• No results found

De hoogbejaarde Deng Xiaoping, nog steeds de machtigste man in China, ook al is zijn enige officiële functie het erevoorzitterschap van de Chinese Bridge-Associatie, heeft de Volksrepubliek de afgelopen vijftien jaar gemoderniseerd in een mate waarvan andere communistische machthebbers nu nog slechts kunnen dromen.

Dat verklaart wellicht waarom China nog steeds communistisch is. Maar één ding heeft Deng niet gedaan. Hij heeft geen geheime rede op een partijcongres gehouden, waarin hij ideologisch brak met zijn voorganger. Dat was wat Nikita Chroesjtsjov in 1956 deed met Stalin, op het twintigste partijcongres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Achteraf is die rede het begin geweest van de ineenstorting van het wereldcommunisme.

De Chinese machthebbers hebben al vrij snel na zijn dood afscheid genomen van het politieke program van Mao Zedong (1893-1976). Maar officieel is hij nog steeds de aartsvader van het regime, zij het met de kwalificatie dat hij ‘fouten’ heeft begaan. Net als van Stalin heet het dat hij ‘30 procent fout, 70 procent goed’ was, als de balans wordt opgemaakt. Kennelijk wordt een definitieve breuk met de Lenin en Stalin van de Chinese Revolutie te gevaarlijk geacht voor het regime. Vandaar de feestelijkheden in de Volksrepubliek ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van Mao; vandaar de officiële woede in Peking over de aan hem gewijde

BBC-documentaire.

Het is een mooie film, die voor de liefhebber niet veel nieuws bevat, maar aan het al bekende fascinerende beelden toevoegt. De Culturele Revolutie begon bijna dertig jaar geleden met de fameuze zwemtocht van Mao in de Xiang Jiang. Die is nu eindelijk te zien, vergezeld van ontluisterend commentaar: Mao was zo dik dat hij zonder een arm uit te steken toch wel bleef drijven en de felle stroom van de rivier zorgde ervoor dat hij tien kilometer verder kwam zonder er moe van

te worden. Mooi is ook het tafereel met zijn soldaten, die gekleed en in het gelid te water gaan.

Jarenlang heb ik gelezen over de ‘massacampagnes’, het kenmerkende

mobilisatie-instrument van het maoïstisch regime, waarbij de hele bevolking dagen en weken in touw was voor een of ander doel. Hier zag ik eindelijk beelden van zo'n campagne, de beroemde tegen spreeuwen, die het zaaigoed wegvraten. Wekenlang werden de vogels met geratel, het slaan met pannendeksels en het wapperen met vlaggen opgejaagd, totdat ze uitgeput op de grond vielen en ten dienste van de opbouw van het socialisme konden worden afgemaakt. Een vrachtauto vol dode spreeuwen: het is een onvergetelijke samenvatting van wat het maoïsme inhield. (Het succes van de campagne was zo groot dat vervolgens een insectenplaag uitbrak. Ook daartegen werd een massacampagne gevoerd.)

Wat ze in Peking ook niet leuk vonden waren de uiteenzettingen van Mao's dokter over zijn seksuele liefhebberijen: orgieën met jonge, domme boerenmeisjes, die het een hele eer vonden met zijn allen de oude dikzak te bevredigen. Volgens de arts plaatste Mao zich daarmee in een typische Chinese traditie, want op het platteland was geslachtelijke omgang eigenlijk het enige vertier dat ‘de idiotie van het

boerenleven’ (Marx!) verbrak. Het is een prachtig verhaal, verteld in het Chinees, al hoort men twee of drie keer de termen ‘entertainment’ en ‘playmates’ vallen.

Ook in ander opzicht legt de documentaire de nadruk op het traditionele van Mao's leiderschap. Hij past meer in de Chinese imperiale traditie, dan in de

marxistisch-revolutionaire. Van Marx en het marxisme wist hij eigenlijk niks; des te meer was hij thuis in de Chinese geschiedenis en in de machiavellistische teksten over hofpolitiek. Hij vergeleek zichzelf graag met de eerste keizer van China, de man die de Grote Muur bouwde en hij pochte vaak dat die maar 460 intellectuelen had laten afmaken, hijzelf daarentegen wel 46.000.

Omdat dit alles verleden is en Mao al vijftien jaar lang is opgezet in een protserig mausoleum, krijgen deze beelden en commentaren iets ontwapenends - dit alles heeft geen politieke relevantie meer. Toch moet men zich realiseren dat het hier gaat om de grootste massamoordenaar van de twintigste eeuw.

Alleen al zijn ‘Grote Sprong Voorwaarts’, de campagne die in 1958 begon om China in een klap in het rijk van het socialisme te voeren, kostte ruim veertig miljoen doden. Er is ook geen enkele reden om te

twijfelen aan het getal dat wordt genoemd als het gaat om het aantal mensen dat op enige manier het slachtoffer werd van de Culturele Revolutie: honderd miljoen. De bekendste was Deng zelf, ‘De tweede leidende persoon in de partij die de

kapitalistische weg bewandelt,’ zoals hij toen werd aangemerkt. Het Parool, 22 december 1993.

Onverbeterlijk (1997)

De Amerikaanse senator Strom Thurmond, Democraat, heeft bekendgemaakt geen nieuwe ambtsperiode na te streven. Hij is van plan in het jaar 2000, op zijn 97ste, na ruim veertig jaar in de Senaat, van een welverdiende oude dag te genieten.

