• No results found

Om de kritiek van de jongeren duidelijk te herkennen moeten eerst de thema’s duidelijk zijn waarover de jongeren kritiek uitten. Hiervoor wil ik de structuur van kritiek aanhouden zoals deze ook in de vorige hoofdstukken is gebruikt. In de dagboeken wordt geen gebruik gemaakt van openlijk verzet en opstand op collectief niveau. Omdat de jonge dagboekauteurs geen lid waren van de SED of een van de Blockparteien, is er ook geen sprake van politieke oppositie. De kritiek van de jongeren valt wel onder de twee andere vormen van kritiek in de DDR. In de eerste plaats ongeorganiseerde kritiek uit verschillende bevolkingsgroepen. Ten tweede onder het vluchten van burgers uit de DDR.

Waar het gaat om ongeorganiseerde kritiek uit verschillende bevolkingsgroepen wil ik eerst aandacht besteden aan de ongeorganiseerde kritiek, waarin vijf sub-thema’s te onderscheiden zijn. In de eerste plaats gaat het om kritiek op het socialisme in het algemeen en de politiek van de SED in het bijzonder. In de tweede plaats bekritiseren de auteurs de DDR in vergelijking met de Bondsrepubliek. Ten derde hebben de dagboekauteurs kritiek opgeschreven betreffende de leefomstandigheden in de DDR. Daaruit volgt in de vierde plaats hun kritiek met betrekking tot de levensomstandigheden in de DDR. Tenslotte wordt er in de vijfde plaats door de dagboekauteurs kritiek geleverd op wetenschap en onderwijs in de DDR.

Omdat het bij de ongeorganiseerde kritiek gaat om verschillende bevolkingsgroepen, wil ik, na de vijf voornoemde sub-thema’s, de kritiek van de jongeren behandelen die voortkomt uit een boeren-, arbeiders- of christelijke achtergrond. Daarna zal de kritiek van jongeren als zelfstandige bevolkingsgroep worden behandeld, waarbij de aandacht vooral zal uitgaan naar kritiek omtrent vrijetijdsbesteding, jeugdcultuur en media.

Na de ongeorganiseerde kritiek van jongeren uit verschillende bevolkingsgroepen zal het thema “vluchten uit de DDR” worden behandeld. Tot slot zal aan het einde van in dit hoofdstuk nog een thema worden behandeld die in bovenstaande structuur niet in te passen

55 is maar wel voorkomt in de dagboeken. Het betreft het hier een bijzondere uiting van kritiek, namelijk in de vorm van gedichten, versjes en moppen.146

Zelfcensuur in de dagboeken

Over welke onderwerpen uitten jongeren in de jaren vijftig in de DDR maatschappijkritiek in hun dagboeken? Op welke manier formuleerden zij hun kritiek? Waar autobiografieën altijd naar een duidelijke context gerangschikt zijn, zijn dagboeken geschreven in het moment. Dit zorgt ervoor dat de context van uitspraken in dagboeken niet altijd even duidelijk is. Accenten, structuren en hiaten zijn daardoor niet altijd even duidelijk te herkennen voor een buitenstaander. Kritiekuitingen zijn daardoor niet altijd even gemakkelijk te herkennen. Allereerst is het daarom van groot belang om de maatschappelijke context van de dagboeken te kennen. In de voorgaande hoofdstukken is hier een aanzet toe gegeven. Bij het lezen zijn daarnaast de toon van de tekst en sleutelwoorden belangrijk. Zaken als kunstwerken, reisbestemmingen, contact met Duitsers uit de Bondsrepubliek, conflicten en de bespreking van censuur zijn aanwijzingen die leiden naar de mentaliteit van de dagboekschrijvers en dus ook naar uitingen van kritiek.147

Waar door de jongeren opvallend veel maatschappijkritiek openlijk is opgeschreven in de dagboeken is er nog meer kritiek niet opgeschreven. De reden beschrijft Winfried aan het begin van zijn dagboek in 1956:

Freitag, 18.1.56 Mich bedrückt so allehand Persönliches; aber ich möchte in diesem unverschließbaren Buch nicht darüber schreiben. Der eventuelle Leser soll dem auch keine allzu große Bedeutung beimessen. Es geht nämlich “nur” mich und niemanden sonst, etwas an.148

Uit angst voor meelezers zijn waarschijnlijk veel persoonlijke verhalen niet of gecensureerd opgeschreven.

