Lovelock & Wirtz(2004 in Tordoir 2014:12) geven het belangrijkste kenmerk van diensten weer, namelijk dat diensten op dezelfde plaats en hetzelfde tijdstip worden geproduceerd en geconsumeerd. Volgens deze definitie zijn diensten zeer plaatsgebonden activiteiten die veel mobiliteit vereisen, omdat

(18)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 18 producenten en consumenten fysiek bij elkaar moeten komen. Als veronderstelt wordt dat mobiliteit positief samenhangt met vervoerskosten zullen deze kosten in een economie waarvan de structuur toenemend gedomineerd wordt door de tertiaire sector oplopen. Deze kosten kunnen echter beperkt worden door ruimtelijke samenballing van activiteiten en hulpbronnen(Tordoir 2014:13).

Vanuit deze redenering kan worden gesteld dat ruimtelijke samenballing aantrekkelijker wordt naarmate activiteiten en hulpbronnen meer plaatsgebonden zijn. Er kunnen dan tenslotte meer vervoerskosten bespaard worden. Men moet bewust zijn van het feit dat de mate van plaatsgebondenheid kan variëren. Volgens Tordoir wordt de mate van

plaatsgebondenheid bepaald door de frequentie waarin men een hulpbron nodig heeft. Hoe hoger de frequentie, hoe meer voordeel opgedaan kan worden van ruimtelijk samenballing. Bedrijven die zich bezighouden met zeer plaatsgebonden activiteiten die plaatsgebonden hulpbronnen en contact intensieve relaties vereisen, hebben daarom een voorkeur voor de voor hen relevante relaties, activiteiten en hulpbronnen best bereikbare locaties(Tordoir 2014:13). Deze best bereikbare locaties zijn doorgaans te vinden in urbane, hoogstedelijke gebieden waarin de hulpbron ruimte zeer schaars is. De keuze van deze locaties is tevens afhankelijk van de beschikbaarheid van relaties, activiteiten en hulpbronnen.

Hiermee doet de andere fundamentele consequentie van de ruimtelijke dimensie in ruimtelijke wetenschappen zijn intrede, namelijk dat iedere vierkante meter slechts één functie kan

hebben. Stel nu dat voor honderd ondernemers die zich bezighouden met

informatiegeoriënteerde activiteiten geldt dat de voor hen best bereikbare locatie de Dam in Amsterdam betreft. Als nu aangenomen wordt dat iedere vierkante meter slechts één functie kan hebben, dan zullen bedrijven tegen elkaar opbieden om een plek op de Dam. Dit drijft de grondprijs op. Bedrijven die net wat minder waarde hechten aan de meest centrale locatie zullen uitwijken. Op deze wijze zal de prijs dalen naarmate de afstand tot deze locatie toeneemt. De grondlegger van deze ‘bid-rent curve’ betreft Alonso(1963 in Clapp 1980:389 & Tordoir 2014:13). Vanuit deze redenering kan de monocentrische stad verklaard worden. De lezer begrijpt nu waarom informatiegeoriënteerde activiteiten zich concentreren in bepaalde gebieden. Dit gegeven wordt nu versterkt door het onderzoek van Louter &

Tordoir(2013:3) die aan de hand van kaartmateriaal laten zien dat het ruimtelijke patroon van informatiegeoriënteerde activiteiten duidelijke concentraties kent. In dit onderzoek komt een

(19)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 19 positieve samenhang naar voren tussen het ruimtelijke patroon van informatiegeoriënteerde activiteiten(figuur 4a) en het ruimtelijke verstedelijkingspatroon van Nederland.

In figuur 4a tot en met 4d is het aantal arbeidsplaatsen per 1000 inwoners van 15 tot 64 jarige te zien per type economische activiteit. Figuur 4a heeft hierbij betrekking tot

informatiegeoriënteerde activiteiten. Op basis van dit figuur kan geconstateerd worden dat de verstedelijkte stadsgewesten, Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven, Den Bosch, Tilburg en Apeldoorn en Arnhem, bovengemiddeld scoren op het aantal

arbeidsplaatsen per 1000 inwoners van 15 tot 64 jaar. Dit geldt tevens, maar in iets minder mate, voor de steden Groningen, Leeuwarden en Zwolle. De overige figuren(4b, 4c, 4d) hebben betrekking tot de respectievelijk materiaal-, personengeoriënteerde activiteiten en de totale bedrijvigheid en zijn opgenomen ter vergelijking met de spreiding van

informatiegeoriënteerde activiteiten. Deze figuren zijn niet direct relevant voor het onderzoek, maar versterken de redeneringen in deze paragraaf. De totale bedrijvigheid betreft een

opstelsom van de informatie-, personen- en materiaalgeoriënteerde activiteiten.

Figuur 4a: informatiegeoriënteerde arbeidsplaatsen per 1000 inwoners van 15 tot 65 jaar in 2012. Bron: Louter & Tordoir(2013:9)

Figuur 4b: personengeoriënteerde arbeidsplaatsen per 1000 inwoners van 15 tot 65 jaar in 2012. Bron: Louter & Tordoir(2013:10)

(20)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 20 In figuur 4a komt naar voren dat de steden bovengemiddeld scoren op het aantal

informatiegeoriënteerde arbeidsplaatsen. Na bestudering van figuur 4b kan vastgesteld worden dat dit tevens geldt voor personengeoriënteerde activiteiten. Personengeoriënteerde activiteiten zijn immers net als informatiegeoriënteerde activiteiten diensten. Hoewel figuur 4a en 4b beide betrekking hebben tot diensten, informatiegeoriënteerde en

personengeoriënteerde, zijn enkele verschillen te zien tussen de kaarten.

