• No results found

Methodiek toetsing huidig gebruik en beheer

6.2.1 Toetsingskader

De juridische basis voor de toetsing huidig gebruik en beheer ligt voor de Natura 2000-waarden in artikel 2.9 lid 1 van de Wnb. Voor deze waarden zijn de uitwerkingen van de instandhoudings- doelstellingen in de hoofdstukken 4 en 5 uitgangspunt voor de toetsing. Huidig gebruik en beheer in de (deel)gebieden mag het behalen van deze doelen in de voorgenomen aard, omvang en termijn niet in de weg staan. Wanneer dit wel het geval is, is sprake van significant negatieve gevolgen (conform artikel 2.9 van de Wnb).

6.2.2 Stappenplan toetsing huidig gebruik en beheer

De toetsing van huidig gebruik en beheer is terug te brengen tot vier stappen. In Figuur 6-1zijn deze stappen schematisch weergegeven. Hieronder zijn ze nader toegelicht.

Stap 0: Te toetsen vormen van huidig gebruik en beheer

Onder huidig gebruik en beheer wordt verstaan al het gebruik en beheer dat ten tijde van het opstellen van het Natura 2000-beheerplan (peildatum 1 december 2016) in en rond het Natura 2000-gebied Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein plaatsvond. Hieronder vallen tevens ‘andere handelingen’15 (referentiedatum 31 maart 2010) zoals die reeds zijn getoetst in het

Natura 2000-beheerplan Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein 2012-2017.

Huidig gebruik en beheer is opgedeeld in drie vormen. Gebruik dat in het kader van de Wnb (of voor 1 januari 2017 de Natuurbeschermingswet 1998) door bevoegd gezag:

1. niet eerder beoordeeld is,

2. wel eerder beoordeeld, maar niet vergunningplichtig verklaard is, of

3. wel eerder beoordeeld, en vergunningplichtig verklaard is, met onderverdeling in:

a. vergunningplichtig gebruik waarbij het huidige gebruik het vergunde gebruik is (de vergunning wordt volledig gebruikt), of

b. vergunningplichtig gebruik waarbij het vergunde gebruik niet het huidige gebruik is, dus waarbij een vergunning is verleend voor een groter gebruik dan het huidige gebruik (deels nog gebruiksruimte).

Van deze vormen is de eerste afzonderlijk getoetst; de tweede en derde vorm zijn immers al beoordeeld. In de cumulatietoets zijn alle drie de gebruiksvormen meegenomen. Van het derde gebruik is hierbij van de vergunde situatie (dus 3b) uitgegaan.

15Met ‘andere handelingen’ wordt bedoeld ‘andere handelingen die op de referentiedatum bekend waren, of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn bij het bevoegd gezag, en die sindsdien niet of niet in betekenende mate zijn gewijzigd.’

Figuur 6-1 Schema toetsing huidig gebruik en beheer.

Stap I: globale effectanalyse

In de globale effectanalyse is bekeken welke activiteiten van huidig gebruik en beheer een effect op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen kunnen hebben. Hierbij zijn twee vragen van belang:

1. Is/zijn er theoretische relatie(s) tussen de activiteit en de natuurwaarde(n) met een instandhoudingsdoelstelling?

2. Komen activiteit en natuurwaarde(n) in tijd en ruimte overeen?

Bij de eerste vraag is nagegaan of het huidige gebruik of beheer met een effect gepaard gaat (bijvoorbeeld geluid, licht etc.) dat nadelige gevolgen voor de natuurwaarde (verstoring) kan hebben. In geval van verstoring is hierbij de definitie gehanteerd zoals deze in de Uitwerking effectanalyse (Steunpunt Natura 2000, 2007) en de Algemene Handreiking Natuurbeschermings- wet 1998 (Ministerie van LNV, 2005) is opgenomen: “Verstoring van een soort in een gebied treedt op wanneer uit populatiedynamische gegevens betreffende die soort in dat gebied blijkt dat de soort het gevaar loopt niet langer een levensvatbare component van de natuurlijke habitat te zullen zijn”. Wanneer deze relaties niet bestaan (bijvoorbeeld verhoogde geluidsbelasting op planten), zijn effecten uitgesloten.

Indien er een theoretische relatie is, is het vervolgens de vraag of de activiteit en de natuurwaarde in tijd en ruimte (zelfde periode, zelfde locatie) overeenkomen. Wanneer dit niet het geval is, zijn effecten ook uitgesloten. Wanneer zich wel een overlap in tijd en ruimte voordoet, is de storingsfactor (verstoring, vermesting, verdroging etc.) benoemd.

Stap II: nadere effectanalyse

Bij de nadere effectanalyse is nagegaan of de storingsfactoren dermate ernstig zijn dat een instandhoudingsdoelstelling niet gehaald kan worden. Hiertoe is een nadere beschouwing van de effecten in relatie tot de instandhoudingsdoelstellingen noodzakelijk. Waar mogelijk zijn effecten gekwantificeerd. Indien dit niet mogelijk was, zijn effecten kwalitatief beschreven.

Vervolgens zijn de gevolgen van de effecten beoordeeld. Per combinatie huidig gebruik, deelgebied en instandhoudingsdoelstelling (dus effectbeoordeling van activiteit X in deelgebied Y op instandhoudingsdoelstelling Z) leidt de effectbeoordeling daarmee tot de conclusie:

1. geen effect;

2a. wel effect(en), maar significant negatief gevolgen zijn uit te sluiten;

2b. wel effect(en) en significant negatieve gevolgen zijn niet uit te sluiten / doen zich zeker voor; 3. effect onbekend en significant negatieve gevolgen zijn niet uit te sluiten.

