Habitattype
Vochtige heiden (hogere zandgronden) (H4010A)
(op overgang naar habitattype H3130: Zwakgebufferde vennen)
Bodem en humus
Humusvorm
Heidemormoder (initiële vorming)
Toelichting
Het humusprofiel duidt op een sterke verdroging en verzuring van een door zuur, zacht grondwater beïnvloed bodemprofiel. De infiltratie van de wortelzone met regenwater heeft echter nog niet geleid tot duidelijk waarneembare podzolkenmerken (uitspoelings- en inspoelingshorizonten). De
ectorganische humusontwikkeling loopt hier nog voor op de ontwikkelingen in het minerale deel van het humusprofiel. De bodemchemisch kenmerken van een podzolbodem (lage pH, lage Ca-
Vegetatie Datum: 2012/07/12 Oppervlakte proefvlak (m²): 9 Expositie: ONO Inclinatie (graden): 1 Bedekking totaal (%): 75 Bedekking kruidlaag (%): 70 Bedekking moslaag (%): 8
Gemiddelde hoogte kruidlaag (cm): 30
Maximale hoogte kruidlaag (cm): 50
Kruidlaag:
Erica tetralix 3 Gewone dophei
Calluna vulgaris 2b Struikhei
Molinia caerulea 2b Pijpenstrootje
Rhynchospora fusca 2m Bruine snavelbies
Betula pubescens (juv.) 1 Zachte berk
Drosera rotundifolia 1 Ronde zonnedauw
Rhynchospora alba 1 Witte snavelbies
Drosera intermedia + Kleine zonnedauw
Eriophorum angustifolium + Veenpluis
Narthecium ossifragum + Beenbreek
Trichophorum cespitosum + Gewone veenbies
Pinus sylvestris (juv.) r Grove den
Moslaag:
Hypnum jutlandicum 2m Heideklauwtjesmos
Sphagnum compactum (*) 1 Kussentjesveenmos
Campylopus introflexus (*) + Grijs kronkelsteeltje Lijkt te zijn geplagd, maar niet overal even diep. (*): determinatie / controle door Rienk-Jan Bijlsma.
Vegetatietype
VvN: Associatie van Gewone dopheide; typische subassociatie (11Aa2c) SBB: Idem (11A2c)
Toelichting
Fraai ontwikkelde, nog jonge heidevegetatie, behorend tot de associatie Ericetum tetralicis (subassociatie typicum). De vegetatie wordt door ASSOCIA ten onrechte toegedeeld aan de subassociatie sphagnetosum. De enige aanwezige veenmossoort (Kussentjesveenmos) is niet differentiërend voor laatstgenoemde subassociatie maar is een verbondskensoort. Het zeer abundant voorkomen van beide soorten Snavelbies en de aanwezigheid van Kleine zonnedauw duiden eveneens niet op een sphagnetosum, maar geven aan dat de begroeiing een overgang vormt van het
voorgaande successiestadium, de Associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies, naar een stabiele dopheide-vegetatie (representativiteit 3).
Indicatie voor kwaliteit habitattype
Profieldocument: goede kwaliteit
Database Habitattypen: type kenmerkend voor het habitattype (klasse 1).
Hydrologie Schatting grondwaterstanden: GHG (cm -mv): 25 GLG (cm -mv): 55 GVG (cm -mv): 37 Toetsingskader: Water Terrestrisch
diep perm. dr.val. inund. z.nat nat z.vo. vocht. m.dr. droog Kernbereik habitattype
Habitateisen veg.type S S
Ass. M.w.-Snavelbies S S
Actuele toestand (*)
(*) Op grond van inschatting GVG. A: aanvullend bereik; S: suboptimaal.
Meetpunt BOD11 ligt in een jonge, vochtige heide waarin relicten van het voorafgaand
successiestadium (de Associatie van Moeraswolfsklauw en Snavelbies) nog prominent aanwezig zijn. De geschatte GVG-waarde valt binnen de ranges van het habitattype Vochtige heide en van het aanwezige vegetatietype, dat op zijn beurt wijst op een goede kwaliteit van het habitattype. Het grondwaterregime levert dus geen beperkingen voor de verdere ontwikkeling van de vochtige heide. De actuele vochttoestand is echter niet optimaal (te droog) om het overleven van bovengenoemde pioniersoorten als onderdeel van een 'inslaggemeenschap' in de vochtige heide te garanderen.
Meetpunt BOD13
Habitattype
Zwakgebufferde vennen (H3130)
(op overgang naar habitattype H4010A en H7230: resp. Vochtige heiden van hogere zandgronden en Kalkmoerassen)
Bodem en humus
Humusvorm
Zure wormmull
Toelichting
Op deze plagplek heeft zich een humusprofiel ontwikkeld met een licht verzuurde wortelzone en een hoge calciumverzadiging. De lichte verzuring wordt veroorzaakt door een dunne regenwaterlens, die op de lemige zandlaag stagneert. Onder de wortelzone wordt de bodem beïnvloed door sterk basisch grondwater en stijgt de pH tot boven de 8.