Personengeoriënteerde activiteiten scoren namelijk tevens bovengemiddeld op steden als Leeuwarden, Groningen en Assen, Zwolle en in iets mindere mate Enschede. Volgens Louter en Tordoir heeft dit te maken met het gegeven dat deze stadsregio’s een regionaal

verzorgende functie hebben. Bovendien vallen onder personengeoriënteerde activiteiten naast detailhandel en vrijetijdsactiviteiten tenslotte onderwijs en zorg. Daarnaast scoren overige plaatsen in Nederland hoog vanwege de functie van deze plaatsen als toeristische

trekpleisters. Dit heeft betrekking tot bijvoorbeeld de Waddeneilanden, delen van Zeeland en Limburg. Als men de beroepen bestudeerd die betrekking hebben tot de verschillende typen economische activiteiten kan aangenomen worden dat personengeoriënteerde activiteiten in vergelijking met informatiegeoriënteerde activiteiten minder hooggeschoolde arbeid als hulpbron vereisen. Arbeid als dienst is vanwege de lager geschoolde arbeid minder

Figuur 4c: materiaalgeoriënteerde arbeidsplaatsen per 1000 inwoners van 15 tot 65 jaar in 2012. Bron: Louter & Tordoir(2013:8)

Figuur 4d: arbeidsplaatsen per 1000 inwoners van 15 tot 65 jaar in 2012(totale bedrijvigheid). Louter & Tordoir(2013:7)

(21)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 21 plaatsgebonden, als verondersteld wordt dat lager geschoolden breder vertegenwoordigd zijn in de beroepsbevolking. Personengeoriënteerde activiteiten zijn echter meer afhankelijk van andere plaatsgebonden hulpbronnen en activiteiten. Hierbij kan men denken aan bijvoorbeeld de hulpbron water ten behoeve van water gerelateerde toeristische activiteiten. Op deze manier vinden bepaalde typen werkgelegenheid plaats in locaties waar een combinatie van specifieke relaties, activiteiten en hulpbronnen van bedrijven en voor bedrijven het best bereikbaar zijn.

Vanuit deze opvatting moet tevens het contrast tussen de ruimtelijke spreiding van materiaal- en informatiegeoriënteerde activiteiten bestudeerd worden(figuur 4c en 4a). In tegenstelling tot de laatstgenoemde is het eerst genoemde type economische activiteit merendeels gevestigd in landelijke, perifere delen van Nederland. De materiaalgeoriënteerde arbeidsplaatsen

vormen een relatief klein aandeel van de totale bedrijvigheid. Dit aandeel zal af blijven nemen als gevolg van de snelle groei van de arbeidsproductiviteit in deze sector. Aangezien

Nederland zich toenemend ontwikkelt als diensteneconomie zijn de informatie- en

personengeoriënteerde vooral verantwoordelijk voor de ruimtelijke spreiding van de totale bedrijvigheid(figuur 4d). De spreiding van deze typen economische activiteit komt daarom zeer overeen met de spreiding van de totale bedrijvigheid.

Figuur 5. Voorraad(m2 bruto vloeroppervlakte) kantoorruimte per 1000 inwoners van 15-64 jaar in 2012.

(22)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 22 Figuur 5 betreft een kaart met betrekking tot de spreiding van de kantorenvoorraad over Nederland. Deze ruimtelijke spreiding heeft, zoals eerder aangegeven werd, veel

overeenkomsten met de ruimtelijke spreiding van informatiegeoriënteerde activiteiten(figuur 4a). Zowel vanuit deze relatief grote overeenkomst als het gegeven dat

informatiegeoriënteerde activiteiten doorgaans in kantoren plaatsvinden, worden in dit onderzoek de activiteiten van kantoorhoudende bedrijven continu zo goed als gelijk gesteld aan informatiegeoriënteerde activiteiten.

In de figuren 6a en 6b is te zien hoe de informatiegeoriënteerde werkgelegenheid en de totale bedrijvigheid zich ruimtelijk ontwikkeld hebben in de periode 1995 – 2012. Vooral de A2 corridor laat in het geval van informatiegeoriënteerde arbeidsplaatsen een bovengemiddelde groei zien. Onder deze A2 corridor vallen de stadsregio’s Amsterdam, Utrecht en de driehoek Tilburg - Den Bosch - Eindhoven. Verder scoort Rotterdam bovengemiddeld op de

ontwikkeling van informatiegeoriënteerde activiteiten en is het opvallend dat Den Haag een gemiddelde groei laat noteren. In figuur 6b is te zien dat het totaal aantal arbeidsplaatsen in Den Haag is gedaald. Veel bedrijven zijn in de betreffende periode verhuisd naar elders vanwege een gebrek aan ruimte en bereikbaarheidsproblemen(SEOR & Bureau Louter 2008).

Figuur 6a: ontwikkeling informatie-georiënteerde arbeidsplaatsen per gemiddeld in periode 1995-2012 woonachtige inwoners van 15-64 jaar. Bron: Louter & Tordoir(2013:9)

Figuur 6b: ontwikkeling arbeidsplaatsen(totale bedrijvigheid) per gemiddeld in periode 1995-2012 woonachtige inwoners van 15-64 jaar. Bron: Louter & Tordoir(2013:7)

(23)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 23 Daarnaast is het aantal arbeidsplaatsen in de quartaire sector in Den Haag gedaald als gevolg van de inkrimping van de rijksoverheid onder druk van de financiële crisis.

