• No results found

Angst en onzekerheid ontstaan vaak als iemand

In document Bestellen of downloaden (pagina 88-92)

met autisme niet weet wat

er te gebeuren staat of wat

hij moet doen.

Neutraal reageren betekent niet dat je het gedrag goedkeurt. Natuurlijk moet je wel proberen iemand duidelijk te maken dat zijn gedrag niet wordt gewaardeerd. Ook moet je jezelf of anderen er soms tegen beschermen. Maar pas als je weet wat de oorzaak is en je daar iets aan doet, kun je probleemgedrag echt voorkomen.

Oplopende spanning registreren

Probleemgedrag komt nooit uit de lucht vallen. Ook al komt een uitbarsting voor anderen soms onverwacht, de spanning erachter bouwt zich langzaam op. Als je iemand beter kent, zie je ook welke signalen hij afgeeft dat de spanning oploopt.

Vaak heeft iemand eerst via tics, rituelen of dwangmatig gedrag geprobeerd van die spanning af te komen. Als dat niet helpt, kan de angst omslaan in een lichamelijke reactie.

In een periode met voortdurende personeelswisselingen wilde John plotseling geen kleding meer aan. Hij scheurde vrijwel dagelijks zijn kleren kapot of maakte ze nat met water uit de wc op zijn kamer. Omdat hij nu eenmaal niet naakt in de huiskamer kon komen, zat hij hele dagen in zijn lege kamer. De groepsleiding probeerde van alles, maar kwam steeds in lichamelijke gevechten met John terecht. Tegenover de autismeconsulent van de zorgorga-nisatie spraken zijn ouders het vermoeden uit dat John zich op zijn manier verzette tegen de wisselende begeleiding. Na uitgebreid onderzoek en overleg met zijn ouders werd John overgeplaatst naar een woonvorm waar hij twee vaste begeleiders kreeg. Met steun van de autismeconsulent hielpen die twee hem met veel geduld en stap voor stap de dag door. De eerste tijd draaide alles om het aankleden, maar na een paar weken was John zo aan zijn begeleiders gewend dat hij zijn neiging om zijn kleren kapot te scheuren kwijtraakte en niet alleen naar de woonkamer kon, maar ook naar de dagbesteding. Voor de begeleiders en de autismeconsulent stond toen ook vast dat zijn agressieve gedrag te maken had met de grote onzekerheid die de personeelswisselingen bij John hadden veroorzaakt.

Signaleringsplan

Met een signaleringplan kun je de opbouw van spanning goed in de gaten houden en proberen op tijd de juiste maatregelen te nemen. In een signaleringplan staat beschre-ven hoe aan het gedrag te zien is dat iemands stemming verandert. Dat gedrag wordt

in verschillende fases gevolgd, van ontspanning via uitdaging naar agressief gedrag.

In het plan staat ook wat je als begeleider kunt doen om de spanningsopbouw te doorbreken.

Een signaleringsplan wordt meestal gemaakt door een gedragsdeskundige in samenspraak met begeleiders, ouders en eventueel andere hulpverleners.

Taken analyseren en scenario’s maken

Door iemands gedrag tijdens het uitvoeren van taken goed te observeren kun je erachter komen waar hij telkens vastloopt. Dit wordt ook wel een ‘taakanalyse’

genoemd. Als je eenmaal weet waar en wanneer tijdens activiteiten problemen kunnen ontstaan, kun je op die momenten extra verduidelijking bieden. Daardoor kan hij de activiteit zo zelfstandig mogelijk uitvoeren. Als hulpmiddel kun je daarvoor een scenario gebruiken. Daarin staat hoe begeleiders een taak moeten uitvoeren om iemand met autisme zoveel mogelijk houvast te geven. Zij volgen dan dus allemaal hetzelfde draaiboek waarin van minuut tot minuut staat hoe het dagprogramma en de manier van begeleiden precies moeten verlopen om iemand houvast te geven en zoveel mogelijk aan te sluiten bij zijn eigen voorkeuren en mogelijkheden. Hij wordt daarbij geen moment aan zijn lot overgelaten en krijgt bij alles ondersteuning. Vaak verdwijnt daardoor het probleemgedrag langzaam maar zeker en komt er weer een andere persoon tevoorschijn.

