• No results found

Mensen met autisme nemen woorden vaak

In document Bestellen of downloaden (pagina 31-34)

heel letterlijk.

je voor de laatste keer’. Ze schrikt en houdt op met spelen, maar blijft zitten waar ze zit.

Totdat de begeleidster haar geïrriteerd komt halen en haar op haar stoel zet. Anja snapt niets van de situatie en begint mopperend te eten.

Naast mensen met autisme die de taal niet begrijpen, zijn er ook mensen die de taal anders begrijpen. Vooral wanneer zij woorden te letterlijk interpreteren en ergens bang voor zijn, kunnen de gevolgen onverwacht groot zijn.

‘Hilde is bang voor moordenaars, maar dat wist ik nog niet’, vertelt een begeleidster. ‘Zij hoorde mij aan de telefoon zeggen “nu moet ik ophangen”. Daar werd ze erg bang van. Ze dacht dat ik haar iets ging aandoen. Ze durfde twee dagen niet bij me in de buurt te komen, totdat een van mijn collega’s haar heeft uitgelegd wat ik met dat “ophangen” bedoelde.’

Papegaaien

Een opvallend verschijnsel in het spreken van mensen met autisme is het napraten van mensen, ook wel ‘echolalie’ genoemd. Dat ‘papegaaien’ kan irritant overkomen, terwijl iemand met autisme daardoor juist probeert te communiceren.

Het komt bij het papegaaien ook voor dat iemand met autisme net als een peuter over zichzelf in de derde persoon praat, bijvoorbeeld ‘Eddy gaat slapen’ in plaats van ‘ik ga slapen’. Hij is dan niet in staat is vanuit verschillende perspectieven te denken.

Spraakniveau

Het is belangrijk je te realiseren dat mensen met autisme en een ernstige verstan-delijke beperking de taal vaak op zo’n laag niveau spreken dat ze op andere manieren duidelijk moeten maken wat ze willen of voelen.

Bob pakt je soms bij de hand en leidt je dan naar de tuindeuren. Meestal wil hij dan op de schommel in de tuin, maar dat kan hij niet zeggen.

Omgang met anderen

Mensen met autisme hebben vaak moeite om het gedrag van anderen te begrijpen. Ze krijgen geen of te weinig informatie uit wat mensen zeggen en uit de situatie waarin ze anderen ontmoeten. Of ze nemen die informatie te letterlijk.

Ook halen ze te weinig of verkeerde informatie uit de lichaamshouding of gezichtsuit-drukking van andere mensen. Ze zien bijvoorbeeld wel dat iemand lacht, maar niet dat hij er ondertussen niet erg gelukkig bij staat. En als iemand duidelijk boos is, begrijpen ze dat niet automatisch en houden ze er daarom ook geen rekening mee.

Het tegenovergestelde gebeurt ook. Als iemand een harde stem heeft of een donkere blik, denken ze meteen dat hij boos is. Soms vragen ze dan voor de zekerheid keer op keer of iemand boos is; soms net zolang totdat iemand daar weer boos over wordt.

Elke vraagt aan iedereen die ze tegenkomt of ze lief is. Als ze als antwoord ‘ja’ krijgt, is ze meestal niet gerustgesteld. Daarom herhaalt ze deze vraag vele malen. Hierdoor raakt de begeleider op een gegeven moment geïrriteerd. Dat ontgaat Elke niet omdat zijn stemgeluid verandert. Elke gaat dan haar vraag steeds dwingender en meer gespannen herhalen. Totdat de begeleider er genoeg van heeft en haar bozig of radeloos afkapt. Elke is gefrustreerd en de hele geschiedenis herhaalt zich bij een volgende begeleider of bezoeker.

Eenrichtingsverkeer

Het contact met mensen met autisme komt vaak over als eenrichtingsverkeer omdat ze weinig belangstelling voor anderen tonen. En als ze door anderen te imiteren ge-leerd hebben wat ze horen te zeggen en doen, kan dat onnatuurlijk overkomen.

De oorzaak is dat mensen met autisme zich niet kunnen inleven in anderen. Daardoor ontbreekt in hun contacten de wederkerigheid, het inlevingsvermogen en de afstem-ming op elkaar die mensen zonder autisme verwachten. Mensen met autisme praten vaak alleen over hun eigen interesses en belevenissen. En soms vragen ze alleen naar feiten, zoals ‘hoe heet je?’, ‘waar woon je?’ en ‘wanneer ben je jarig?’

Frank heeft een fascinatie voor geboortedata. Als hij iemand tegenkomt die hij kent, bestaat zijn begroeting uit het noemen van zijn of haar geboortedatum. Aan iemand die hij niet kent, vraagt hij naar zijn geboortedatum en loopt dan meteen door.

Voorstellingsvermogen

Mensen met autisme kunnen zich moeilijk een voorstelling maken van andere om-standigheden dan die waarin zij op dat moment zitten. Door dat beperkte voorstel-lingsvermogen kunnen zij niet ‘vooruit denken’. Ook kunnen zij een situatie in de

toekomst niet goed overzien, bijvoorbeeld hoe zij ergens heengaan en hoelang ze daar dan blijven. Veranderingen vinden ze vaak erg vervelend en eng omdat ze zich er niets bij kunnen voorstellen. Daarom is flexibiliteit voor hen vaak teveel gevraagd. Om flexibel te kunnen zijn, is inzicht in de situatie nodig en moet je kunnen improviseren als het anders loopt dan je verwacht. Ook moet je kunnen begrijpen en accepteren dat veranderingen bij het leven horen.

Edwin raakt erg van streek als zijn moeder per telefoon vertelt dat zijn oma ernstig ziek is en misschien wel doodgaat. Zijn moeder legt hem uit dat iedereen die zo oud is als zijn oma nu eenmaal een keer doodgaat. En dat zijzelf ook een keer doodgaat. Daardoor denkt Edwin na het gesprek dat zijn moeder ook gauw doodgaat. Hij voelt zich in de steek gelaten. Als zijn moeder de volgende keer belt, wil hij niet meer met haar praten.

Uitvoeringsproblemen

In document Bestellen of downloaden (pagina 31-34)