Naast de kwantitatieve spreiding van arbeidsplaatsen is de kwalitatieve spreiding van belang. Louter & Tordoir meten de kennisintensiteit en hoogwaardigheid van activiteiten aan de hand van het opleidingsniveau van werknemers van bedrijven en instellingen. Figuur 7

demonstreert de verschillen in kennisintensiteit en hoogwaardigheid met betrekking tot de totale bedrijvigheid. Na bestudering van de figuur kan geconstateerd worden dat de hoogwaardige activiteiten, activiteiten die bovengemiddeld scoren op de opleidingsindex, zich concentreren in dezelfde stadsregio’s als de informatiegeoriënteerde activiteiten. Het patroon komt daarmee zeer overeen met het ruimtelijke patroon van informatiegeoriënteerde activiteiten en de spreiding van de voorraad kantoorruimte. Tevens kan een patroon

geïdentificeerd worden, in het bijzonder in de stadsregio Amsterdam, Utrecht en Groningen, waarbij lijkt te gelden dat de afstand tot het centrum zich negatief verhoudt met de

hoogwaardigheid van activiteiten. Op deze manier kan voor deze steden verondersteld worden dat hoogwaardige kantooractiviteiten zich voornamelijk concentreren in centraal gelegen gebieden.

Nu vastgesteld is dat hoogwaardige, informatiegeoriënteerde activiteiten zich voornamelijk concentreren in hoogstedelijke, centraal gelegen gebieden is het zeer interessant om te kijken

Figuur 7: opleidingsindex arbeidsplaatsen bij bedrijven en instellingen(Nederland = 1).

(24)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 24 hoe de ruimtelijke spreiding van hoogopgeleide kenniswerkers zich hiermee verhoudt. Zij vormen immers de aanbodzijde van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt.

3.1.2. Ruimtelijke spreiding van kenniswerkers

Kenniswerkers vormen de aanbodzijde in de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt. In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke spreiding van dit specifieke segment van de beroepsbevolking bestudeerd. In de literatuur worden verschillende definities gehanteerd van kenniswerkers. Lukey & Van der Steenhoven stellen in het rapport ‘Indicatoren Amsterdamse

Kenniseconomie’ een kenniswerker gelijk aan een persoon met een afgeronde hbo-opleiding of universitaire opleiding(Musterd 2004:23). In het rapport ‘ Kennis op de Kaart’ van het Ruimtelijk Planbureau(Raspe et al. 2004:45) worden kenniswerkers aangeduid als hoogopgeleide mensen die met informatie, informatietechnologie en

communicatietechnologie hun brood verdienen in de dienstensector. In tegenstelling tot de vorige definities omvat de definitie van kenniswerkers in het rapport ‘ Kiezen voor

Kenniswerkers’ van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid(AWT 2013:5) meer dan enkel de gelijkstelling met hoogopgeleide personen. Volgens dit rapport draait het daarnaast ook om het innovatieve vermogen van mensen. Hoogopgeleiden zonder innovatieve vaardigheden worden in dit rapport niet erkend als kenniswerkers. Er zijn kortom velerlei manieren om kenniswerkers te definiëren. In dit onderzoek wordt om praktische redenen van onderzoekbaarheid de definitie van Lukey & Van der Steenhoven gehanteerd. Een kenniswerker betreft daarmee een persoon met een afgeronde hbo opleiding of

universitaire opleiding.

Figuur 8 toont de ruimtelijke spreiding van hoogopgeleiden. Kenniswerkers concentreren zich in de grote steden. De aanliggende gemeenten scoren tevens boven het landelijke gemiddelde. Het gemiddelde aandeel hoogopgeleiden van de gemeentelijke beroepsbevolking was in 2012 in Nederland 28 procent(CBS 2013). Indien niet enkel de steden maar de grootstedelijke regio’s bestudeerd worden komt naar voren dat de stadsregio’ s Utrecht, Amsterdam en Den Haag belangrijke vestigingsplaatsen van kenniswerkers zijn. Figuur 8 kent veel

overeenkomsten met de spreiding van informatiegeoriënteerde activiteiten in 2012(figuur 4a). De belangrijkste uitzonderingen hierop zijn de gemeenten Breda en Nijmegen. Op deze plaatsen is een bovengemiddeld aandeel kenniswerkers gevestigd ten opzichte van het aantal informatiegeoriënteerde arbeidsplaatsen. In Nijmegen kan de aanwezigheid van de

universiteit dit verschijnsel mogelijk verklaren. Voor Breda speelt wellicht de ligging tussen de Randstad en de Vlaamse steden een rol.

(25)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 25 Nu kan vastgesteld worden dat de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt, zowel op basis van de informatiegeoriënteerde werkgelegenheid als beroepsbevolking, zich vooral concentreert in de grootstedelijke regio’ s Amsterdam, Utrecht en Den Haag. Daarnaast krijgt deze

arbeidsmarkt gestalte in steden als Rotterdam, Breda, Den Bosch, Eindhoven, Tilburg, Nijmegen en Arnhem en in iets mindere mate Leeuwarden, Groningen en Zwolle. Nu men weet hoe de ruimtelijke structuur van de informatiegeoriënteerde arbeidsmarkt eruit ziet en hoe deze zich ontwikkeld heeft in de afgelopen decennia, is antwoord gegeven op de eerste deelvraag die centraal stond in dit hoofdstuk. De vraag die in de volgende paragraaf centraal staat is of deze stadsgewestelijke arbeidsmarkten gescheiden functioneren of samen een netwerk vormen.