146 Voor een goed overzicht van de indeling van dit hoofdstuk verwijs ik naar de inhoudsopgave, waar de

opsomming puntsgewijs is weergegeven.

147 Birgit Dahlke, ‘Die DDR im Tagebuch’, 316.

56 Opvallend is dat de met kritiek beladen dagboeken van Joachim bewaard zijn gebleven. Ook is in deze dagboeken niets uitgegumd of doorgestreept, er is dus geen zichtbare zelfcensuur toegepast. Dit is verklaarbaar door de verhuizing van Joachim naar West-Duitsland in 1955. Hij schrijft dat hij aan de vooravond van deze verhuizing naar het Westen enkele belangrijke bezittingen, waaronder zijn dagboeken, al onopvallend met de tram naar zijn familie in West-Berlijn gebracht heeft.

De andere dagboekschrijvers zijn echter in al hun dagboeken neutraler in hun mening over de DDR dan Joachim. Hun tekst is dan ook cryptischer opgesteld en belangrijke woorden ontbreken. Zo zal blijken uit het onderzoek dat niet duidelijk is waar Renate L. precies naar luisterde op de Westzender. Dergelijke hiaten zijn in alle dagboeken terug te vinden. Vooral na de eerste helft van de jaren vijftig nemen de hiaten en de neutraliteit in de dagboeken sterk toe. Dit is vrijwel zeker te koppelen aan de toenemende angst van de auteurs voor ongewenste meelezers en de angst om zichzelf in gevaar te brengen. In de komende paragrafen dient met zelfcensuur dan ook rekening gehouden te worden. Dit betekent niet dat in deze dagboeken geen openlijke kritiek te vinden is. Op basis van de context van voorgaande hoofdstukken en het bewustzijn van mogelijke zelfcensuur zijn sommige kritiekuitingen zeer duidelijk.

Kritiek op het socialisme in het algemeen en de SED in het bijzonder

Dat de jaren vijftig voor de DDR een tijd van verandering en instabiliteit waren, blijkt uit de onderzochte dagboeken. De dagboekauteurs houden zich over de politieke gebeurtenissen zo veel mogelijk op de vlakte, zoals zij zich dat ook aanwennen om in het dagelijks leven te doen. Zo nu en dan, tussen de regels door, schrijven ze onbevangen en openlijk hun gedachten op. Uit deze fragmenten blijkt dat een groot deel van de onderzochte dagboekschrijvers er een duidelijke mening op na hield over het socialisme, de SED of de maatschappij. Zo merkt Ingrid T. op dat de verkiezingen slechts een show zijn:

19. 10. 54, Sonntag.

Heute war der Wahl der Volkskammerabgeordneten. Die Kandidaten der Nationalen Front mußten alle wählen. Die Mutti sagt, man bekommt einen Zettel in den Hand, den man einfach in die Wahlurne wirft. Und damit hat man den Frieden gewählt. Von Wahl

57

gar nicht zu sprechen. Ene Wahlkabine war nicht einmal vorhanden. Das sollen demokratische Wahlen sein. Wer nicht ging, wurde geholt. Ausweichen gab es nicht. Daher alles 100%-ig. Ein Glück, daß der ganze Quatsch vorbei ist. Nur noch Wahlpropaganda, Versammlungen, Aufklärungen noch und noch.149,150

Ook Joachim V. merkt op dat de DDR een schijnvertoning is waarin iedereen meedoet om de SED tevreden te houden om niet zelf in de problemen te komen:

Dienstag, den 01.01. 1952

(…) Was habe ich nun über die Feiertage alles gesehen und gehört. Vieles ist widersprüchlich, denn die Parolen der Partei stimmen mit der Wirklichkeit nicht überein, aber als Schüler der Fachschule muß ich mitmachen, sonst erreiche ich mein Ausbildungsziel nicht. Wenn ich die Unterstufe in Bergen/Rügen erfolgreich abschließen kann, möchte ich die Ausbildung an der Fachschule für Landwirtschaft weiter führen. Als heißt es zum Schein mitmachen, aber dabei auf keinen Fall wegen nicht genügender politischen Zuverlässigkeit auffallen und den christlichen Glauben nach außenhin nicht deutlich zeigen.151

Een dergelijke kritische houding ten opzichte van de politieke inrichting van de DDR is in de onderzochte dagboeken op te merken uit fragmenten of de toon van de tekst. Hierbij is de ene auteur meer negatief kritisch dan de andere auteur. Zo hebben de voornoemde Ingrid en Joachim een meer duidelijke en meer negatieve houding ten opzichte van de DDR dan bijvoorbeeld Renate L., die zeer weinig woorden wijdt aan het socialisme en haar mening daarover.152 Uit hun kritische toon is op te maken dat de jongeren duidelijk wisten in wat

voor maatschappij zij zich bevonden en dat de SED hen een gekleurde werkelijkheid voorhield. Bovendien wordt hieruit duidelijk dat deze jongeren niet achter de manier staan waarop de SED de socialistische maatschappij probeert op te bouwen.

Vanuit de wetenschap dat de jongeren zich ervan bewust zijn dat zij tegen hun wil in een niet-democratische maatschappij leefden, komen verschillende andere dagboekpassages

149 DTA, ‘Tagebuch Klasse 10, 6. Juni 1954 bis 13. November 1954’, document 3812-2. 150 Zie voor een korte beschrijving van de dagboekauteurs bijlage 1.

151 DTA, ‘Tagebücher 1951-1955’, document: 1288-II. 152 DTA, ‘Mein Tagebuch’, document: 695-1.

58 in een ander, meer negatief kritisch, licht te staan. Verschillende opmerkingen van de auteurs moeten dan ook niet gelezen worden als neutrale observaties, maar als een vorm van kritiek. Het is een manier om in stilte te uiten wat in het openbaar niet gezegd kon worden. Uit het volgende fragment uit het dagboek van Winfried S. blijkt het gevoel van machteloosheid van de bevolking tegenover de regering:

8. Juli 56

(…) Heute bracht es die Zeitung: “Alle Männer von 16-45 sind wehrpflichtig.” Man hat also wieder einmal ohne uns zu fragen unsere persönl. Freiheit beschränkt.153

Winfried noteert dit bijna drie jaar na de Juniopstand van 1953. Oppositie bestond toen al lang niet meer en de burgers hadden inmiddels ervaren dat openlijke kritiek niets zou uithalen en hen enkel zou benadelen. Dergelijke fragmenten moeten dan ook gelezen worden als een duidelijke vorm van kritiek aan het adres van de overheid.

Opvallend is dat vrijwel geen van de auteurs de SED bij naam noemt als voorwerp van hun kritiek. Vaker worden minder specifieke begrippen als het socialisme, de Sovjets of ‘het systeem’ genoemd als onderwerp van kritiek. Het is waarschijnlijk dat de SED door de jongeren als vanzelfsprekend gelijkgeschakeld is aan dergelijke termen.

Kritiek op de DDR in vergelijking met de Bondsrepubliek

Uit veel onderzoeken, uitgelegd in hoofdstuk 2 en 3, is naar voren gekomen dat de vergelijking met West-Duitsland een zeer belangrijke oorzaak was voor maatschappijkritiek. Met name West-Berlijn was zeer gemakkelijk te bereiken in de jaren vijftig. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het vermakelijke verhaal van Joachim die zonder nadenken in FDJ-outfit naar West-Berlijn reist:

Bin heute morgen mit dem Frühzug nach Berlin. Von Bernau aus bin ich mit der S- Bahn direkt nach West-Berlin. Dummstolz mit meinem FDJ-Abzeichen auf dem Rockaufschlag in der S-Bahn nach West-Berlin, da wurde ich von einem Fahrgast belehrt, wenn du dafür Propaganda machen willst, dann bleib drüben. Das Ergebnis

59

davon war: ich bekam einen roten Kopf und entfernte das Ärgernis von meinem Rockaufschlag. Dabei fragte ich mich schließlich selbst, wo stehst du eigentlich. Könnte es doch vielleicht sein, daß ich in meiner jugendlichen Naivität auf das falsche Pferd gesetzt habe. Ist es nicht auch so, daß alle in der DDR im falschen Boot sitzen. Jedoch was ist den eigentlich heute richtig oder was ist morgen falsch? Vieles spricht gegen die DDR, doch die kom[m]unistischen Ideen erscheinen so einleuchtend, daß man ihnen folgen könnte. Anderseits kann man während der Fahrt nicht ohne weiteres die Pferde wechseln oder gar aussteigen. Jetzt in den Westen zu gehen erscheint mir als unmöglich, wo ich erst am Anfang meiner Ausbildung stehe und außerdem wo sollte ich mich hinwenden, da ich im Westen Deutschlands niemanden kenne. Das reichhaltige Warenangebot in den Schaufenstern in West-Berlin ist zwar verlockend, aber das kann nicht allein den Ausschlag geben einen unüberlegten Wechel von Ost nach West zu machen.154,155

Dit fragment kenmerkt de spagaat waarin veel burgers en met name jongeren zich bevonden. Enerzijds bevonden zij zich in de socialistische DDR waarvan de ideologische grondslag pretendeerde nobel te zijn, maar waar de praktijk alles behalve integer was. Anderzijds stond de verleidelijke kapitalistische Bondsrepubliek waarin de West-Duitsers vrij waren en welvaart hadden, maar waar in vergelijking met het socialisme geen dominante ideologie bestond. De DDR voelde vertrouwd, maar deze jongeren voelden zich er in vergelijking met de Bondsrepubliek niet thuis.

Uit de dagboeken blijkt dat de zes jongeren die te maken kregen met het aanbod uit de Bondsrepubliek, hetzij via de radio, hetzij via een bezoek aan West-Berlijn, dat aanbod veel aanlokkelijker vonden dan het aanbod in eigen land. In dergelijke beschrijvingen van de verlokkingen van West-Duitsland volgt er in de dagboeken steevast een overpeinzing waarin de auteur zichzelf voorhoudt dat het socialisme beter is dan het kapitalisme en de DDR dus beter is dan de Bondsrepubliek. Zoals Hans-Joachim G. die op bezoek bij zijn oom en tante in West-Berlijn een Amerikaanse film bezoekt:

154 DTA, ‘Tagebücher 1951-1955’, document: 1288-II.

60

Als ich aus dem Film kam, war ich geradezu erschüttert. Ich diskutierte noch lange mit Onkel Fritz und Tante Mariechen. Sie erklärten dies damit, daß sie ja “freie Menschen” seien und nicht zu so etwas hinzugehen brauchen. “Bei uns kann jeder frei entscheiden, was er will. Er wird ja nicht gezwungen, solchen Unsinn auszusehen.” “Na ja, das schon, aber wozu denkt man dann überhaupt erst sollchen Unsinn?”, warf ich ein. “Weil die “Gesch[…]er” verschieden sind.” Ja, haben denn diese Menschen nichts dazu gelernt? Sehen sie dann nicht, daß man mit diesen Filmen auch politische Zwecke verfolgt? In ihrem Wahnen von der “Freiheit” gehen sie so weit daß keine[n] Mensch das Recht hat, über das schlechte herzuziehen oder es zu verwerfen, da ja jeder Mensch die “Freiheit” ahnt, nach eigener “freier” Entscheidung zu handeln. (…)156

