• No results found

marten van den berg

In document Nacht van de Democratie (pagina 66-69)

Misschien wel het belangrijkste onderdeel van het in alle haast op te stellen verkiezings-programma is het hoofdstuk voor economie. Toen in 2009 de wereldeconomie instortte en Nederland mee de misère in werd getrokken, bleek maar weer eens hoe afhankelijk onze economie is van ontwikkelingen op de inter-nationale markten. Nederland is altijd een zeer open economie geweest en die openheid is het afgelopen decennium alleen maar fors toege-nomen. Dit inzicht zou bovenaan op de nieuwe economische agenda van de Partij van de Arbeid moeten staan.

Geprofiteerd hebben we zeker van onze openheid. En dat doen we nog steeds. Ne-derland verdient zeventig procent van zijn bruto natio naal product in het buitenland en veel banen in Nederland zijn afhankelijk van buitenlandse investeerders.1 Deze comfortabele positie is echter geen gegeven. Economische

en politieke verhoudingen veranderen snel in de wereld en internationalisering leidt tot verdere economische specialisatie. Wil Neder-land blijven profiteren van zijn openheid, dan zijn twee aspecten cruciaal: de comparatieve voordelen die we hebben vragen versterking en het vermogen om ons aan te passen aan de ver-anderende mondiale economie moet worden vergroot.

Eén les uit de huidige crisis mag bovendien niet worden vergeten: markten kunnen niet zonder sterke overheden. Een sterke overheid is niet alleen nodig om een eerlijkere verdeling van de welvaart te bereiken maar ook om betere economische uitkomsten te creëren.

Wat we dus nodig hebben is minder ‘on-zichtbare hand’ en meer ‘‘on-zichtbare overheid’, vooral in markten waar de publieke belangen groot zijn ¬ een overheid die reguleert, die toezicht houdt, die regisseert en internationaal assertief en actief is. Helaas is het macro-eco-nomische beeld van de komende jaren daarbij niet gunstig. Forse tekorten en toenemende vergrijzingkosten maken pijnlijke keuzes voor deze overheid noodzakelijk.

69 comparatieve voordelen versterken

Zee, havens en rivieren die het achterland in lopen ¬ de gunstige ligging van ons land maakt het voor ons makkelijker een logistiek knoop-punt in Europa zijn. Maar onze ligging alleen zal niet voldoende zijn om de sterke positie in de logistiek die ons land heeft opgebouwd, vast te houden. Er is meer nodig om de pieken in ons economische landschap te behouden. Vooral tegen de achtergrond van de globalisering, die tot toenemende specialisatie en concurrentie leidt. We moeten daarom onze comparatieve voordelen versterken. Waar we vandaag goed in zijn, daar moeten we ook morgen goed in blijven: de technologie intensieve en hoogwaar-dige activiteiten.

Het aandeel van deze activiteiten in ons exportpakket is het afgelopen decennium fors toegenomen en dat moeten we vasthouden. Meer specifiek kun je naar de Balassa-index voor Nederland kijken, die een indruk geeft van onze comparatieve voordelen.2 Het is zaak om in die sectoren ¬ onder meer de zakelijke dienst-verlening, landbouw, water, energie, chemie, farmacie, medische industrie en voedingsmid-delenindustrie ¬ ook in de toekomst goed te blijven presteren.

Succesvol concurreren in die sectoren zullen we moeten doen op basis van kwaliteit, creativi-teit en vernieuwing. Dat vraagt om hoogwaardig onderzoek en uitstekend onderwijs, juist ook gericht op die sectoren. Daar moeten we in Ne-derland het wetenschappelijk en toegepast on-derzoek, het (beroeps)onderwijs en het bedrijfs-gerichte innovatiebeleid op inrichten. Zonder een sterke overheidsregie is dit niet mogelijk.

diplomatie

Een actieve economische diplomatie verdient eveneens een vast onderdeel op de nieuwe agenda nu globalisering niet langer synoniem is met het nog verder exporteren van het westerse model van marktdenken. Machtshebbers in China, India en Brazilië denken anders over de

verhouding tussen markt en overheid. Globa-lisering krijgt hierdoor een wezenlijk ander karakter, waarbij wij te maken krijgen met een buitenland waar de overheid een veel dominan-tere rol zal spelen in het economische proces. Die rol zal de Nederlandse overheid moeten matchen.

Nederlandse bedrijven staan in China, India, Brazilië en Rusland tegenover staatsbedrijven of bedrijven met nauwe banden met de over-heid. De Nederlandse overheid zal Nederlandse bedrijven daarom intensief moeten steunen op buitenlandse markten. Maar zelfs in een land als de Verenigde Staten bleek de staatssecretaris van Economische Zaken nodig om marktkansen voor Nederlandse bedrijven na de ramp Katrina te verzilveren.3 Het gaat niet om zaken als het verlenen van subsidies, maar om het geven van politieke steun ¬ politici die publieke deuren openen en marktbarrières op de agenda zetten in bilateraal politiek overleg.