3.2. Netwerk van informatiegeoriënteerde stadsgewesten?

3.2.1. Regionale arbeidsmarkten en daily urban systems

Wat precies de relevante arbeidsmarkt is voor bedrijven verschilt per bedrijf en per functie. Toch is het volgens Atzema en anderen(1992:91-92) zinvol om te spreken over regionale arbeidsmarkten, omdat de werkgelegenheid en beroepsbevolking geografisch geconcentreerd

Figuur 8: aandeel hoogopgeleiden(15-64 jaar) als percentage van de totale beroepsbevolking per gemeente in 2012.

(26)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 26 voorkomen. Binnen een dergelijke regionale arbeidsmarkt vinden werkgevers en werknemers elkaar. In de vorige paragraaf heeft men kunnen zien dat kenniswerkers en

informatiegeoriënteerde activiteiten niet alleen bovengemiddeld aanwezig zijn in de steden Utrecht, Den Haag en Amsterdam, maar tevens in de omliggende gemeenten van deze steden. Regionale arbeidsmarkten dijen uit, overschrijden de grenzen van de stad en krijgen gestalte op stadsgewestelijk schaalniveau(Tordoir 2013:2).

Steden en stadsgewesten zijn economische en maatschappelijke systemen. Dit worden ook wel ‘daily urban systems’(DUS) genoemd. In deze systemen draait het om de dagelijkse interacties in de samenleving: de pendel naar het werk, de dagelijkse boodschappen en de dagelijkse toeleveringsstromen binnen de economie. Burgers en ondernemers kiezen hun uitvallocatie op basis van deze frequente interactieprocessen(Tordoir 2005:15, 2014:13). Arbeidsmarkten zijn niet de enige markten die gestalte krijgen op stadsgewestelijk

schaalniveau. Naast de arbeidsmarkt spelen tevens de woningmarkt, voorzieningenmarkt en bedrijfshuisvestingmarkt een rol in dit systeem. Economische concentratie zorgt voor en volgt uit een grote stadsregionale arbeidsmarkt; een grote stadsregionale arbeidsmarkt zorgt voor en volgt uit een grote woningmarkt; arbeids- en woningmarkten zorgen weer voor een grote stadsregionale voorzieningenmarkt, die weer bijdraagt aan economische concentratie. De arbeidsmarkt maakt dus deel uit van een DUS waarin markten met elkaar samenhangen en van elkaar afhankelijk zijn. Niet voor niets ligt het grootste deel van de economie besloten in ‘daily urban systems’(Tordoir 2006 & 2012 in 2014:14).

3.2.2. De ontwikkeling van een efficiënt gestructureerd daily urban system

Volgens Anas en anderen(1998 in Tordoir 2013:4) overschrijden deze systemen vrijwel altijd de grenzen van de stad. Een ‘daily urban system’ kan in verschillende vormen voorkomen. Voorbeelden van een dergelijk systeem zijn een klassiek stadsgewest met een centrale stad en omliggende satellietsteden, een groep nabijgelegen goed geïntegreerde middelgrote steden of een conurbatie. De frequentie van de interactie tussen de centrale stad en satellietsteden, in het geval van een klassiek stadsgewest, bepaald in hoeverre het stedelijke systeem een 'daily urban system' vormt. Dit geldt tevens voor andere vormen van een DUS.

In het artikel van Tordoir(2013:7-8) wordt de frequentie van de interactie tussen steden in de provincie Zuid-Holland gemeten aan de hand van het aantal woon-werk verplaatsingen van hoogopgeleiden tussen deze steden. Hoe meer hoogopgeleiden pendelen tussen bepaalde steden, hoe meer deze steden een DUS voor hoogopgeleide mensen vormen. Uit het artikel

(27)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 27 van Tordoir blijkt dat de steden in de provincie Zuid-Holland op basis van het aantal

verplaatsingen van laagopgeleiden veel minder een DUS vormen. De mate waarin stedelijke netwerken een geïntegreerd DUS vormen verschilt voor verschillende activiteiten, functies en bevolkingssegmenten.

De frequentie van de interactie tussen steden wordt beïnvloedt door de omvang van de bevolking en de nabijheid van de steden. De omvang van de bevolking hangt positief samen met het aantal verplaatsingen. Daarnaast is de nabijheid van steden belangrijk. Een te grote afstand tussen steden beperkt het aantal verplaatsingen tussen steden. Mensen zijn gebonden aan een bepaalde pendeltijd.

Volgens Tordoir(2013:4-6) dient een efficiënt gestructureerd DUS zich te ontwikkelen in een aantal hoofdfasen. Deze fasen zullen nu kort uiteengezet worden. De beginsituatie is een uitdijende stad die ruimtelijk niet gestructureerd wordt. Dit heeft allerlei gevolgen, zoals een onbereikbaar centrum en congestie. In een dergelijke situatie heeft een stad behoefte aan ruimte. Een zeer belangrijk kenmerk van het ontwikkelingsproces van een DUS is dat er bij elke fase continu iets toegevoegd zal worden aan het bestaande.

