• No results found

Nou, de mensen die dat geloven hebben meestal samen een groep gevormd en zo'n groep noemen we een geloof, of ook wel een godsdienst Er zijn op de wereld wel

In document Respect is toch belangrijk? (pagina 36-52)

honderden religies, maar sommige zijn heel groot.

"Stel je toch eens voor dat je zo klein was. Dit zou trouwens best een oom van me

kunnen zijn of jouw betovergrootmoeder. Er is namelijk een Godsdienst waar de

mensen geloven dat je na je dood weer terugkomt als een ander wezen. En dat kan

best een kevertje zijn?of een mens, of een koe, of een vogel, of?.."

"Die Godsdienst is het Hindoeïsme. Er zijn niet veel Hindoes in Nederland. De

grootste godsdiensten hier zijn het Katholicisme en het Protestantisme. Zij geloven in

één God en in zijn zoon Jezus Christus. De Joden in ons land hebben hun eigen

godsdienst: het jodendom. Zij geloven ook in één God. Net als de Moslims trouwens.

Die geloven in Allah. Zijn belangrijkste profeet is Mohammed."

Vervolgens lezen we het stukje ‘Godsdienst’ in de respectkrant. Mogelijke vragen hierbij:

- Had je al eens gehoord van deze

godsdiensten?

- Welk symbool hoort bij welke godsdienst denk je? - Hoor jij zelf bij een bepaalde godsdienst?

- Kan je begrijpen dat voor sommige mensen

Verschillende mensen hebben verschillende godsdiensten. Hoe meer je weet en begrijpt van andere godsdiensten, hoe respectvoller je met elkaar om kunt gaan. Daarom gaan we nu kennismaken met basisideeën van vijf grote

wereldgodsdiensten, waaronder het christendom.

Ieder kind krijgt een kopie van het artikel ‘De vijf grote wereldgodsdiensten’ uit het respectwerkboekje en het ‘werkblad wereldgodsdiensten’ wordt uitgedeeld. In groepjes proberen de kinderen de vragen op het werkblad te maken. Hiervoor moeten ze de tekstjes uit onderstaand artikel lezen.

Naam:______________________________

Gebruik voor het invullen van dit werkblad het artikel ‘De vijf grote wereldgodsdiensten’. Vraag 1

Hoe heten gelovigen van deze vijf wereldgodsdiensten eigenlijk?

Christendom – christenen

Islam - ________________________ Jodendom - ______________________ Hindoeïsme - __________________ Boeddhisme - _____________________

Vraag 2

Joden, Christenen en Moslims hebben allemaal een heilig boek en een heilig gebouw. Hoe heten die heilige boeken en gebouwen?

Jodendom: Islam:

……….. ………. ……….. ………

Christendom:

Vraag 3

Er was eens een prins die opgroeide binnen de paleismuren. Maar hij was niet gelukkig. Stiekem ging hij een keer naar buiten. Daar zag hij voor het eerst armoede en ziekte. Hij wilde begrijpen waarom mensen lijden. Na jarenlang nadenken en mediteren, begreep hij dat mensen ongelukkig zijn omdat ze niet tevreden zijn met wat ze hebben. Hij werd een belangrijke meester voor veel mensen.

Welk geloof hebben deze mensen?

Antwoord: ………

Vraag 4

Waar of niet waar? Zet een rondje om het goede antwoord.

- Moslims geloven in meerdere goden. Waar / Niet waar

- Jahweh is de god van het Jodendom. Waar / Niet waar

- Joden én Christenen moeten zich houden aan de Tien Geboden. Waar / Niet waar

- Hindoes geloven dat je na je dood naar de hemel gaat. Waar / Niet waar

- Christenen lezen teksten uit het Oude en Nieuwe Testament. Waar / Niet waar - Siddharta is de God waarin Boeddhisten geloven. Waar / Niet waar

- Jezus is gestorven om te boeten voor de zonden van mensen. Waar / Niet waar

- Hindoes én Boeddhisten geloven dat je na je dood opnieuw

wordt geboren in een ander lichaam. Waar / Niet waar

Vraag 5

Teken hieronder de goede symbolen bij de Godsdiensten:

Afsluiting (donderdag)

De antwoorden van het werkblad worden besproken. Ik zal hierna dieper ingaan op het christendom; wat weten de kinderen hierover?

Volgen zij thuis rituelen die uit het christendom komen?

