• No results found

Methodologische verantwoording: meting van attitudes (schaalconstructie)

5. SAMENHANG MEDIAGEBRUIK EN ATTITUDES VAN JONGEREN 1. Introductie

5.2. Methodologische verantwoording: meting van attitudes (schaalconstructie)

Het mediagebruik van moslimjongeren in vergelijking met niet-moslimjongeren, en de mate waarin zij zich laten beïnvloeden door die media in hun politieke en maatschappelijke

meningsvorming, staan centraal in dit hoofdstuk. Gegeven deze context van moslimjongeren en de problematiek waarmee moslimjongeren worden geassocieerd, hebben we ons gericht op attitudes die gerelateerd zijn aan moslimradicalisering en ideologisch geweld (terrorisme) (zie hoofdstuk 1 en 2). Hoewel het verschijnsel radicalisering vele facetten kent en tamelijk complex is (o.a., Buijs, Demant, & Hamdy, 2006; Slootman & Tillie, 2006), hebben we op basis van de literatuur en gerelateerd onderzoek meetschalen ontwikkeld voor de bepaling van attitudes ten aanzien van de islam (hoofdstuk 3). Omdat radicalisering wordt gezien als voorbode voor mogelijk extremisme en terrorisme, werd eveneens een schaal ontwikkeld voor de attitude ten

aanzien van het gebruik van geweld om (ideologische) doelen te bereiken. Ook de attitude ten aanzien van de Nederlandse regering en de mate van vertrouwen in, ofwel wantrouwen ten aanzien van de Nederlandse samenleving is relevant. Er werd gekeken of er een eventueel verband is tussen deze attitudes en het mediagebruik van de jongeren. Hieronder gaan we eerst in op enkele methodologische aspecten, waarna de analyses volgen.

5.2.1. Dataselectie ten behoeve van optimalisering meetinstrument

Bij de bepaling van de psychometrische kwaliteit van de meetschalen voor de attitudes stuitten wij op het feit dat tamelijk veel respondenten deze vragen niet hadden beantwoord (‘missing values’) of dermate inconsistentie in hun antwoordpatroon lieten zien dat het nodig was eerst de dataset ‘op te schonen’. Inspectie van de oorspronkelijke, met de hand ingevulde papieren lijsten leerde dat met name in de attitudeschaal veel gegevens ontbraken of dat deze zeer slordig was ingevuld. Dit is wel te begrijpen, omdat dit de laatste grote vraag in de vragenlijst betrof en de items voor sommige respondenten moeilijk kunnen zijn geweest.

Alle vragenlijsten waarin dergelijke slordigheden, inconsistenties of veel ontbrekende gegevens voorkwamen, werden opzij gelegd en vervolgens afzonderlijk door twee onderzoekers beoordeeld. Op grond van hun oordelen werd besloten in hoeverre de gegevens in de vragenlijst onbetrouwbare of onbruikbaar waren. Een voorbeeld van een vragenlijst die nogal slordig was ingevuld, is dat er één grote streep door alle antwoorden heen was gezet, deze gegevens werden uitgesloten van analyse. Bij andere vragenlijsten, wanneer het bijvoorbeeld een enkele ogenschijnlijke inconsistentie betrof, werd slechts dat enkele item uitgesloten door het te coderen als ontbrekende waarde (‘missing value’). Op deze manier kon het overgrote deel van de data behouden blijven. Na zorgvuldige inspectie hebben we van de scholieren-lijsten 2,8% van de data moeten verwijderen; 97,2% van de data bleef

behouden. Van de vragenlijsten die door de ‘oudere jongeren’ zijn ingevuld hebben we 3,9% van de data moeten verwijderen.

De verwijderde gevallen betreffen geen systematische vertekeningen en zijn niet alle te

categoriseren als afkomstig van één groep. Wel is opmerkelijk dat het in de dataset van de scholieren vooral leerlingen van de laagste klassen van het VMBO betreft. Wellicht dat de attitudelijst aan het eind voor hen teveel gevraagd was en te moeilijk is bevonden. Voor data verkregen ‘in het veld’ zijn dit zeer acceptabele percentages, zeker de gezien de lengte en moeilijkheidsgraad van de vragen.