In de eerste fase draait het om de vorming van een sterstructuur. In de eerste fase moet een situatie gecreëerd worden waarbij het mogelijk is voor de stad om ruimtelijk uit te breiden. Aangezien niet iedereen zich kan vestigen in het centrum de stad omdat iedere vierkante meter slechts één functie kan hebben, dijt de stad uit. In Nederland is deze uitdijing

gestructureerd aan de hand van ‘gebundelde deconcentratie’. De vorming van satellietsteden heeft als voordeel dat effectieve verbindingen tussen stad en stadsuitbreiding gevormd kunnen worden. Dit maakt het mogelijk voor de bevolking van een stadsgewest om zich efficiënt te verplaatsen tussen stad en uitbreiding. Op deze manier ontstaat er een hiërarchische,

stadsgewestelijke sterstructuur.

De ringstructuur, de toevoeging van een auto-ring en OV ring aan de sterstructuur, betreft de tweede fase van de ontwikkeling van een DUS. Naarmate de tijd vordert neemt de diversiteit aan activiteiten en functies in satellietsteden toe. Dit heeft als gevolg dat satellietsteden zich niet enkel oriënteren op de centrale stad, maar ook op de andere satellietsteden. Om dit verkeer efficiënt te laten verlopen dienen daarom verbindingen aangelegd te worden die de satellietsteden in de sterstructuur met elkaar verbinden.

(28)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 28 Fase drie betreft de vorming van een inter-gewestelijke halterstructuur. Als stadsgewestelijke markten ruimtelijk verder opschalen kunnen deze integreren met andere stadsgewestelijke markten. Bij een ruimtelijke opschaling van markten neemt het aantal verplaatsingen tussen stadsgewesten sneller toe dan binnen stadsgewesten. Dit vereist een snelle en betrouwbare hart-op-hart verbinding. Op deze manier krijgen ‘daily urban systems’ gestalte op inter-stadsgewestelijk schaalniveau en wordt een hubs-and-spokes netwerk gevormd. Hierbij moet men denken aan de intercity treinverbinding tussen stadsgewesten. Deze verbindingen faciliteren de integratie van steden en maken het borrowed size principe mogelijk. Dit betreft een principe waarbij geografische entiteiten, zoals een dorp, stad of stadsregio, grote massa en welvaart ontlenen uit de inbedding in een DUS. Op deze manier profiteren zij van de

agglomeratievoordelen van het stadsgewest waar zij deel van uitmaken(Tordoir 2014:24). Als regio A een groot tekort heeft aan technici, kan het deze werkers lenen van regio B die een overschot aan deze werkers heeft. Een DUS kan op deze manier groeien door capaciteit te lenen.

De vierde fase van de ontwikkeling van een DUS betreft de vorming van een

inter-stadsgewestelijke ladderstructuur. Deze fase komt voort uit het probleem dat de ringstructuur voor de auto en halterstructuur voor de trein gescheiden infrastructurele netwerken vormen. Ringlocaties en satellietsteden profiteren daarom niet van een hoogwaardige treinverbinding tussen steden. Met een ladderstructuur worden inter-gewestelijke hoofdverbindingen voor trein en auto, de twee staanders, onderling verbonden met de hoogwaardige stadsgewestelijke verbindingen, de sporten van de ladder. Aangezien een directe verbondenheid tussen trein en auto netwerk zal leiden tot congestie dient een overgangszone gefaciliteerd te worden door een overgangsmodaliteit zoals de tram, metro of randstadrail. Autowegen blijven hiermee gevestigd aan de stadsrand, maar worden op strategische plaatsen aan de ringstructuur gekoppeld met het openbaarvervoersknooppunt van de halterstructuur. Dit vormt de laatste ontwikkelingsfase van een DUS. Volgens Tordoir staat de ontwikkeling van een

halterstructuur en zeker de aanvulling daarop met een ladderstructuur in Nederland nog in de kinderschoenen.

Op deze manier gaat een spiraal werken die het beste omschreven kan worden aan de hand van het tijd-ruimte convergentiemodel van Janelle. Een ringstructuur wordt aangelegd omdat de bestaande stedelijke structuur onder druk staat. Als een ringstructuur wordt aangelegd zorgt dit ervoor dat bedrijven en mensen zich gaan vestigen aan de rand van de stad. Door de aanleg van deze structuur zal er sprake zijn van tijd-ruimte convergentie. De verbinding

(29)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 29 tussen de satellietsteden kan gemakkelijker en sneller overbrugd worden. De aanleg van de ring zorgt echter niet alleen voor de verbetering van deze verbinding. Het leidt tevens tot meer verplaatsingen tussen de satellietsteden, waardoor de stedelijke structuur opnieuw onder druk komt te staan. Dit wordt vervolgens weer vermeden door de aanleg van een verbeterde stedelijke structuur, de halterstructuur. Als gevolg van de halterstructuur trekken kantoren en mensen naar de stadscentra, omdat deze snel en efficiënt met elkaar verbonden zijn. De spiraalwerking blijft op deze manier doorgaan(Atzema en anderen 2002:126).

De ontwikkeling van een DUS is relevant voor dit onderzoek. Arbeidsmarkten maken deel uit van een DUS. Uit de kaarten met betrekking tot de geografische spreiding van de

informatiegeoriënteerde werkgelegenheid en kenniswerkers kwam naar voren dat deze zich concentreerden in steden en stadsgewesten. Steden als Utrecht, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam zitten momenteel ver in de tweede ringstructuur fase en zijn bezig met de ontwikkeling van een halterstructuur. De ontwikkeling van een DUS in de vorm van een halter- of zelfs ladderstructuur is van groot belang. Velerlei voordelen kunnen hier uitgeput worden. Hier wordt in de volgende paragrafen verder op ingegaan.

