• No results found

manifesteren, wordt de kans groot dat de som meer is dan de delen. In hun

Roekeloos werd er ook omgegaan met de nalatenschap van pestdoden. Alweer

Van Beverwijck verwondert zich erover dat in sterfhuizen ‘... als den huysraet ende

inboedel eenige weken daer nae verkoft wert, elck een na het erf-huys toe-loopt, al

of hy te laet soude komen, om syn doot goede koop te hebben’

218

. Een zelfde gedrag

werd in Rotterdam gezien. Een week na het overlijden volgde veiling van de

bezittingen. Van een tweede-handsklerenverkoper werden binnen de kortste keren

huisraad en kleren - waaronder de altijd als bij uitstek verdacht beschouwde

rouwmantels! - geveild. Men schroomde ook niet na een week kleren van een

gestorven pestzieke aan te trekken

219

.

Klimaat en jaargetijde, woon- en leefomstandigheden, het zwaard van oorlog en

honger, de markt en de straat, roekeloosheid, gebrek aan kennis en onbaatzuchtigheid

- hoe onvergelijkbaar en ongelijksoortig deze factoren ook zijn - zij vormden de

omstandigheden waarin een ziekte als de pest zich kon uitbreiden. Daarin lagen de

kansen om een reputatie op te bouwen die geen enkele infectie in de

wereldgeschiedenis heeft gehad. Haar kracht om uitgestrekte gebieden te bezoeken

en in alle milieus door te dringen lag juist in de vele mogelijkheden die daarvoor ter

beschikking stonden. Favorieten van de pest zijn er altijd en ze zijn overal aanwezig.

Weliswaar niet steeds allemaal tegelijkertijd, maar waar ze zich met meer

manifesteren, wordt de kans groot dat de som meer is dan de delen. In hun

complementariteit kunnen de gevolgen extreem zijn. Dat is moeilijk aan te tonen.

Wanneer, waar en in welke mate al de beschreven factoren en omstandigheden hun

rol hebben gespeeld in de verspreiding van het kwaad valt al moeilijk te bepalen,

laat staan dat we in staat zijn de wederzijds versterkende invloed van de favorieten

in concrete pestsituaties te meten. Dat is wat onbevredigend. Maar dat de besmetting

onder die ‘gunstige’ omstandigheden zich des te sterker kon laten gelden, is meer

dan plausibel. Het beeld dat in het voorgaande is geschetst, laat zonder meer de

conclusie toe dat aan Gods gave niet of nauwelijks te ontkomen viel. Zelfs als de

dood snel verzadigd is, dan nog wordt altijd de in de pre-industriële tijd zo broze

regelmaat van het bestaan volstrekt verstoord en kraakt de samenleving in al haar

voegen. Die maatschappelijke ontwrichting zal ons in het vervolg uitgebreid

bezig-93

houden, maar er rijst nog een vraag. Was de dood wel eens snel tevreden? Met deze

kwestie keren we aan het slot van dit hoofdstuk terug naar de demografie.

Eindnoten:

120 A.J.M. Brouwer Ancher, ‘De pest en hare bestrijding in vroeger eeuwen’, De Gids 18 (1900), 164; H. ten Boom en J. van Herwaarden (Eds.), ‘Rotterdamse kroniek. Aantekeningen van Rotterdamse stadssecretarissen, 1315-1499 (1570); in: Nederlandse Historische Bronnen, deel 2 ('s-Gravenhage 1980), 37; F.W. Buchner, Verhandeling, 55-75; Cardilucius, Tractat, 23, Zuschrift; Van Diemerbroek, Traktaat, 3-4; Dijkstra, Een epidemiologsiche beschouwing, 24-42; Gerbenzon, Het aantekenboek van Dirck Jansz., 74, 85; Goris, Beknopte verhandeling, 13; Van Lochem, Het pestvraagstuk, 5202-5213, 5217; Id., Punten van vergelijking, 1941-1943; Shrewsbury, A history of bubonic Plague, 2-3; Velius, Chronyk van Hoorn, 502.

121 Dijkstra, Een epidemiologische beschouwing, 30-41; Van Lochem, Het pestvraagstuk, 5203. 122 Vgl. Van Veen, De pest en hare bestrijding, 41.

123 Zie hiervoor hoofdstuk 1 ad noot 3, 6 en 34. Vgl. Post, Famine, 37. Zie voor de ‘kleine ijstijd’: Jan de Vries, ‘Histoire du climat et économie: des faits nouveaux, une interprétation différente’, Annales. Economies. Sociétés. Civilisations 32 (1977), 198-226. Mogelijk kan het overwinteren van de pest met behulp van de uit de trekvaartadministraties af te leiden temperatuurgegevens verder worden onderzocht.