Het symbool van het christendom is een kruis en een belangrijk ritueel uit het christendom is het maken van een ‘kruisteken’.

Ter afsluiting van deze week zullen we dit samen doen.

− Wie weet wat dat is?

Het zou bijvoorbeeld kunnen dat je dit je opa en oma wel eens hebt zien doen, of dat je dit in de kerk wel eens gezien hebt.

=> de kinderen mogen eerst over hun ervaringen vertellen.

Vervolgens maak ik zelf een kruisteken (“In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, Amen”) hierna doen we dit samen.

De betekenis van dit ritueel wordt besproken.

Christenen maken een kruisteken aan het begin of het eind van een gebed.

Achtergrondinformatie: Kruisteken

Het kruisteken is een christelijke symbolische handeling die erin in bestaat met de rechterhand in één beweging een kruis te slaan vanaf het voorhoofd naar de borst en vervolgens van de linker tot de rechterschouder.

Het kruisteken wordt als regel gemaakt aan het begin of het einde van een gebed. Tijdens (meestal aan het eind van) liturgische vieringen maakt de voorganger (priester of dominee) het kruisteken 'in de lucht' bij wijze van zegen.

Het kruisteken symboliseert de zegenbede: In de naam van de Vader (aanraking hoofd), de Zoon (borst) en de Heilige Geest, Amen (linker- en rechterschouder). 8

Week 3

– iedereen heeft waarde, respecteer jezelf en een ander Doelen

- De kinderen krijgen op een indirecte manier (door verhalen, gesprekken,

symbolen en opdrachten) ervaringen met respect. En op een directe manier, door zelf een respectboodschap voor iemand te schrijven.

Dit vergroot het inzicht in wat respect is en hoe je dit zelf kan uiten.

- De ontwikkeling van de eigen identiteit wordt gestimuleerd (‘Wie ben jij?’). De

kinderen ontdekken ook nieuwe dingen over elkaar.

- De kinderen moeten onderscheid kunnen maken tussen de letterlijke en

symbolische betekenis van een verhaal en een relatie tussen beide betekenissen kunnen leggen.

- Door samen over dit verhaal te praten ontdekken/leren ze ‘iedereen heeft

waarde, iedereen hoort erbij, respecteer dus jezelf en een ander’.

- De kinderen leren dat naastenliefde een ‘algemene boodschap’ van het

Christendom is.

- Doordat ethiek, waarden en normen aan de orde komen ontwikkelen kinderen

hun eigen moraal. Materialen

- Per kind een kopie van bladzijde 3 ‘wie ben jij?’ uit het respectwerkboekje. - Het ‘verhaal van licht en donker’.

- Verschillende kleuren rondjes - Gelpennen

- Lintjes - Perforator

Inleiding (maandag)

Bij de ‘I’ in de Respectkrant kwam vorige week ‘identiteit’ aan bod.

- Wie kan nog eens kort uitleggen wat

dat betekent?

Iedereen is uniek, wie je bent hangt van heel veel dingen af.

Wie ben jij nou eigenlijk?

Dat ga je invullen op een kopie van bladzijde 3 uit het respectwerkboekje. => uitdelen.

We lezen eerst samen de inleiding op deze bladzijde. Vervolgens vullen de kinderen van alles over zichzelf in. Daarna mogen ze hun bladzijde met anderen ruilen.

Wie weet ontdek je nieuwe dingen over elkaar!

Kern (dinsdag)

Aan het eind van de week is het kerstviering op mijn stageschool. Bij Kerst hoort een gezellige sfeer, een sfeer van saamhorigheid. Deze sfeer wil ik nu ook proberen te scheppen. Wanneer de kinderen ‘s ochtends in de klas komen is het nog een beetje donker. Ik zet overal kaarsjes neer en ga als dagopening met de kinderen rond de kerstboom zitten.

Gisteren hebben we gekeken naar ‘wie ben jij?’.

Ik ga nu een verhaal voorlezen; het ‘verhaal van licht en donker’. In dit verhaal vragen Licht en Donker zich ook af wie of wat ze nou eigenlijk zijn…

Verhaal van Licht en Donker9

Op het station van een middelgrote stad ontmoetten ze elkaar: licht en donker. Het was in de tijd van de donkere dagen van december. Beiden gingen op reis. Licht had een kleine koffer bij zich en donker een loodzware koffer. Licht en donker wisten niet van elkaar waar de reis heenging.

