• No results found

van deze 9 meisjes, waarbij een electroforese van de serumeiwitten werd uitgevoerd, bleek bij het eerste onderzoek de radio-activiteit van

de albuminefracties te hoog te zijn (te geringe bindingscapaciteit van het T.B.P.).

Vooral oestrogene stoffen hebben een gunstige invloed op de bindings­

capaciteit van het thyroxine aan het T.B.P. Dit ziet men doordat de verhoogde of normale radio-activiteit van de albuminefractie daalt tot lage waarden, zoals men dat gedurende de zwangerschap kan zien. Het enige meisje, dat een normale schildklierfunctie had en alleen met aethinyloestradiol en methyloestrenolum werd behandeld (100 en later 75 }' aethinyloestradiol per dag en 5 mg. methyloestenolum per dag ge­

durende 5 dagen per maand) vertoonde een stijging van het B.M. van + 12 tot + 20

% ,

een stijging van het P.B.I. van 7½ tot 8½ ?'

%

en een

daling van de radio-activiteit van de albuminefractie tot zeer lage waar­

den (zie A. XII).

Ook bij het meisje (A. Il) is aan het sterk afnemen van de radio-activi­

teit van de albuminefractie de gunstige invloed van de aan haar ge­

geven oestrogene stoffen te zien op de bindingscapaciteit van het T.B.P.

Het lijkt ons waarschijnlijk, dat oestrogene stoffen en schildklierhormo­

nen een gunstige invloed uitoefenen op het T.B.P. en tevens op de al­

gemene toestand. Want wij zagen het beste resultaat bij de genoemde groep van meisjes op de algemene klachten, op de algemene toestand, op het stijgen van het B.M. en op de genitale ontwikkeling (groei van de uterus en verbetering van de gestoorde cyclus), indien trijodotyro­

nine gegeven werd tezamen met een oestrogene stof (aethinyloestradiol).

Zoals reeds gezegd is, stijgt slechts bij 8 van de 18 meisjes met een verlaagd B.M. het B.M. tot O % of hoger.

Men kan bij de genoemde 18 meisjes niet van een hypothyreoïdie spre­

ken (behalve misschien bij A. II en A. VIII). Dus bij 16 van de 18 meisjes kon men zeker niet van hypothyreoïdie spreken, daar behalve 50

het verlaagde B.M. en de algemene klachten geen overtuigende aanwij­

zingen voor de diagnose hypothyreoidie aanwezig waren (zie overzichts­

schema). In de literatuur noemen sommige schrijvers dit een hypometa­

bole toestand. Kurland, Hamolsky en Freedberg delen het volgende mee :

Slechts een klein deel van de mensen, die een verlaging hebben van het B.M., vertonen duidelijke symptomen van een hypothyreoïdie. Bij pa­

tienten, die aan een hypothyreoïdie lijden, ziet men in de regel een goede reactie (o.a. het stijgen van het B.M., indien men schildklier­

poeder aan deze mensen toedient). Een verlaging van het B.M. ziet men ook bij een verlaagde werking van de hypophyse, een verminderde wer­

king van de ovaria, bij nephrosis en bij ondervoeding. Als deze oorzaken geëlimineerd zijn, blijft er nog een groot aantal mensen over met een B.M. tussen de - 20 tot - 30

% ,

die niet myxoedemateus zijn en die niet reageren op de toediening van schildklierpoeder. De oorzaak van deze verschijnselen is onbekend. De meest voorkomende klachten bij deze mensen zijn: lusteloosheid, snelle vermoeidheid, nervositeit, prik­

kelbaarheid, psychische labiliteit, gevoeligheid voor koude, hoofdpijn, niet nader te definiëren skeletpijnen, verminderde libido bij de man en menstruatiestoornissen bij de vrouw. Vaak wordt de diagnose "neu­

rose" ten onrechte gesteld. Bij deze mensen ziet men geen stijging van het B.M. na toediening van schildklierpoeder; evenmin verdwijnen de klachten. Er zijn hoge doseringen schildklierpoeder nodig, om het B.M.

iets te doen stijgen. Deze mensen hebben een normaal P.B.I., een niet of nauwelijks verhoogd serumcholesterol en een normale J131 uptake door de schildklier.

Vier mannen, die bovengenoemde klachten in meerdere of mindere mate hadden en tevens een verlaagd B.M. (tussen de - 20 tot - 25

% )

waren te voren gedurende 2 - 10 jaar met schildklierpoeder behandeld zonder enig succes. Toen nu aan deze mannen trijodotyronine gegeven werd, zagen zij een stijging van het B.M. optreden, terwijl de klachten verdwenen. Zij zagen echter betere resultaten van een combinatie van schildklierpoeder en trijodotyronine. Het B.M. steeg echter zelden tot boven de O

% .