124 B. Wander, ‘Zindelijk Nederland. Opmerkingen over de hygienische toestanden in ons land gevonden in reisjournalen van vreemdelingen (1517-1810)’, Volkskunde 75 (1974), 169-200. 125 Dijkstra, Een epidemiologische beschouwing, 84.

126 Voor een opgave van de uitgegeven rechtsbronnen zie de opgave in B.H.D. Hermesdorf, Rechtsspiegel. Een rechtshistorische terugblik in de Lage Landen van het herfsttij (Nijmegen 1980), VII-XI.

127 Nusteling, Welvaart en werkgelegenheid, 234; N.W. Posthumus, De geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie ('s-Gravenhage 1939), dl. 2, 18 en dl. 3, 882.

128 Ed Taverne, In 't land van belofte: in de nieue stadt. Ideaal en werkelijkheid van de stadsuitleg in de Republiek 1580-1680 (Maarssen 1978), 211, zie ook 204-205.

129 Taverne, In 't land van belofte, 212-213.

130 Moquette, Pestepidemieën in Rotterdam, 40. Zie ook H.L. Houtzager, Medicyns, vroedwyfs en chirurgyns. Schets van de gezondheidszorg in Delft en beschrijving van het Theatrum Anatonicum aldaar in de 16e en 17e eeuw (Amsterdam 1979), 18 en Krul, Zeven pestboekjes, 918. 131 Goris (Beknopte verhandeling, 34) vormt een uitzondering, zoals nog aan de orde komt. 132 Bik, Vijf eeuwen medisch leven, 139.

133 Zie hoofdstuk I.2.

134 Appleby, The Disappearance of Plague, 164. Zie ook E. le Roy Ladurie, ‘Un concept: l'unification microbienne du monde (XIVe-XVII siècles)’, Revue Suisse d'Histoire 23 (1973), 632.

135 Zie hoofdstuk I.2.

136 Dijkstra, Een epidemiologische beschouwing, 79. Van Diemerbroek brengt deze rattensterfte overigens niet in verband met pest, maar met vergiftiging.

137 Van Lochem, Het pestvraagstuk, 5204.

138 Dijkstra, Een epidemiologische beschouwing, 70-79; Van Lochem, Punten van vergelijking, 1939-1940.

139 Swinnas, De pest-stryt, 26.

140 Scheltema, Eenige geschiedenissen, 19. 141 Van Veen, De pest en hare bestrijding, 38-39. 142 Zie hoofdstuk III.1 ad noot 61.

143 Dijkstra, Een epidemiologische beschouwing, 82-85; Van Lochem, Punten van vergelijking, 1940-1941.

144 Dijkstra, Een epidemiologische beschouwing, 63 e.v. 145 Dijkstra, Een epidemiologische beschouwing, 42. 146 Vgl. Slack, The Impact of Plague, 9 e.v.

147 Als Morris gelijk zou hebben met zijn opvatting dat longpest aan builenpest vooraf kan gaan, is de ratten-these uiteraard een nekslag toegebracht. Zijn ideeën lijken ons in het licht van de hoofdstroom in het epidemiologisch onderzoek toch wel erg wild (zie hoofdstuk I ad noot 3). 148 Zie hoofdstuk I ad noot 7.

149 De epidemiologische argumenten hiervoor laten we door ons gebrek aan deskundigheid op dit punt voor wat ze zijn.

150 Vgl. hoofdstuk I ad noot 28. De mensenvlo kan ook op dieren huizen. Over luizen, huidcontact en besmet vlees matigen we ons geen oordeel aan. Door moderne epidemiologen worden deze besmettingswijzen laag of helemaal niet genoteerd.

151 Zie bijv. Slack, The Impact of Plague, 7-17.

152 R. van Uytven, ‘Politiek en economie: de crisis der late XVe eeuw in de Nederlanden’, Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis 53 (1975), 1104.

153 Bijvoorbeeld in 1623 toen ook allerlei andere besmettelijke ziekten de pest vooraf gingen en later vergezelden. Vgl. Fokker, Onderzoek naar den aard van de epidemische en contagieuse ziekten, 109.