"Jij ook op reis?" zei donker tegen licht. Donker vroeg wel vaker naar de bekende weg. "Zoals je ziet," zei licht. Open als ze was, vertelde ze direct haar bestemming. "Ik ga op reis naar mijn oude moeder. Ze woont op haar hoge leeftijd nog alleen. Als ik haar bezoek, dan zie ik licht in haar ogen."

Donker keek voor zich uit en het was alsof hij niet gehoord had wat licht vertelde. De trein reed binnen en donker moest instappen. "Een goede reis dan,"zei hij tegen licht en stapte snel in.

Donker vond een rustig plekje in de trein. Het was niet druk. Hij moest denken aan licht die op reis ging naar haar oude moeder. Zijn moeder was reeds lang geleden gestorven: plotseling en het was nooit helemaal duidelijk geworden wat er gebeurd was. Hij tastte al jaren in het duister over de dood van zijn moeder. Zijn vader kende hij niet. Die woonde al heel lang elders. Het leven van donker was al vele jaren duister. Hij droeg het allemaal mee in zijn zware koffer. Het was alsof die koffer steeds zwaarder werd.

Donker was jaloers op licht. Hij wilde zelf ook wel meer licht, al was het maar dat zijn donker halfdonker werd. Overal zocht donker licht, maar hij vond het licht niet.

Soms twijfelde donker aan het bestaan van licht. Was licht wel licht of was ze maar schijn? Was ze wel zuiver licht, of was ze als vals licht? Donker wist wel dat er tegenwoordig veel kunstlicht was. Het was niet gemakkelijk om het echte licht te onderscheiden van het kunstlicht. Toch bleef donker zoeken naar het echte licht: het licht dat hem innerlijk verwarmde en vreugde zou schenken.

Mijmerend stapte donker uit op een verlaten stationnetje. Hij wilde de nacht doorbrengen in een klein hotel. Op weg naar het hotel ontmoette hij een dwaallichtje.

"Wat doe jij hier?" vroeg donker.

"Ik ben verdwaald," zei het dwaallichtje, "en ik zag jou lopen."

"Kun je mij dan zien?" vroeg donker verbaasd. Donker dacht al jaren dat niemand hem zag. Wie ziet donker nu? Wie heeft er belang bij donker? Hij dacht dat alleen dieven en

verkrachters oog hadden voor het donker. "Donker heeft toch geen enkele waarde," zei hij tegen het dwaallichtje.

"Dat denk jij maar," zei het dwaallicht. "Maar jij vergeet hoeveel mensen jij gered hebt. Mensen die moesten onderduiken. Mensen die een ster moesten dragen. Zij waagden zich niet in het licht. Jij hield hen verborgen voor de duistere machten.

En vergeet niet dat jij alleen mij kunt zien," zei dwaallichtje tegen donker. "Het licht ziet mij niet. Ik word alleen gezien als het donker is."

"Dus," zei donker, "licht kan niet zonder donker. Het licht heeft het donker nodig."

"Zo is het," zei het dwaallicht. "Donker en licht horen samen. Je hebt donker nodig om licht te kunnen zien."

Toen donker bij het hotel was aangekomen, waar het vuur brandde, nam hij afscheid van 9 Bron: http://vredeslicht.web-log.nl/vredeslicht/verhalen/index.html

dwaallicht. "Dank je wel," zei hij. "Je hebt me laten zien dat ik niet zonder waarde ben. Jij hebt mij de weg gewezen."

In het hotel zaten een man, een vrouw en een kind bij de haard. Ze leken te schrikken toen de deur openging, maar toen ze zagen dat het donker was, werden ze gerustgesteld. "Hoe is het buiten?" vroeg de vader.

"Aardedonker," zei donker.

"Dat is goed nieuws," zei de vader. "We zijn op de vlucht met een kind. Duistere machten zoeken het te doden. We hebben het donker nodig om een veilig heenkomen te zoeken." Na deze woorden stonden ze op. Ze groetten de waard en de pas aangekomen gasten en vertrokken.

Donker ging voor het raam staan en naar buiten kijkend zag hij de drie vertrekken in het aardedonker. Hij zag dat licht hen omstraalde en beschermde.

Donker voelde bij het zien van de drie licht en een diep gevoel van vreugde verwarmde hem. Het was alsof de zware koffer licht was geworden. Hij ontdekte zijn eigen waarde, zijn eigen plaats en sinds die dag sprak hij over 'broeder donker en zuster licht".