5.2.2. Waardebepaling van de meetinstrumenten (psychometrische analyses)

Om de relaties tussen het mediagebruik en de oordeelsvorming ten aanzien van politieke en maatschappelijke kwesties te kunnen bepalen, werden attitudeschalen gevormd. Het meest relevant is de attitude ten aanzien van geweld en de islam (zie ook hoofdstuk “Methode”). Meerdere

uitspraken die hierop betrekking hadden werden aan de respondenten voorgelegd om hun attitudes te bepalen. De antwoorden werden onderworpen aan statistische analyses (namelijk principale componenten analyses en betrouwbaarheidsanalyses) om te bepalen welke uitspraken goed correleerden en samen een betrouwbare schaal vormen. Daaruit bleek dat er meerdere dimensies bestonden binnen de totale schaal. Na zorgvuldige inspectie zijn subschalen gevormd uit items die in beide datasets55 voorkomen. Deze subschalen zijn gebruikt voor verdere analyse.56

55 Omdat de lijst voor de oudere jongeren online werd afgenomen, moesten we die lijst verder inperken. Daardoor wijken de items voor de scholieren enigszins af van die van de oudere jongeren en konden beide datasets niet zonder meer samengevoegd worden. Zo bevatten de attitudeschalen bijvoorbeeld een verschillend aantal items en de items voor dierenactivisme kwamen in de online dataset (oudere jongeren) nauwelijks voor.

56 Opgemerkt moet worden dat de hier besproken meetschalen op basis van de statistische analyses niet helemaal overeenkomen met de beschrijving in hoofdstuk 3. Bij het opstellen van de vragenlijst was niet bekend welke items bij

Attitudes

De analyses naar de invloed van de media doen we met deze betrouwbare meetschalen en verder met afzonderlijke items die bijzonder relevant leken in het kader van dit onderzoek. De inhoud van deze attitudemetingen bespreken we hieronder. In de volgende paragraaf (5.3) vergelijken we de moslimjongeren en de niet-moslimjongeren met elkaar in de sterkte van hun attitudes.

- Attitude ten aanzien van het gebruik van geweld in het algemeen

De schaal voor de attitude ten aanzien van het gebruik van geweld en terroristen in het algemeen werd gevormd door vier uitspraken (Cronbach’s alpha = .67; voor de dataset ‘scholieren’ .67; en voor de dataset ‘oudere jongeren’ .67)57. Het gemiddelde geeft aan in welke mate de jongeren deze (samengestelde) attitude aanhangen. Een voorbeeld van een uitspraak is “Ik vind het fout als mensen

geweld gebruiken.”

- Attitude ten aanzien van ideologisch geweld voor de islam

De attitude ten aanzien van het gebruik van geweld ten behoeve van de islam zou statistisch gezien toegevoegd kunnen worden aan de vorige schaal (ten aanzien van het gebruik van geweld in het algemeen). Echter, met het oog op het belang van een vergelijking op dit punt tussen beide groepen jongeren, is besloten om deze attitude ten aanzien van ideologisch geweld voor de islam als één item in de vervolganalyses op te nemen.

- Attitude ten aanzien van de islam als geloof

De items m.b.t. de islam als geloof vormden tezamen geen betrouwbare schaal. De attitude t.a.v. de islam als geloof is daarom bepaald middels twee op zichzelf staande items. Eén daarvan hebben we zojuist besproken als Attitude ten aanzien van ideologisch geweld voor de islam. Het tweede item is

‘Ik vind dat de islam negatief in het nieuws komt’ welke als beste representant voor deze attitude

geldt, met name in relatie tot het mediagebruik (en voor de vervolganalyses).

- Attitude betreffende de legitimiteit of het vertrouwen in de maatschappij

De uitspraken over legitimiteit van de Nederlandse autoriteiten en het vertrouwen in de Nederlandse samenleving werden alleen voorgelegd aan de scholieren. Op basis van de statistische analyses kon alleen een schaal worden geconstrueerd voor ‘Vertrouwen in de Nederlandse samenleving’, niet voor legitimiteit van de Nederlandse autoriteiten. Drie items zijn samengenomen als een betrouwbare

elkaar hoorden om een betrouwbare schaal te vormen. Daarom wijken de beschrijving hieronder enigszins af. Voor de analyses zijn bovendien de zgn. ‘filler-items en die over dierenrechten verwijderd.

57

De betrouwbaarheid wordt weergegeven met de statistische maat genaamd Cronbach’s alpha. Als Cronbach’s alpha groter is dan .60 dan wordt de schaal als betrouwbaar gezien en worden de items samengenomen om het gemiddelde te berekenen; dat geeft een betrouwbaarder indicatie voor de attitude dan een enkel item op zich. Hoe hoger de Cronbach’s alpha, hoe betrouwbaarder de schaal, de afzonderlijke items meten in grote mate hetzelfde construct. Over het algemeen geldt dat een Cronbach’s alpha tussen de .60 en .70 als redelijk betrouwbaar wordt gezien en als voldoende om groepen te vergelijken of modellen te toetsen (maar niet om een waarde voor een enkel individu te bepalen). Cronbach’s alpha groter is dan .70 wordt de schaal als goed betrouwbaar gezien, maar boven de .90 kan juist een indicatie zijn van een vertekening in de dataset (bijvoorbeeld als er veel nullen in de data voorkomen). Een Cronbach’s alpha lager dan .60 geeft aan dat de items samen geen betrouwbare schaal vormen en er beter een of enkele items afzonderlijk geanalyseerd kunnen worden om toch en indruk te verkrijgen (maar dit is minder betrouwbaar dan een schaal). Soms kunnen nog 2 items worden samengevoegd tot een schaal; dan wordt de samenhang berekend met Pearson’s correlatie, die dan voldoende groot en significant moet zijn (Nunnally, J. C., & Bernstein, I. H. (1994). Psychometric theory. New York: McGraw-Hill).