Internationale overheidscontacten zijn daarnaast nodig om opkomende markten mee te krijgen in het naleven van sociale waarden: het tegengaan van kinderarbeid en het gebrek aan vakbondsrechten en veiligheid op de werk-vloer. De ervaring leert dat deze rechten geen automatisch gegeven zijn in de opkomende markten.

aanpassingsvermogen

Nederlandse bedrijven die exporteren zijn productiever dan bedrijven die zich puur op de nationale markt begeven.4 Internationalisering is, zeker voor onze relatief kleine economie, cruciaal voor de productiviteitsgroei. De sterke internationale positie van Nederland is geen vanzelfsprekendheid. We kunnen deze alleen vasthouden als we in staat zijn goed in te spelen op veranderingen elders in de wereld. Dat vraagt om het vermogen om je snel te kunnen aanpassen. Van belang is of Nederland in staat is zijn productiefactoren snel naar rendabele activiteiten te krijgen. Flexibele product- en arbeidsmarkten zijn daarvoor essentieel.

70

De oecd heeft een index voor flexibiliteit samengesteld, waaruit blijkt dat het aanpas-singsvermogen van Nederland ¬ ‘the ability to cope with globalisation’ ¬ beter kan.5 We scoren gemiddeld, maar onder bijvoorbeeld Scandinavische landen op factoren die relevant zijn voor ons aanpassingsvermogen: een flexi-bele arbeidsmarkt, een hoge kwaliteit van het onderwijs, een goed gekwalificeerde beroepsbe-volking, een hoge kwaliteit van het innovatie-systeem en een open houding naar buitenlandse bedrijven.6 Ook deze aspecten moeten belang-rijke pijlers zijn van de op te stellen economi-sche agenda. Snelheid van aanpassing bepaalt of we snel genoeg kunnen reageren op veran-derende omstandigheden op internationale markten en dus of we kunnen blijven profiteren van internationalisering.

outsourcing en offshoring

Het proces van specialisatie en het geografisch opknippen richt zich steeds meer op taken en activiteiten en niet op sectoren.7 Outsourcing en offshoring zullen zich hierdoor nog verder ontwikkelen. Daar angstig voor zijn is niet zinvol. Niet nodig ook. Mede door de insourcing (buitenlandse bedrijven die activiteiten naar Nederland verplaatsen), geeft dit immers voor Nederland als geheel een positief saldo. Buiten-landse bedrijven zijn verantwoordelijk voor 24% van de toegevoegde waarde, 21% van de bedrijfsinvesteringen en 15% van de werkgele-genheid in Nederland.8 In belangrijke sectoren als chemie, logistiek en transport en voedsel-verwerking hebben buitenlandse bedrijven veel activiteiten in Nederland geplaatst.

Verliezers van dit specialisatieproces zijn er ook. Mensen die door al deze veranderin-gen hun baan verliezen en nauwelijks elders opnieuw aan de slag komen. Hun verlies moet worden erkend en we moeten ze niet zomaar langs de kant laten staan. Ook hier ligt een belangrijke les uit het verleden. Te vaak zijn de positieve macro-groei-effecten van globalise-ring bejubeld, terwijl de verdelingseffecten met

daarin ook verliezers onvoldoende werden on-derkend. We zullen ons aanpassingsvermogen moeten vergoten en tegelijkertijd voor iedereen een perspectief op werk moeten bieden. Juist daar zit de sleutel van een groter aanpassings-vermogen: bij een overheid die ook via een sterke sociale agenda de flexibiliteit verhoogt. Hogere flexibiliteit en een sterkere rol van de overheid, het lijkt een paradox. Maar juist sterke prikkels van de overheid moeten partijen aanzetten tot training en herscholing en trajec-ten voor ‘een leven lang leren’. Een activerend sociaal stelsel maakt het makkelijker voor men-sen om, indien nodig, van baan te veranderen en is zo de beste bescherming tegen werkloos-heid. Ook de groep zzp’ers moet maximaal worden ondersteund in hun ondernemings- en scholingsbehoefte ¬ recente ontwikkelingen op de arbeidsmarkt laten immers zien dat zij een belangrijke rol spelen op een flexibele arbeidsmarkt.

markt en overheid

Veel maatschappelijke functies worden ver-zorgd op het snijvlak van markt en overheid ¬ de gezondheidszorg, het onderwijs, het openbaar vervoer. Bij het waarborgen van de publieke functies maakt de overheid veelvul-dig gebruik van markten. De financiële crisis wordt vaak aangehaald om aan te tonen dat deze markten falen bij het leveren van maatschap-pelijke diensten en dat de overheid het heft weer in eigen hand moet nemen. Maar voordat we het kind met het badwater weggooien, is het raadzaam een onderscheid te maken tussen ‘markten’ en ‘zelfregulering’.