Ze kunnen elkaar niet missen.

De kinderen hebben de symboliek van dit verhaal ervaren. Vervolgens voeren we hier een levensbeschouwelijk gesprek over; mogelijke vragen:

Vragen over het verhaal zelf: - Wat vond je van het verhaal? - Wat zijn Licht en Donker? - Kan je ‘Licht’ omschrijven?

(open; brengt licht in de ogen van andere mensen; brengt innerlijke verwarming en vreugde)

- Kan je ‘Donker’ omschrijven?

(vraagt naar de bekende weg; tast in het duister; heeft vragen; draagt grote last met zich mee want hij denkt dat niemand hem ziet, dat hij geen waarde heeft)

- Wat heeft Donker ontdekt?

(dat hij wel waarde heeft, dat mensen hem nodig hebben, dat licht niet zonder donker kan)

Vragen naar ervaringen van kinderen:

- Ervaar je zelf wel eens dat je je de ene dag rot voelt en de andere dag

helemaal ‘happy’? Hoe komt dat dan?

- Vraag je jezelf wel eens af hoe ‘belangrijk’ je bent?

- Heb je wel eens het idee dat anderen jou niet zo belangrijk vinden? Vragen naar de uiteindelijke zin (betekenis) van ervaringen:

- Wat voor gevoel krijg je als je het idee hebt dat anderen jou niet zo belangrijk

vinden?

- “Het was alsof de zware koffer licht was geworden. Hij ontdekte zijn eigen waarde, zijn

eigen plaats..” Kan je dat uitleggen?

- Wat is ieders waarde? Iedereen is belangrijk!

- Is respect voor jezelf en voor anderen belangrijk?

Iedereen hoort erbij, iedereen heeft waarde. Respecteer dus jezelf en een ander!

In het christendom zeggen ze dan ‘heb je naaste lief’.

- Kan je nu uitleggen wat ‘naastenliefde’ betekent?

Liefde voor de medemens, belangstelling naar anderen tonen ook al zijn die anders dan jijzelf; omkijken naar anderen, respect tonen.

Afsluiting (woensdag)

Het is dus belangrijk om jezelf en een ander te respecteren. Ter afsluiting van deze week maken we nu zelf kerstballen voor in de kerstboom met daarop een ‘respectboodschap’ voor een klasgenoot. (Eerst bespreken wat een respect-

boodschap is).

Op die manier kan je zelf respect aan iemand tonen. Het is daarnaast erg fijn om te horen dat iemand voor jou iets liefs heeft geschreven.

• Ieder kind mag een rondje uitkiezen (verschillende kleuren).

• Hierop schrijft hij/zij voor een ander kind of voor meerdere kinderen een respectboodschap.

• Hiervoor mag je een mooie gelpen uitkiezen.

• Vervolgens versier je je rondje, zodat het een echte kerstbal wordt.

• Dan maak je met de perforator een gaatje in de bovenkant.

• Daar doe je een lintje doorheen, zodat je hem in de kerstboom kunt hangen. Als we de kerstboom aan het eind van de week weer opruimen mogen de kinderen voor wie de boodschap bedoeld is de kerstbal meenemen.

Week 4

– naastenliefde en filosoferen over barmhartig handelen Doelen

- De kinderen krijgen op een indirecte manier (via een verhaal) ervaringen met

respect. In een filosofisch gesprek ervaren zij vervolgens (direct) hoe anderen met bepaalde dingen omgaan. Dit stimuleert wederzijds respect.

- De kinderen maken kennis met een filosofisch gesprek. Hierin moeten ze naar

elkaar luisteren en hun eigen mening kunnen geven.

- De kinderen maken kennis met een Bijbelverhaal en leren dat naastenliefde een

‘algemene boodschap’ van het Christendom is.

- Ze leren dat je naaste iedereen is, ook al heeft iemand een ander geloof. - Via een actieve interpretatie van het verhaal leren de kinderen wat de

betekenis is van barmhartig handelen ten opzichte van andere mensen (zoals de barmhartige Samaritaan uit het evangelie).

- De kinderen leren van elkaar door herkenning en verruiming van eigen en

elkaars ervaringen. Concrete levenservaringen en –vragen komen hierbij aan bod. Zo verrijken de kinderen hun religieuze ontwikkeling/godsdienstige identiteit.