schaal voor ‘Vertrouwen in de Nederlandse samenleving’ (Cronbach’s alpha = .75). Een voorbeelditem is: “Ik vertrouw de Nederlandse gezondheidszorg”. Eén item (het 4e item dus), namelijk ‘Ik heb vertrouwen in de Nederlandse nieuwsmedia’, is zo specifiek dat het voor onderhavig onderzoek relevant is de moslim- en niet-moslimjongeren op dit item afzonderlijk te vergelijken.

De resterende items die de attitude ten aanzien van de legitimiteit van de Nederlandse regering weergeven (en geen betrouwbare schaal vormen) zijn ook interessant voor vergelijkende analyses per item afzonderlijk. Bijvoorbeeld “De regering doet niks aan de problemen in Nederland”.

Daarnaast werd een aantal relevante persoonsgebonden eigenschappen gemeten, zoals

emotionele stabiliteit en relatieve deprivatie, die geacht worden samen te hangen met radicalisering (zie hoofdstuk 2). De kwaliteit van deze persoonsgebonden meetschalen worden eveneens hieronder besproken. Tevens zullen we de jongeren (moslim en niet-moslim) met elkaar vergelijken. Daarna volgen de analyses ter beantwoording van de onderzoeksvragen, over de onderlinge relaties tussen het mediagebruik58 en de oordeelsvorming t.a.v. de attitudes, waarbij gecontroleerd wordt voor de persoonsgebonden variabelen.

Relevante persoonsgebonden eigenschappen

Omdat in het proces van mediabeïnvloeding ook andere factoren van invloed zijn zoals

persoonsgebonden eigenschappen, is het belangrijk ook de invloed van deze variabelen na te gaan. Gegeven onze vraagstelling en doelgroep lijken bepaalde factoren in het bijzonder relevant (zie achtergrond in hoofdstuk. 2 en 3).

- Relatieve deprivatie

De 3 items voor de bepaling van de mate van relatieve deprivatie of vermeende achterstelling, die in beide datasets voorkwamen, vormden tezamen een betrouwbare schaal (respectievelijk een Cronbach’s alpha van .86 voor de dataset scholieren en .87 voor de dataset ‘oudere

jongeren’; tezamen genomen is Cronbach’s alpha .88). Een voorbeelditem is: “Ik heb het gevoel

dat ik minder eerlijk behandeld word dan anderen in Nederland”.

- Zelfvertrouwen

De mate van zelfvertrouwen werd alleen bij de scholieren gemeten en werd bepaald aan de hand van 4 items. Een voorbeelditem is “Over het algemeen kan ik dingen net zo goed als anderen”. Deze items vormden tezamen een betrouwbare schaal (Cronbach’s alpha = .81).

- Negatieve emoties

Het ervaren van negatieve emoties werd alleen bij de scholieren nagegaan middels 13

uitspraken, zoals “Ik voel me somber”, “—gelukkig” (antwoord omgecodeerd), “—eenzaam”,

“—buitengesloten”, en degelijke. De 13 items tezamen vormden een zeer betrouwbare schaal

voor de mate waarin de jongeren negatieve emoties ervaren (Cronbach’s alpha = .87). - Identiteit

De sterkte van de persoonlijke, Nederlandse identiteit werd weergegeven door een betrouwbare schaal gevormd met 3 uitspaken (Cronbach’s α = .66). Deze items zijn: “Ik ben trots op

58 Net als in voorgaand hoofdstuk geldt hier dat voor de niet-moslimjongeren niet is gekeken naar de buitenlandse media (Turkse/Arabische tv/Internet en Turkse krant), omdat het aantal niet-moslims dat daar naar keek of daar gebruik van maakte te klein bleek om daar betrouwbare uitspraken over te kunnen doen.

Nederland” , “Ik voel me moeilijk thuis in Nederland”, en “Ik voel me door en door

Nederlands.” De uitspraken zijn alleen aan de scholieren voorgelegd. De items “Ik weet heel goed wat voor persoon ik ben” en “Ik heb wel eens het gevoel dat ik tussen twee culturen leef”

bleken op basis van de psychometrische analyses niet goed in de schaal te passen en zijn derhalve niet opgenomen.