3.3. De ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt als locatiefactor

In deze paragraaf wordt de aandacht gericht op de vraag waarom rationeel handelende, kantoorhoudende bedrijven zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de

arbeidsmarkt. Allereerst zal ingegaan worden op de baten hiervan en hoe deze benut dienen te worden. Vervolgens wordt bestudeerd waar geografisch gezien de meeste winsten te behalen zijn.

3.3.1. Wat valt er te winnen?

In deze subparagraaf staan de baten en het nut centraal die rationeel handelende, kantoorhoudende bedrijven doen beslissen om zich te laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Kenniswerkers zijn de belangrijkste hulpbron voor

kantoorhoudende bedrijven die zich bezighouden met informatiegeoriënteerde activiteiten. Rationeel handelende, kantoorhoudende bedrijven die zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt vestigen zich in bereikbare locaties die deel uit maken van het informatiegeoriënteerde netwerk. Vanuit dergelijke plaatsen hebben zij toegang tot een arbeidspool die gekenmerkt wordt door een grotere omvang, meer diversiteit en betere, meer geschikte en gespecialiseerde werknemers. Dit vergemakkelijkt het wervingsproces.

(30)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 30 Bedrijven hebben niet altijd de keuze om zich al of niet in het locatiegedrag te laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Arbeidsmarkten voor kenniswerkers zijn dunner gezaaid dan deze voor minder hoog geschoolde werknemers. Helemaal in het geval van gespecialiseerde kenniswerkers mag gesteld worden dat dergelijke arbeidsmarkten dun gezaaid zijn. Als bedrijven in grote mate afhankelijk zijn van gespecialiseerde kenniswerkers, zijn zij daarom geforceerd om zich te laten leiden door de ruimtelijke structuur van de

arbeidsmarkt. Hoewel het in dit geval genoodzaakt is, profiteren dergelijke bedrijven van de voordelen van het in het locatiegedrag laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt.

Op deze wijze wordt in het rapport over de ontwikkeling van het Schiekadeblok van Jones Lang LaSalle en Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir(2013:15) het volgende verband gesteld: “hoe hoogwaardiger de kantooractiviteit, hoe meer gespecialiseerd en hoger

geschoolde benodigde arbeid en hoe groter het geografische wervingsgebied daarvoor”.

Hoogwaardige kantoorhoudende activiteiten zijn genoodzaakt om een omvangrijker wervingsgebied te hanteren. Niet voor niets zijn de afstanden die kenniswerkers moeten afleggen van woonplaats naar werkplaats vaak langer dan minder geschoolden(Van Roon et al. 2011). Arbeidsmarkten schalen op als gevolg van de hantering van omvangrijke

wervingsgebieden. De lezer moet zich voorstellen dat de arbeidsmarkten van verschillende stadsgewesten bijvoorbeeld één arbeidsmarkt zouden kunnen gaan vormen. Vanuit plaatsen die hoog scoren op de factoren bereikbaarheid en connectiviteit zijn bedrijven, uitgaande van een gemiddelde pendeltijd van een uur, in staat om omvangrijkere arbeidsmarkten aan te boren. Grote vervoersknooppunten faciliteren opschalende arbeidsmarkten en zijn daarom als bedrijfslocatie erg geschikt. Deze locaties zijn multimodaal ontsloten en zijn verbonden met een groot aantal andere plaatsen. Ten behoeve van de werving van gespecialiseerde arbeid bieden bedrijfslocaties die efficiënt verbonden zijn met woonplaatsen van kenniswerkers potentie.

De vestigingsplaatsvoorkeur van kenniswerkers gaat tevens uit naar grote

vervoersknooppunten, zodat zij vanuit deze plaatsten gemakkelijk toegang kunnen krijgen tot informatiegeoriënteerde activiteiten in verschillende stadsgewesten. In een artikel van Van Oort en anderen(2003:516) wordt dit bevestigd. Deze auteurs stellen namelijk het volgende:

“According to the recent literature, a growing number of so called knowledge workers…….. prefer information-dense and economically diversified urban environments with optimal accessibility to high-quality jobs”. Een intercity verbinding in een stedelijke halterstructuur

(31)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 31 maakt een hart-op-hart verbinding mogelijk die stadsgewesten, en vooral centraalstedelijke gebieden, efficiënt en snel met elkaar verbindt. Aangezien informatiegeoriënteerde

werkgelegenheid en kenniswerkers zich concentreren in de urbane gebieden, kunnen lange afstanden makkelijker en sneller overbrugd worden met het openbaar vervoer.

Hedendaagse kenniswerkers bewegen zich toenemend op het inter-stadsgewestelijke schaalniveau(Jones Lang LaSalle en Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir 2013:15). Zij wonen bijvoorbeeld in Rotterdam, werken in Amsterdam en recreëren in Utrecht. Op deze manier verbinden zij stadsgewestelijke markten en doen zij inter-stadsgewestelijke markten ontstaan. Markten schalen op en de affiniteit van kenniswerkers met deze plaatsen neemt toe ten opzichte van de affiniteit van deze mensen met de direct omliggende gemeenten van de woongemeente. In de volgende subparagraaf wordt beredeneerd waar geografisch gezien de kans het grootst is dat rationeel handelende, kantoorhoudende bedrijven zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt.