Als verklaring voor bovenstaande verschijnselen dachten zij aan een perifere ongevoeligheid voor thyroxine, waarbij dan een te­

kort aan trijodotyronine zou optreden.

Ook wordt wel gedacht, dat de oorzaak van genoemde verschijnselen zou berusten op een stoornis in de absorbtie van het toegediende thy­

roxine en schildklierpoeder door de darm. Bij deze 4 mannen bestonden dezelfde algemene klachten als bij de door ons behandelde 1 8 meisjes bestonden. Ook het B.M. was bij beide groepen verlaagd en reageerde bij beide groepen slecht of niet op het gebruik van schildklierpoeder;

echter zag men in beide groepen wel een reactie van het B.M., nadat trijodotyronine gegeven was, maar het B.M. kwam niet boven de O

%

uit bij 10 van de 1 8 meisjes. De schrijvers noemen deze toestand hypo­

metabolisme.

R. Tittle beschrijft hetzelfde onder de naam van "metabole insufficien­

tie". Deze mensen hebben een verlaagd B.M., een normaal P.B.I.,

cho-lesterol en uptake door de schildklier van J131. Een zeer klein deel van deze mensen heeft "hypophyse" afwijkingen, nephrosis, lijdt aan ondervoeding, de ziekte van Adisson of aan een hypogonadisme. Hij meent, dat bij deze mensen de schildklierhormonen niet voldoende bij de stofwisselingsprocessen in de weefsels gebruikt worden.

Freedberg, Lee, Kirk en K vorning meldden, dat deze patienten geen stofwisselingsreacties vertonen op schildklierextracten, thyreoglobuline en thyroxine. Wel reageren deze patienten op trijodotyronine. De schrij­

ver (Tittle) wilde dit laatste zelf onderzoeken. 5 vrouwen en 3 mannen tussen de 22 - 55 jaar hadden een B.M. tussen de - 28 tot - 36

% .

Zij allen klaagden over vermoeidheid, stijfheid in de spieren en gewrich­

ten, koude, constipatie, vetzucht, droog haar en droge huid. Allen wa­

ren tevoren gedurende

½ -

5 jaar met schildklierpoeder zonder enig succes behandeld. De overige schildklierfunctieproeven waren normaal (B.P.l., J131 uptake en cholesterol). Genoemde patienten kregen 12½ tot maximaal 100 Î' trijodotyronine per dag. Na 4 - 8 weken werd het B.M. herhaald. Bij 6 patienten waren de klachten verdwenen en was het B.M. gestegen tot - 16

%

of hoger. Bij 2 patienten werd er geen re­

actie van het B.M. gezien, de klachten van deze 2 patienten verdwenen gedeeltelijk. Bij deze 2 patienten werd de therapie met trijodotyronine afgebroken, daar zij gingen klagen over slapeloosheid, palpitaties en toenemende nervositeit. Deze 3 klachten hebben wijzelf nooit gezien na het gebruik van trijodotyronine, maar wij gaven zelden meer dan 50 y trijodotyronine per dag.

Wel hebben wij genoemde klachten een enkele keer zien optreden na het gebruik van schildklierpoeder, waarbij de klachten verdwenen, als het schildklierpoeder door trijodotyronine vervangen werd. Onze erva­

ring is dezelfde als die van genoemde schrijvers en vrijwel alle in dit hoofdstuk te bespreken patienten bevestigen deze mening.

Ook onze patienten reageren slecht op schildklierpoeder en beter op tri­

jodotyronine. Het B.M. bij onze patienten stijgt, na het geven van tri­

jodotyronine, maar komt slechts bij 8 van de 18 meisjes boven de O

%

uit. Het B.M. stijgt slechts bij 2 meisjes na het geven van schildklier­

poeder.

Ook onze patienten zijn voor het grootste deel geen hypothyreoidiepa­

tienten te noemen, evenmin kan men zeggen, dat ze euthyreoied zijn.

Aangezien het begrip hypometabolisme officieel in de geneeskunde niet bestaat, is het moeilijk deze mensen als patienten te zien, hetgeen ze in werkelijkheid wel zijn.

Thans volgt er nog een overzichtsschema van de genoemde 19 meisjes.

Na dit schema worden deze meisjes in het kort besproken, waarbij de speciale aandacht voor de verschillende electroforesewaarden ge­

vraagd wordt. De resultaten van deze electroforeses zijn zeer moeilijk tabellarisch vast te leggen.