Huidig gebruik of beheer met totaal geen effect (conclusie 1) kan rechtstreeks in het Natura 2000- beheerplan worden opgenomen. Huidig gebruik of beheer met effecten maar uit te sluiten significante gevolgen (conclusie 2a) moet in de cumulatietoets worden betrokken (zie stap III). Voor huidig gebruik of beheer met niet uit te sluiten significant negatieve gevolgen (conclusie 2b) moet een passende beoordeling uitgevoerd worden. Indien uit deze passende beoordeling blijkt dat significant negatieve gevolgen alsnog kunnen worden uitgesloten (al dan niet na mitigatie), kan het huidige gebruik of beheer (inclusief mitigatie) de cumulatietoets in. Wanneer de effecten tijdens het beheerplanproces onbekend blijven (conclusie 3), dan blijft het betreffende gebruik buiten het beheerplan.

Stap III: cumulatie

Bij het bepalen of een bepaald gebruik of beheer significante gevolgen kan hebben, moet niet alleen naar de effecten van het afzonderlijke gebruik of beheer worden gekeken, maar juist naar het gebruik en beheer in onderlinge samenhang: gebruik met (kleine) effecten dat samengevoegd (in cumulatie) wel significante gevolgen heeft voor de desbetreffende instandhoudings- doelstellingen. Aandachtspunt hierbij is dat niet alleen negatieve effecten maar ook positieve effecten meegenomen kunnen worden.

Bij de toetsing van huidig gebruik en beheer zijn cumulatieve effecten in beeld gebracht conform de methodiek uit het Stappenplan Cumulatietoets (Steunpunt Natura 2000, 2009c). De verschillende effecten zijn gesommeerd op basis van expertoordeel, zoals dat ook in Milieueffectrapportages gebruikelijk is.

Als blijkt dat bepaalde instandhoudingsdoelstellingen mogelijk niet worden bereikt, en uit de cumulatietoets blijkt dat daar bepaalde vormen van huidig gebruik aan ten grondslag liggen die men vanuit politiek bestuurlijk niveau toch zoveel mogelijk door wil laten gaan, dan worden prioriteringscriteria op een rij gezet. Bestuurlijk kan dan een afweging gemaakt worden.

6.2.3 Indeling in categorieën

Door het Steunpunt Natura 2000 in samenwerking met Arcadis (Steunpunt Natura 2000, 2008a) zijn sectornotities opgesteld waarin bestaande gebruiksvormen (o.a. natuur, landbouw en recreatie) worden beoordeeld. De sectornotities geven op generiek niveau en op hoofdlijnen zicht

op hoe bestaande activiteiten behandeld gaan worden in de beheerplannen. De sectornotities hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld als hulpmiddel bij het opstellen van beheerplannen en het sneller kunnen bieden van enige duidelijkheid aan de sectoren.

Op basis van de informatie uit deze sectornotities is een indeling van huidig gebruik over drie categorieën gemaakt. De uitgangspunten en voorwaarden voor de indeling van activiteiten in één of meerdere categorieën worden hieronder beschreven.

1) Gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen

Dit zijn bestaande gebruiksvormen waarvan vast staat dat ze geen negatieve effecten en daarmee geen gevolgen hebben op (het behalen van) de instandhoudingsdoelstellingen. Dit geldt onder andere voor huidig gebruik dat, ter voorkoming / vermindering van negatieve effecten, al voldoende is aangepast. Voor deze vormen van huidig gebruik hoeven geen wijzigingen of aanvullende mitigerende maatregelen plaats te vinden ten opzichte van regelingen en voorwaarden in de huidige situatie.

2a) Gebruiksvormen in beheerplan met instandhoudingsmaatregelen

Dit zijn bestaande gebruiksvormen, die kunnen leiden tot (significant) negatieve gevolgen op het behalen van de instandhoudingsdoelen, maar waarvoor is aangetoond dat de in het beheerplan genoemde maatregelen voldoende zijn om behoud te garanderen en uitbreiding en verbetering niet onmogelijk te maken.

2b) Gebruiksvorm in beheerplan met wijzigingen/maatregelen

Dit zijn bestaande gebruiksvormen, die kunnen leiden tot significante negatieve gevolgen op het behalen van de instandhoudingdoelen en waarvoor wijzigingen of aanvullende mitigerende maatregelen nodig zijn. Een verslechtering of een verstoring kan worden gemitigeerd wanneer aan gebruiksvormen aanpassende voorwaarden kunnen worden verbonden, waardoor deze gebruiksvormen niet structureel inwerken op de instandhoudingsdoelen van het gebied. Dit kunnen zijn: tijdelijkheid van de activiteiten, ruimtelijke zonering, seizoen of vermindering van intensiteit van de activiteiten.

3) Gebruiksvorm niet in beheerplan

Dit zijn bestaande gebruiksvormen waarbij de (kans op) significante negatieve gevolgen op instandhoudingsdoelstellingen niet met algemene voorwaarden gemitigeerd kunnen worden. Deze activiteiten kunnen niet in het Natura 2000-beheerplan worden opgenomen. Van deze activiteiten wordt aangegeven of een vergunningverleningstraject nog aan de orde kan zijn.