3.3.2. Waar valt het meeste te winnen?

In de vorige paragraaf is al enigszins duidelijk geworden vanuit welke plaatsen kantoorhoudende bedrijven gemakkelijk kenniswerkers kunnen werven.

Vervoersknooppunten bieden als bedrijfslocatie voordelen bij het werven van werknemers. De vraag is nu waar bedrijven geografisch gezien deze voordelen het best kunnen uitbuiten. In dat geval komt men namelijk direct te weten waar de kans theoretisch het grootst is dat

bedrijven zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Dit kan verklaard worden vanuit de rol van het ‘daily urban system’.

Kantoorhoudende bedrijven die gelegen zijn binnen een DUS laten zich eerder in het

locatiegedrag leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt dan kantoorhoudende bedrijven die gevestigd zijn op plaatsen die minder geïntegreerd zijn in ‘daily urban systems’. In stedelijke systemen als een DUS zijn stadsgewesten, en dus ook stadsgewestelijke

arbeidsmarkten, meer met elkaar geïntegreerd. Markten schalen in deze systemen op. Dit geldt ook voor stadsgewestelijke arbeidsmarkten die opschalen tot één gezamenlijke

arbeidsmarkt. Bedrijven die gevestigd zijn in meer geïntegreerde stedelijke systemen hebben daarom meer baat bij het afstemmen van de locatiekeuze op basis van de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Zij kunnen immers de betreffende voordelen van het laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt meer benutten. De kans is daarom groter dat

(32)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 32 kenniswerkers) zich eerder laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt dan bedrijven die gelokaliseerd zijn in minder geïntegreerde plaatsen. Deze redenering wordt versterkt door het gegeven dat markten in een geïntegreerd DUS met elkaar samenhangen. Als kantoorhoudende bedrijven de baten van het in het locatiegedrag laten leiden door de ruimtelijke structuur zoveel mogelijk willen benutten vestigen zij zich kortom op plaatsen die het meest geïntegreerd zijn in het stedelijke systeem voor kenniswerkers. In hoofdstuk 7 zal op basis van een kwantitatieve analyse worden vastgesteld welke plaatsen dit zijn. De redenering die in deze laatste paragraaf uiteengezet is heeft betrekking tot rationeel

handelende, kantoorhoudende bedrijven die zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. In het volgende hoofdstuk wordt bestudeerd in hoeverre ondernemers in staat zijn om rationele besluiten te nemen.

(33)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 33

4. Economic man versus homo psychologicus

4.1. Behaviorale vestigingsplaatsleer

In het vorige hoofdstuk is aan de hand van de baten uiteengezet waarom rationeel handelende, kantoorhoudende bedrijven zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de

arbeidsmarkt. In dat geval gedraagt een ondernemer zich als een ‘economic man’ die over alle relevante informatie beschikt ten aanzien van alle relevante productiefactoren en

marktomstandigheden en is in staat deze informatie op een rationele wijze te benutten. In tegenstelling tot de klassieke locatietheorie gaat de behaviorale locatietheorie niet uit van het bestaan van dit ideaaltype en wordt deze beschouwd als een illusie(Atzema et al. 2002:84). In dit hoofdstuk wordt de volgende deelvraag behandeld:

 Deelvraag 3: in hoeverre betreft de locatiekeuze van ondernemers een rationele afweging?

In de behaviorale locatietheorie vormen, in tegenstelling tot de klassieke locatietheorieën waarbij economische motieven bepalend zijn, persoonlijke en psychologische motieven de verklaring voor de vestigingsplaatskeuze van ondernemers. Deze keuze is geen uitkomst van een berekening, maar van een besluitvorming, hoewel het elkaar volgens Atzema en

anderen(2002:84) niet hoeft uit te sluiten. Dit zal nu verder uitgelegd worden aan de hand van de begrippen ‘bounded rationality’, ruimtelijke cognitie en ‘mental maps’.

Allereerst wordt nu ingegaan op het begrip ‘bounded rationality’. Simon(1960 in Atzema et al. 2002:85) ging ervan uit dat er in de realiteit niet sprake was van perfecte rationaliteit. Volgens hem moest de ondernemer niet gezien worden als ‘economic man’, maar als ‘homo psychologicus’. In contrast met de eerste moet de laatste zijn locatiekeuze baseren op basis van onvolledige informatie en onzekerheid, en daardoor de keuze nemen met risico. Hij maakt als gevolg daarvan een rationele locatiekeuze op basis van de beperkte informatie waar over hij beschikt en zijn aspiratieniveau. Daarmee blijft het wel een rationele locatiekeuze, maar dan wel ‘bounded’. De nieuwe ondernemer is zich bewust van ‘bounded rationality’ en gaat samenwerkingen aan met andere betrokkenen ter reducering van het risicogehalte bij

(locatie)keuzes(De Graaf 2008:23).

Ruimtelijke cognitie betreft de kennis over ruimtelijke eenheden. Dit heeft daarom ook betrekking tot potentiële vestigingsplaatsen. Het oordeel over deze potentiële

(34)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 34 ruimtelijke cognitie. Het begrip ‘mental map’ komt hierbij kijken. Een ‘mental map’ is een beeld dat een bepaalde plaats of regio bij iemand oproept en staat volgens de Groningse economisch geograaf parallel aan het ‘bounded rationality’(Atzema et al. 2002:86 & De Graaf: 2008:24). Het oordeel over een goede, geschikte vestigingsplaats verschilt per ondernemers, maar toch lijken ‘mental maps’ van mensen uit eenzelfde groep vaak erg op elkaar. Er ontstaat op deze manier een stereotiep beeld van een regio(De Graaf 2008:24). Niet voor niets stellen Atzema en anderen(2002:87) dat het begrip regionaal imago een subjectieve interpretatie van de objectieve werkelijkheid betreft. In tegenstelling tot de ‘economic man’ baseert de ‘homo psychologicus’ zijn locatiekeuze daarom op basis van beperkte en gekleurde informatie.