De socioloog Wim F. Wertheim is daar nog niet aan toe, maar die is dan ook vijf jaar jonger. Ik ben een overtuigd tegenstander van leeftijdsdiscriminatie, maar de consequentie daarvan is dat jeugd of ouderdom geen verlichtende omstandigheid is als het gaat om de beoordeling van intellectuele prestaties.

De prestatie waar het hier om gaat, is Wertheims laatste boek: Third World Whence and Whither? (Derde wereld - vanwaar en waarheen?). Begin jaren vijftig was Wertheim (tot zijn emeritaat hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam) nog een bewonderaar van Stalin en de Sovjet-Unie. Na Stalins dood verplaatste hij zijn idealen naar de Volksrepubliek China. Een groot deel van zijn boek gaat daarover en vooral over de relevantie van wat hij noemt ‘het maoïstische model’ voor de derde wereld.

Het rare van zijn betoog is dat hij vindt dat dit ‘maoïstische model’ in China gestalte kreeg in de jaren 1962-1964. Dat zijn namelijk de jaren dat Mao Zedong politiek min of meer was uitgerangeerd en president Liu Shaoqi en partijsecretaris Deng Xiaoping het roer hadden overgenomen. Beiden zouden vanaf 1966 de voornaamste doelwitten vormen van de toen door Mao geproclameerde ‘Culturele Revolutie’; Liu werd in 1969 vermoord.

Dat Mao Zedong in 1962 werd weggemanoeuvreerd, had alles te maken met de campagne ‘Drie Rode Banieren’ (beter bekend als ‘De Grote Sprong Voorwaarts’) die hij in 1958 had doorgedreven en die

uitliep op de allergrootste hongersnood uit de geschiedenis.

Zelfs Wertheim ontkent nu niet meer dat die campagne een mislukking was, maar gaat geweldig tekeer tegen degenen die schrijven dat er wel meer dan ‘een paar miljoen’ slachtoffers vielen. (Wertheim vindt nog steeds dat je bij de emancipatie van de mensheid niet moet klagen over slachtoffers, zoals hij ook niet moe wordt uit te leggen dat democratie en gezeur over de mensenrechten de goede zaak alleen maar in de weg staan.)

Volgens Wertheim zijn schattingen van het aantal slachtoffers van De Grote Sprong Voorwaarts die in de orde van grootte van veertig tot vijftig miljoen doden liggen, misplaatst, omdat die gebaseerd zijn op de volkstelling van 1953. De cijfers van die volkstelling zijn volgens hem onbetrouwbaar.

Daar staat tegenover dat Wertheim volstrekt overtuigd is van de betrouwbaarheid van de cijfers en gegevens die hij bij zijn vier bezoekjes aan China door de jaren heen heeft vergaard. Dit deed hij door - zonder Chinees te kennen - zijn gulle gastheren na te praten of andere westerse fellowtravellers daar te ondervragen, die in het algemeen even ter zaakkundig als objectief waren - dat spreekt. Een beroemd voorbeeld is nog altijd wat Edgar Snow, de grote vriend van Mao en de partijtop sinds de jaren dertig, als zelfportret uit Mao's mond optekende: ‘Ik ben een eenzame oude monnik met een lekkende paraplu.’ De juiste vertaling was: ‘Ik sta boven God en gebod.’

Vorige week werd de jaarlijkse prijs voor de beste publicatie over grove

schendingen van de rechten van de mens uitgereikt aan Jasper Becker, voor zijn boek Hungry Ghosts: China's Secret Famine (1996). Tussen 1958 en 1962, concludeert hij, leden vijfhonderd miljoen Chinezen onafgebroken honger en bezweken er 46 miljoen. Tibet werd het ergst getroffen: daar kwam bijna een vijfde van de bevolking van honger om.

Oorzaak: de door Mao doorgedreven collectivisering van de landbouw en het echte maoïstische ontwikkelingsmodel. Dat was deels gebaseerd op de halvegare biologische denkbeelden van Stalins favoriete geleerde, Trofim Lysenko, deels op eigen

bedenksels van de Grote Roerganger (die helemaal niets van landbouw afwist, maar vond dat je beter ‘rood’ dan deskundig kon zijn), zoals de opdracht rijstplantjes veel dichter naast elkaar te planten dan gebruikelijk. Volgens Mao zou daardoor de oogst per vierkante meter groter worden; in werkelijkheid verstikten de plantjes elkaar.

Overigens had de volkstelling van 1982 al duidelijk gemaakt dat in deze periode tientallen miljoenen Chinezen moeten zijn gestorven. In de provincie Hopei (waarin Peking ligt) leefden dat jaar nog 1.116.253 mensen die in 1958 zijn geboren. Dat is twee keer zoveel als in 1982 de jaargang telde die in 1961, op het dieptepunt van De Grote Sprong Voorwaarts, was geboren: 562.415.

Dit alles had Wertheim kunnen weten. Serieuze studies over China treft men in zijn literatuurlijst nauwelijks aan; onbeschaamd en onverbeterlijk blijft hij dezelfde onwaarheden en misvattingen uitkramen die twintig jaar geleden al uitvoerig zijn weerlegd en aan de kaak zijn gesteld in het grote China-debat.

Zijn bekommernis met de arme boeren in de derde wereld vertaalt zich nog steeds in de verheerlijking van communistische tirannen die hen erger dan ooit onderdrukten. Mijn enige troost is dat niemand hem nog serieus neemt - behalve ik nu in dit stuk.

Het Parool, 17 december 1997.