- Door de kinderen stil te laten staan bij dingen waar ze normaal niet over na

zouden denken ontwikkelen ze hun eigen denkvaardigheden en ontstaat inzicht. Ik wil ze bijvoorbeeld in laten zien dat we uiteindelijk allemaal niet zo

verschillend zijn. Materialen

- Woord Voor Woord kinderbijbel, blz. 364-367 => ‘Een mens die wilde helpen’

Deze activiteit voer ik met de halve groep uit (dus twee keer). Doordat de groep dan kleiner is worden de kinderen meer betrokken tijdens het filosoferen. Ik ga met iedere groep in een kring zitten.

Inleiding

We hebben in de weken voor de kerstvakantie verschillende activiteiten uitgevoerd rondom ‘respect’. Daarnaast hebben we geleerd over verschillende godsdiensten, met name het christendom. Vandaag gaan we samen ‘filosoferen’. Weet iemand wat dat is? (=> uitleggen)

Ik vertel ook dat het zo leuk is omdat je alles mag zeggen, en niets is gek. Er wordt dus ook niet om anderen gelachen.

Ik begin met het voorlezen van een verhaal uit de kinderbijbel ‘Woord Voor Woord’ Een mens die wilde helpen10

Jezus en zijn vrienden waren al een eind op weg. Ze waren al dicht in de buurt van Jeruzalem. In een van de dorpen onderweg kwam een man naar hen toe.

'U bent Jezus,' zei hij. 'Van Nazaret of zo? Ik kom uit Jeruzalem. Ik ben een bijbelgeleerde bij de grote tempel in Jeruzalem. Ja, we hebben zo al wat van u gehoord, maar ik zou u graag enige vragen willen stellen. Zou dat kunnen?'

Er kwamen allemaal mensen omheen staan. Want als zo'n knappe man Jezus moeilijke vragen zou stellen, dan kon het spannend worden. Er was één koopman die niet

meeluisterde. Het was een norse man. Hij liep aan de overkant voorbij. Hij haalde zijn schouders op.

'Let maar niet op hem,' zei de geleerde man. 'Dat is een van de Samaritanen. Die vinden Jeruzalem niet goed genoeg. Ze hebben een eigen, heilig gebouw. Die Samaritanen zijn zo ouderwets, die lezen alleen de oudste stukken van de bijbel. Maar ik, ik kom uit Jeruzalem, en dat is de belangrijkste plaats voor God. En ik vraag u: Wat moet ik doen om gedaan te krijgen dat ik heel dicht bij God leef?'

'Makkelijke vraag,' zei Jezus. 'Wat staat er in de bijbel?'

'Hou van God en van wie je naaste is,' zei de man, 'dat weet ik heus wel.' 'Goed zo,' zei Jezus. Doe dat, dan krijg je gedaan dat je echt leeft.'

'Ja maar,' zei de man, 'van God houden, dat weet ik wel, maar wie is nou mijn naaste? Is dat degeen die naast mij is? Is dat maar iedereen, een goddeloos en slecht mens ook?' 'Goede vraag,' zei Jezus, 'je zult het wel merken.'

Toen vertelde Jezus dit verhaal: 'Iemand loopt over de weg van Jeruzalem naar Jericho. Hij heeft goed verdiend in Jeruzalem. Maar in de bergen wonen mannen die tegen de Romeinse soldaten vechten. Ze hebben geld nodig voor wapens en eten. Die mannen overvallen hem, slaan hem neer en gaan er met het geld vandoor. Ze laten hem half dood liggen. Dan komt er een priester langs. Hij heeft in de tempel van Jeruzalem van alles voor God gedaan. Daar denkt hij nog over na want het is belangrijk. Dan ziet hij de man liggen.

Die man kan wel dood zijn, denkt hij. Laat ik hem niet aanraken. Dat mag niet als ik net uit de tempel kom. Het is vies. En hij loopt aan de overkant van de weg voorbij.

Achter hem aan komt even later nog een hulp van de priester. Die ziet de man ook liggen. Die man kan wel dood zijn, denkt hij. Ik heb net in de tempel met schone handen gouden schalen voor God gedragen. Dan mag ik mijn handen niet vuil maken. Ook hij loopt aan de overkant van de weg voorbij.

In document Respect is toch belangrijk? (pagina 36-52)