4.2. Vestigingsplaatsmotieven

Het begrip plaatsnut betreft de mate waarin de plaats voldoet aan de door een bedrijf

opgestelde vestigingseisen. In de behaviorale verplaatsingsleer staan bij het zoekproces naar een geschikte bedrijfslocatie de verplaatsingsmotieven van ondernemers centraal. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen push, pull en keep motieven. Push motieven zijn de overwegingen om een bepaalde plek te verlaten. Voorbeelden hiervan zijn een gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden of een locatie die niet meer representatief genoeg is. In contrast met deze motieven hebben pull motieven betrekking tot de overwegingen die leiden tot een voorkeur voor een bepaalde nieuwe vestigingsplaats. Subsidies of een ideale bereikbaarheid vormen voorbeelden van dergelijke motieven. Ten slotte hebben keep motieven betrekking tot de argumenten die een bedrijf op een bestaande locatie vasthouden, die aanleiding zijn om juist niet te verhuizen. Dit betreft de nadelen die verbonden zijn aan een bedrijfsverplaatsing. Het voornaamste voorbeeld hierbij is de angst om het bestaande personeel te verliezen. Pull motieven zijn onder te verdelen in de locatiefactoren die in hoofdstuk 2 naar schaalniveau ingedeeld zijn. Dit waren de lokale, regionale en nationale locatiefactoren. Nationale

locatiefactoren zijn in dit onderzoek minder van belang. Daarom zijn deze niet weergegeven in figuur 9.

Figuur 9: motieven die een rol spelen bij de vestigingsplaatskeuze van ondernemers.

Push motieven Pull motieven Keep motieven

Lokale locatiefactoren Regionale locatiefactoren

(35)

Bachelorscriptieproject 2014 - Universiteit van Amsterdam - Joris Wever Pagina 35

Spreiding van de

beroepsbevolking Spreiding van werkgelegenheid Mate waarin vestigingsplaats

van bedrijf is geïntegreerd in een DUS (voor kenniswerkers)

Ruimtelijke stuctuur van de arbeidsmarkt

Potentiële baten van het laten leiden door ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt

5. Conceptueel kader

In dit hoofdstuk worden de conceptuele kaders geïntroduceerd die de rode draad vormen in het kwantitatieve en kwalitatieve empirische onderzoek. Een conceptueel model betreft een schematische weergave van (causale) relaties tussen afhankelijke en onafhankelijke

variabelen. Allereerst zal nu in paragraaf 5.1 het conceptueel model van het kwantitatieve onderzoek behandeld worden. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2 ingegaan op het conceptueel model van het kwalitatieve onderzoek.

5.1. Kwantitatief onderzoek

De conceptuele kaders ten behoeve van het kwantitatieve onderzoek zijn te zien in figuur 10a en 10b. In figuur 10 wordt de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt gevormd door de spreiding van de beroepsbevolking en de werkgelegenheid. De stippellijn betreft de kans dat kantoorhoudende bedrijven zich in het locatiegedrag laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. Deze kans wordt bepaald door de mate waarin de vestigingsplaats van het bedrijf geïntegreerd is in een ‘daily urban system’ voor kenniswerkers. Deze mate van integratie bepaalt de potentiële baten die een bedrijf kan benutten door zich te laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt.

Op deze wijze kan het volgende verband verondersteld worden: hoe meer geïntegreerd de vestigingsplaats is in het stedelijke systeem, hoe groter de kans is dat bedrijven zich laten leiden door de ruimtelijke structuur van de arbeidsmarkt. De uiteenzetting van het conceptueel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tevens is het een unieke gelegenheid om binnen de Bedrijven Foundation in contact te komen met andere leden en biedt het een fundament voor het opbouwen van sterke onderlinge

“point density tool” zijn te vinden onder het kopje databeschrijving concentratie van ICT-bedrijven in Nederland. Voordat deze analyses kunnen worden uitgevoerd zullen eerst

De Staat der Nederlanden te verbieden (feitelijke) toekomstige uitvoer van militaire goederen en technologie voor/ten behoeve van de Egyptische Staat en/of de

Deze pogingen waren niet succesvol en Arriva is als organisatie nooit door het NCSC actief benaderd of gewaarschuwd voor het ontbreken van DMARC.. Ondanks het feit dat de

- de realisatie van de splitsing tussen de publieke verantwoordelijkheid voor het werkgeverschap van SW-medewerkers (waarmee de arbeidscontracten publiek worden geborgd, het

Dit wordt door NC niet alleen in rotatie, volgens de bewerkings- richting, maar ook in verticale positie geregeld: dit betekent dat de transportband zich altijd di- rect voor

De absolute aantrekkelijkheid van een bedrijf wordt berekend door de naambekendheid van een bedrijf te vermenigvuldigen met het aandeel van de respondenten die graag of heel graag

Daarna wordt eerst aan de hand van de faling van Spinnerij Vandereecken verteld hoe een minder spectaculair ogende bedrijfssluiting dan SABENA verloopt, wat de gevolgen zijn voor