Vegetatie
Datum: 2012/07/12
Oppervlakte proefvlak (m²): 9
Bedekking totaal (%): 60
Bedekking kruidlaag (%): 60
Gemiddelde hoogte kruidlaag (cm): 30
Maximale hoogte kruidlaag (cm): 60
Kruidlaag:
Eleocharis multicaulis 4 Veelstengelige waterbies
Juncus alpinoarticulatus s. alpinoarticulatus 2a Alpenrus
Agrostis canina 2m Moerasstruisgras
Hydrocotyle vulgaris 2m Gewone waternavel
Carex oederi s. oedocarpa 1 Geelgroene zegge
Juncus acutiflorus 1 Veldrus
Juncus bufonius 1 Greppelrus
Ranunculus flammula 1 Egelboterbloem
Carex elata + Stijve zegge
Carex nigra + Zwarte zegge
Carex panicea + Blauwe zegge
Equisetum fluviatile + Holpijp
Galium palustre + Moeraswalstro
Lysimachia vulgaris + Grote wederik
Lythrum salicaria + Grote kattenstaart
Mentha aquatica + Watermunt
Carex paniculata r Pluimzegge
Lycopus europaeus r Wolfspoot
Moslaag:
Campylium stellatum (?) + Sterrengoudmos (?)
20 jaar eerder is hier elzenbroek gekapt; 10 jaar eerder geplagd; er wordt jaarlijks gemaaid, maar niet in 2011 (jaar vóór opname).
Vegetatietype
VvN: Associatie van Veelstengelige waterbies (6Ac3). SBB: Idem (06C3)
Toelichting
Lage moerasvegetatie die is ontstaan na plaggen en wordt gedomineerd door Veelstengelige waterbies. De begroeiing is te soorten- en structuurrijk om als rompgemeenschap van deze soort geclassificeerd te worden. Ook qua standplaats is de begroeiing niet overeenkomend met de RG, die wordt gekenmerkt door ophoping van organisch materiaal in verzuurd en geëutrofieerd milieu
(Schaminée et al., 1995). Interessant - en voorzover bekend in ons land tot het Boddenbroek beperkt - is de combinatie van Veelstengelige waterbies en Alpenrus, een zeldzame soort die in het buitenland vooral in kalkmoerassen optreedt. Aangezien in de beschreven begroeiing behalve de Veelstengelige waterbies geen typische soorten van de Oeverkruid-klasse voorkomen, beschouwen wij de vegetatie als een onvolledig voorbeeld van bovengenoemde associatie (representativiteit 2). Overigens zijn meerdere Littorelletea-soorten elders in het Boddenbroek wel aanwezig.
Indicatie voor kwaliteit habitattype
Profieldocument: goede kwaliteit (mits niet in vochtige duinvalleien en niet in lijnvormige wateren)
Database Habitattypen: type kenmerkend voor het habitattype (klasse 1).
Hydrologie
Schatting grondwaterstanden:
GHG (cm -mv): -5 GLG (cm -mv): 25 GVG (cm -mv): 6
Toetsingskader:
Water Terrestrisch
diep perm. dr.val. inund. z.nat nat z.vo. vocht. m.dr. droog
Kernbereik habitattype A
Habitateisen veg.type S S
Actuele toestand (*)
(*) Op grond van inschatting GVG. A: aanvullend bereik; S: suboptimaal.
Conclusie
De geschatte GVG-waarde bij meetpunt BOD13 valt buiten het kernbereik van het habitattype maar binnen het aanvullend bereik. Voor het aanwezige vegetatietype geldt een vergelijkbare situatie. De vochttoestand is dus suboptimaal: de groeiplaats wordt onvoldoende geïundeerd en de invloed van het basisch grondwater reikt onvoldoende tot in de wortelzone. Het betreft hier dan ook een minder goed ontwikkeld voorbeeld van het vegetatietype. Overigens is voor de duurzame aanwezigheid en kwaliteit van het vegetatietype ook een actief beheer noodzakelijk: jaarlijks maaien en afvoeren, en periodiek verwijderen van eventuele sliblaagjes (nu niet aanwezig).
3.6
Boswachterij Ommen
Beheerder: Staatsbosbeheer
Natura 2000: Vecht- en Beneden-Reggegebied Ligging meetpunt:
Voor coördinaten, zie Bijlage 1
OMM06 Venrand met horsten van Pijpenstrootje en met veenmossen in de slenken tussen de horsten.