Een bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de patienten A. I, A. IX, A. XI, A. XIV en A. XVI, die vanaf het tijdstip, dat zij trijodotyronine gebruikten, in betrekkelijk korte tijd (gemiddeld een jaar) zeer in ge­

wicht toenamen, waarbij tevens de algemene klachten verdwenen. Pa-52

tiente A. X gebruikt het trijodotyronine sinds 4 maanden, waarna het gewicht is gaan stijgen.

A. I vertoonde pas een stijging van het B.M. in de zwangerschap; daar­

voor bleef het onder de O % .

Bij de bespreking van de patienten wordt steeds gezegd: ,,bij het en­

docrinclogisch onderzoek wordt gevonden". Alles wat bij het en­

docrinologisch onderzoek negatief uitvalt wordt niet genoemd.

Het endocrinologisch onderzoek bevat:

1) Een X-foto van de sella turcica en de handwortel beenderen (bot­

leeftijd).

2) een onderzoek naar de bijnierfunctie.

3) een onderzoek naar de bloedsuiker stofwisseling (glucosebelastings­

curve, insulinecurve en glucose-insulinecurve).

4) uitscheiding in de urine van 17-ketosteroiden, 17-hydroxysteroiden en F.S.H.

5) onderzoek van de schildklierfunctie.

6) nier- en leverfunctieproeven.

7) vitamine A-belastingscurve.

8) een dieet-anamnese.

9) onderzoek van de oestrogene werking door het maken van een vagi­

nale strijk.

Verklaring van enkele lettertekens in de grafieken:

B.M. : Basaal Metabolisme in procenten.

P.B.l.: Protein Bound lodine in gamma procenten.

M.: Menstruatie.

P.: (op de B.M. lijn) betekent partus.

In de therapielijst staat soms achter de dosering met aethinyloestradiol het cijfer (20).

Dit betekent, dat genoemde therapie gedurende 20 dagen per maand gebruikt wordt.

Evenzo staat er soms in de therapielijst achter de dosering van het me­

thyloestrenolum (5).

Dit betekent, dat genoemde therapie gedurende 5 dagen per maand, na het gebruik van de aethinyloestradiol gebruikt wordt.

V: betekent verloskundige patiente.

A: betekent patiente met een amenorrhoe of oligomenorrhoe.

De cijfers van 8 tot en met 40 op de B.M. lijn geven het aantal weken weer, dat de graviditeit gevorderd is.

L.m.: betekent laatste menstruatie.

a.t.: betekent à terme.

De cijfers onder de abscis geven de maand weer, waarin de bepalingen zijn uitgevoerd.

De getallen hieronder geven het cholesterolgehalte in milligramprocen­

ten weer.

Het woord "geen" boven de abscis betekent: geen therapie.

Nr. van de patiënten

I

A. 1 1 A. " 1 !\.. 111 1 A. IV I A. V I A. VI I A. Vll 1�-VlllF. 1x l A. X I A. XI I A. XII I A.xm

cretie gering I gedng I gering I gering 1 =�n

· ante- ante- retro- sub- ante- ante-

ante-groot ante-groot flexie flexie flexie septus noot flexie flexie . groot flexie

Nr. van de patiënten

gere- gere- gere- gere- gere- gere · spon-

gerc-1

geen gere-1 on-

1 1 J

1

1

gere-on-

1

1

1

gere-on- 1

geld geld geld

I

geld geld çield geld

I

geld ÇJeld

I

taan

I

geld gere-geld geld geld 1 1 ge,e- 1 1 ge,e- 1 1 gere-geld , gere-\leid

on-spon-1 gere-taan J geld

Verklaring van de afkortingen i

T-thyroxine, in milligrammen, als schildklierpoeder gegeven.

TT-trijodotyronine, in gammas.

A-aethinyloestradiol, in gammas, 25 dagen per maand ingenomen oraal.

M-methyloestrenolum, in milligrammen, na de aethinyloestradiol gedurende 5 dagen maandelijkse sublinguaal gebruikt.

A.XI. en A.XVIII. menstrueren nu spontaan, dat is zonder gebruik te maken van een progestatieve stof.

A.I. bevallen à terme van een levend kind.

A.XVII. menstrueert niet altijd na het gebruik van methyloestrenolum.

A.II. heeft ongeregeld bloedverlies, zonder dat ze methyloestrenolum krijgt, alle andere meisjes menstrueren maandelijks na het gebruik van methyl­

oestrenolum.