154 L. Knappert, De opkomst van het protestantisme in eene Noord-Nederlandsche stad. Geschiedenis van de Hervorming binnen Leiden van den aanvang tot op het beleg (Leiden 1908), 211-212. 155 J. Smit, ‘De levensmiddelenpolitiek in Den Haag gedurende de jaren 1572-1574; Bijdragen

voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde 6 (1919), 275; W.S. Unger, ‘De

levensmiddelenverzorging van Leiden tijdens het beleg in 1574’, Tijdschrift voor Geschiedenis, Land- en Volkenkunde 30 (1915), 92.

156 Goyarts, De pest te Roosendaal, 34.

157 Banga, Geschiedenis van de geneeskunde, 28; Moquette, Pestepidemieën in Rotterdam, 29-30. 158 A. van Bemmel, Beschryving van de stad Amersfoort, deel 2 (Utrecht 1760), 950.

159 Nusteling, Binnen de vesting Nijmegen, 48. Volgens Buchner (Verhandeling, 75-76) moet de soldatenziekte worden onderscheiden van de pest. Hij baseert zich mogelijk op Van Diemerbroek (zie Banga, Geschiedenis van de geneeskunde, 420).

160 Swinnas, De Pest-stryt, 15. 161 Slack, The Impact of Plague, 73.

162 Indirekt door invoerverboden teneinde de pest te weren (zie hoofdstuk III.6). Over de relatie tussen pest en prijsstijgingen eveneens hoofdstuk III.6).

163 L. Noordegraaf, ‘Levensstandaard en levensmiddelenpolitiek in Alkmaar vanaf het eind van de 16de tot in het begin van de 19de eeuw’, in: Alkmaarse Historische Reeks 4 (1980), 73; Id., ‘Death, Famine and Social Policy in the Dutch Republic at the End of the Sixteenth Century’, in: Peter Clark (Ed.), The European Crisis of the 1590's. Essays in Comparative History (London 1985), 76, 83 (met een o.i. te direkte relatie tussen duurte in de periode 1595-1599 en de pest van de jaren kort na 1600. Id., Hollands welvaren?, hoofdstuk I).

164 Christina Ligtenberg, De armezorg te Leiden tot het einde van de 16e eeuw ('s-Gravenhage 1908), 294. Voor pest in dat jaar in Leiden is tot nu toe geen bron gevonden (zie bijlage 1). 165 J.H. van Dale, ‘De pest te Sluis, in de tweede helft der zeventiende eeuw’, Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch Vlaanderen IV (1859), 117-118.

173 Henriette A.Bosman-Jelgersma, Pieter van Foreest. De Hollandse Hippocrates 1521-1597 (Heiloo 1984), 16.

174 Van Beverwijck, Bericht van de pest, 21.

175 Zie hierboven hoofdstuk II.2 ad noot 24 en J. Charlier, La peste à Bruxelles de 1667 à 1669 et ses consequences démographiques (Brussel 1969), 37-38.

176 Vgl. Slack, The Impact of Plague, 324. 177 Bourgois, Mesures et precautions, 50-58.

178 Van Andel, Pest te Gorinchem, 1850; Bik, Vijf eeuwen medisch leven, 103; Brouwer Ancher, De pest en hare bestrijding, 172.

179 J.H. van Dale, ‘De pest te Sluis, in de eerste helft der zeventiende eeuw’, Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid van Zeeuwsch Vlaanderen III (1858), 185. 180 Van Eeghen, De pest in de 17de eeuw, 95.

181 M.A. van Andel, ‘Plague Regulations in the Netherlands’, Janus 21 (1916), 440; Brouwer Ancher, De pest en hare bestrijding, 171-172; Van Dale, De pest te Sluis in de tweede helft der zeventiende eeuw, 118; Fokker, Onderzoek naar den aard van de epidemische en contagieuse ziekten, 72; W.S. Unger, ‘Middeleeuwsche ordonnantien enz. van Leiden betreffende de levensmiddelen’, in: Verslagen en Mededeelingen van de Vereeniging tot Uitgaaf der Bronnen van het Oud-Vaderlandsch Recht VI (1915), 662-664.

182 GA Haarlem, vroedschapsresolutie 9-9-1566. 183 Ten Kate, De pestkeuren in Kampen, 1657.

184 J. Heurnius, Het noodigh pestboeck (Leiden 1600), 31 (geciteerd in: Van Andel, Pestepidemieën te Gorinchem, 1850).

185 Van Andel, Pestepidemieën te Gorinchem, 1845.

186 Buchner, Verhandeling, 277; Overvoorde, Maatregelen, 74. 187 Ten Kate, De pestkeuren in Kampen, 1656.

188 Bik, Vijf eeuwen medisch leven, 102; L.M. Rollin Couquerque en A. Meerkamp van Embden (Eds.), Rechtsbronnen der stad Gouda ('s-Gravenhage 1917), 172.