Een gedragsdeskundige of autismeconsulent kan helpen bij het maken van scenario’s.

We nemen hier een bestaand voorbeeld over, maar in de praktijk kan het soms handi-ger zijn om de kolommen om te draaien en met het gedrag van de cliënt te beginnen.

Jan heeft jarenlang probleemgedrag vertoond omdat hij te weinig houvast had aan zijn begeleiders. Zijn ouders hebben daarover vaak overlegd met de begeleiders en de directie van de zorgorganisatie. Uiteindelijk heeft die een autismeconsulent en een orthopedagoog ingeschakeld. Samen met begeleiders hebben die voor Jan een signaleringsplan opgesteld, een analyse van zijn dagprogramma gemaakt en per taak een scenario geschreven. Daarin staat precies beschreven wat de begeleiders moeten doen om Jan houvast te geven.

Het scenario voor het ontbijt ziet er zo uit:

Begeleider (B)

B. loopt naar de keuken

B. wijst naar het bord op het aanrecht en zegt:

‘Jan pakt het bord’

B. loopt naar de tafel

B. wijst naar de stoel en zegt: ‘Jan gaat zitten’

B. zegt: ‘Jan vouwt zijn handen’

B. zegt: ‘Jan gaat bidden’

B. schenkt melk in, geeft die aan Jan een zegt:

‘Jan drinkt melk’

B. wijst naar het bord en zegt: ‘Jan legt de boterham op het bord’

B. doet boter op het mes, geeft het aan Jan en zegt:

‘Jan smeert boter op het brood’

B. wijst naar het beleg en vraagt: ‘Wat wil Jan op brood?’

B. geeft Jan het gekozen beleg en zegt: ‘Jan doet beleg op brood’

B. wijst naar de vork en zegt: ‘Jan pakt de vork’

B. wijst naar de boterham en zegt: ‘Jan snijdt het brood’

B. zegt: ‘Jan prikt vork in stukje brood’

B. zegt: Jan eet stukje brood’

Jan

Jan volgt

Jan pakt het bord

Jan volgt en zet het bord op tafel Jan gaat zitten

Jan prikt vork in stukje brood Jan eet stukje brood

Als het misgaat en Jan bijvoorbeeld alles van tafel smijt, begint de begeleider opnieuw. Als het goed gaat, kan Jan door deze aanpak weer zelfstandig gaan eten. De moeder van Jan beschrijft het effect van deze aanpak als volgt: ‘Zijn leven veranderde totaal en heel lang-zaamaan ging hij daar plezier in krijgen. Het was prachtig om te zien dat er weer een glimlach op zijn gezicht kon komen.’

NANNY NOORDMAN (2013): JAN - EEN LEVENSVERHAAL. OVER VASTLOPEN, VEERKRACHT EN PERSPECTIEVEN IN DE ZORG. AMSTERDAM: SWP.

Agressief gedrag van iemand met autisme kan voor begeleiders, huisgenoten en familieleden erg bedreigend zijn. Toch is dat gedrag meestal geen persoonlijke aanval, maar een reactie op teveel onduidelijkheid, overprikkeling, overvraging, lichamelijke of psychische problemen.

Bij plotselinge agressie is er vaak iets gebeurd waardoor iemand overvraagd of over-prikkeld is geraakt of niet begrepen wordt. Maar het kan ook zijn dat iemand last heeft van stemmingswisselingen, plotselinge angsten of paniekaanvallen die niets met zijn omgeving te maken hebben.

Vrijheidsbeperking

Agressief gedrag wordt vaak erger wanneer er verkeerd op gereageerd wordt. Maat-regelen die de bewegingsvrijheid beperken, zoals iemand afzonderen of zelfs vast-binden, lijken in sommige gevallen rust te geven, maar werken vaak juist averechts.

De oorzaak van de agressie wordt immers niet aangepakt. Vaak zoekt iemand dan andere manieren om zijn agressie te uiten, bijvoorbeeld door zijn kleren kapot te scheuren.

In document Bestellen of downloaden (pagina 88-92)