Markten kunnen zeer ondersteunend zijn in het invullen van maatschappelijke behoef-ten. De financiële markten hebben echter laten zien wat er kan gebeuren als de overheid te veel afwezig is in de markt, als te veel vertrouwd wordt op zelfregulering. Dan gaat het mis. De vragen die dat heeft opgeroepen zijn niet alleen relevant voor de financiële sector. Vergelijkbare vraagstukken spelen ook in andere sectoren met Marten van den Berg Bezuinigen met beleid

71 publieke belangen. Welke verstrengeling van

de publieke en commerciële functie maakte het systeem kwetsbaar? Waarom waren regels on-toereikend? Waarom bleken financiële buffers onvoldoende? Waarom schoten toezichthouders tekort? En waarom was er een gebrek aan inter-nationale samenwerking in het toezicht? Kiezen voor een strikte scheiding tussen publieke en commerciële functies maakt beant-woording van deze vragen overbodig. Dat zou een makkelijke oplossing zijn. Zo bepleiten in

de financiële sector sommigen een waterschei-ding tussen investeringsbanken en spaarban-ken. Deze oplossing komt voort uit de gedachte dat perfect toezicht een illusie is. Het is echter de vraag of een perfecte scheiding wel mogelijk is en of we daarmee niet marktprikkels die tot vernieuwing leiden, gaan missen.

We zullen mijns inziens de oplossing toch moeten zoeken in een betere ordening. Dat vraagt om scherpere regels, beter en strenger toezicht, betere corporate governance, hogere fi-nanciële buffers en juiste beloningsprikkels voor de individuele bestuurder. Ook zullen we moe-ten nadenken over de kwaliteit van de toezicht-houder en hoe die te borgen. Bij internationale markten komt daar nog het vraagstuk van global governance bij: zorgen dat toezicht en regelge-ving meegroeien met het proces van internati-onalisering. Zoals Baarsma en Theeuwes in hun bijdrage in s&d laten zien, kunnen markten een uitstekende rol vervullen bij het leveren van publieke diensten.9 We zullen alleen opnieuw naar de relatie tussen markt en overheid moeten kijken, omdat marktwerking weliswaar tot meer efficiency kan leiden, maar de overheid

een hoofdrol hoort te spelen in de ordening van die markten. Regulering en toezicht moeten meegroeien met de complexiteit van markten ¬ dat waren we de afgelopen jaren vergeten.

tempo van bezuinigen

De crisis heeft diepe wonden achtergelaten in de overheidsbegroting. De reddingsoperaties, de werking van de automatische stabilisatoren en de fiscale stimulansen door de overheid heb-ben het begrotingstekort ver boven het emu-maximum gebracht. Voeg daarbij de zilveren tsunami (vergrijzing) die voor de deur staat en een fors budgettair probleem laat zich zien. De komende jaren zullen bedrijven, ban-ken en consumenten vooral bezig zijn met het afbouwen van hun schulden en het opschonen van hun balansen. Dit zet een rem op het eco-nomisch herstel.10 Veel meer dan 1,5% econo-mische groei per jaar lijkt er de komende tijd niet in te zitten. Dat betekent dat de overheid voorlopig zeer voorzichtig zal moeten omgaan met het terugbrengen van het begrotingstekort. Terugdringing van het tekort vereist een goede afweging van verschillende risico’s. Aan de ene kant het risico dat met het huidige begrotingstekort schuldeisers een substantieel hogere rentevergoeding gaan vragen. Aan de andere kant moeten we het tekort niet te snel willen oplossen want dat brengt het economisch herstel in gevaar. De timing is uiterst relevant want het tekort moet wel tijdig worden terugge-drongen indien het economisch herstel doorzet en de investeringen aantrekken ¬ anders zal de toenemende vraag naar krediet een opwaartse druk geven op de rente. Exit-strategieën zullen dus voorzichtig moeten worden uitgevoerd. De komende jaren vormt de vraagzijde een groot probleem. In 2010 is het de groei van de internationale handel (7,5%) die de Nederlandse economie uit het dal trekt. In 2011 voorspelt het cpb een geringere groei in de wereldhandel (5,5%), een kleine toename van de bedrijfsinves-teringen (2%) en nog nauwelijks herstel van de consumptieve uitgaven (0,5%).11 Veel meer dan

De overheid kan ons aanpassings­

In document Nacht van de Democratie (pagina 66-69)