189 Meunier, La peste à Delft, 200.

190 Jan Kuys e.a. (Eds.), De Tielse Kroniek. Een geschiedenis van de Lage Landen van de Volksverhuizingen tot het midden van de vijftiende eeuw, met een vervolg over de jaren 1552-1566 (Amsterdam 1983), l77.

191 Van Andel, Plague Regulations, 417.

192 Unger, Middeleeuwsche ordonnantien, 626; zie ook Ten Kate, De pestkeuren te Kampen, 1655; Overvoorde, Maatregelen, 74; M.S. Pols (Ed.), Westfriesche stadrechten, deel 2 ('s-Gravenhage 1885), 113; Rollin Couquerque en Meerkamp van Embden, Rechtsbronnen der stad Gouda, 173.

193 Van Andel, Pestepidemieën te Gorinchem, 1845, 1850; Bik, Vijf eeuwen medisch leven, 102; Fruin, De oudste rechten der stad Dordrecht, deel 1, 313.

194 Van Andel, Plague Regulations, 435-436; Bik, Vijf eeuwen medisch leven, 103; Van Dale, De pest te Sluis in de eerste helft der zeventiende eeuw, 186; Moquette, Pestepidemieën in Rotterdam, 38.

195 Van Andel, Plague Regulations, 417.

196 Van Andel, Plague Regulations, 415; zie ook Fokker, Onderzoek naar den aard van de epidemische en contagieuse ziekten, 113.

197 Moquette, Pestepidemieën in Rotterdam, 38. 198 Brouwer Ancher, De pest en hare bestrijding, 173.

199 Fokker, Onderzoek naar den aard van de epidemische en contagieuse ziekten, 90-91. 200 Zie hoofdstuk III.6 ad noot 228 e.v..

201 Van Andel, Pestepidemieën te Gorinchem, 1845; Id., Plague Regulations, 416; Joh.C. Breen, Rechtsbronnen der stad Amsterdam ('s-Gravenhage 1902), 80; Ten Kate, De pestkeuren in Kampen, 1656.

202 Van Andel, Pestepidemieën te Gorinchem, 1845; Id., Plague Regulations, 416; Brouwer Ancher, De pest en hare bestrijding, 151; Ten Kate, De pestkeuren in Kampen, 1656-1657.

203 Van Andel, Plague Regulations, 416; Brouwer Ancher, De pest en hare bestrijding, 151; Buchner, Verhandeling, 277.

204 Brouwer Ancher, De pest en hare bestrijding, 151.

205 Fokker, Onderzoek naar den aard van de epidemische en contagieuse ziekten, 78-79. 206 Zie hierna hoofdstuk III.5 ad noot 115 en 116.

208 Toorenenbergen, Herinneringen, 199.

209 Van Zanten, Spiegel, 153-154. Zijn informatie over de Turken ontleende hij mogelijk aan Van Beverwijck (zie diens Kort bericht om de Pest voor te komen. Ten dienste van de gemeente der stadt Dordrecht (Dordrecht 1636), A2 (auteursnaam niet vermeld). Vgl. over de Moslims William H. MacNeill, Plagues and peoples (Oxford 1977), 188-189.

210 Twisck, Van de Peste, 57. 211 Twisck, Van de Peste, 57-58, III.

212 Nootwendigh historisch verhael van allen swaricheyden, verschillen ende proceduren, soo wel in kerklijcken als politijcken saken, etlijcke jaren herwaerts binnen der stadt Alckmaer voorghevallen (Alkmaar 1611), 38.

213 Schrevelius, Harlemias, 207-208. 214 Van Zanten, Spiegel, 152.

215 Buwalda, Eenige gegevens, 5666; Moquette, Pestepidemieën in Rotterdam, 40. 216 Van Beverwijck, Bericht van de pest, 5.

217 G.H. Betz, Het Haagsche leven in de tweede helft van de zeventiende eeuw ('s-Gravenhage 1900), 165.

218 Van Beverwijck, Bericht van de pest, 12.

219 Brunner, Pestepidemieën, 622; Moquette, Pestepidemieën in Rotterdam, 43.

7. De pest gaat langs de straten

Op grond van Rotterdamse sterftecijfers kwamen Mentink en Van der Woude in