In dit fragment neemt Hans-Joachim het op voor de DDR door de levenswijze en het Amerikanisme in de Bondsrepubliek te bekritiseren. Zonder duidelijke context lijkt het alsof dit geen kritiek is, maar dat hij overtuigd is van de superioriteit van de DDR ten opzichte van de Bondsrepubliek. Toch moet dit stukje, in de context van Hans-Joachims dagboek, gelezen worden als een vorm van kritiek op de DDR. Door te beredeneren dat de Bondsrepubliek vrijheid predikt waar er eigenlijk geen vrijheid is probeert Hans-Joachim West-Duitsland voor zichzelf minder aanlokkelijk te maken. Hetzelfde blijkt uit twee andere onderzochte auteurs, de dagboeken van Ingrid T. en Günter S., die beiden vaak via de West-zender naar debatten uit Bonn luisteren. Ook deze jongeren bekritiseren de de Bondsrepubliek, maar blijven steeds opnieuw naar de uitzendingen luisteren. In werkelijkheid sommen zij voor zichzelf de betere kanten van de DDR op, terwijl zij hierin eigenlijk niet meer geloven en steeds opnieuw de “virtuele Bondsrepubliek” opzoeken. Indirect is dit aan te wijzen als kritiek op de DDR, dat als maatschappij niet aanlokkelijk genoeg was voor deze jongeren. Dit alles blijkt meer nog uit het feit dat twee van deze dagboekauteurs, Hans-Joachim en Günter, later naar West-Berlijn vluchtten, de eerste zelfs binnen een jaar nadat hij zijn eerste Amerikaanse film bezocht.

Het gevoel aan de verkeerde kant van de geschiedenis te zijn beland, klinkt niet zozeer in de dagboeken voor. De mogelijkheid om in West-Berlijn aankopen te doen, waarvan zeker vier van de acht dagboekauteurs gebruik hebben gemaakt, stond in de jaren vijftig nog open.

61 Hierdoor konden goederen gekocht worden die in de DDR niet beschikbaar waren. De auteurs die West-Duitsland bezochten voor aankopen of familiebezoek zijn degenen die het meest verslag doen van de verschillen tussen West- en Oost-Duitsland. Zo schrijft Winfried S. over het verschil tussen de oude vooroorlogse DDR-autobussen en nieuwe autobussen uit de Bondsrepubliek die in 1956 beiden door Berlijn reden:

(…) Es ist eigentlich erschütternd, daß im Herzen Berlins zo wenig los ist. Dort drüben faren noch ganz altertümliche Busse aus der vorkriegszeit. Hintern offen und so. Dann gibt es duch ganz neue, die ähnlich den westlichen sind, aber sie sind wesentlich kürtzer mit verbren. motor. (…).157

Ondanks enige gêne dat de DDR economisch nog niet zo ver is als de Bondsrepubliek en de kritiek die daarop geuit wordt, leeft onder jongeren in de jaren vijftig nog duidelijk de hoop dat ook de DDR binnen enkele jaren zover zal zijn als de Bondsrepubliek.

Kritiek met betrekking tot levensomstandigheden in de DDR

Het was niet alleen maar de vergelijking met de Bondsrepubliek die kritiek opriep met betrekking tot de levensomstandigheden in eigen land. De langzame wederopbouw na de oorlog en de grote kwantitatieve en kwalitatieve tekorten aan gedegen materieel in de DDR leidden bij de meeste dagboekschrijvers tot gemopper. Zo beklaagde Joachim zich meermaals over de slechte fiets van zijn vriendinnetje Hanne die hij moet repareren:

Donnerstag, den 27.05.1954 Himmelfahrt

(…) Von Hannes Fahrrad ist am Vorderrad der Mantel und der Schlauch geplatzt. Mir fiel wieder mal die Aufgabe zu Hannes Fahrrad zu reparieren. Habe einen neuen Schlauch und einen neuen Mantel (DDR Ware) aufgezogen. Wie lange wird es diesmal ohne Panne abgehen?158

157 DTA, ‘“Von Tag zu Tag II” 1954-1956’, document: 3199-1. 158 DTA, ‘Tagebücher 1951-1955’, document: 1288-II.

62 Naast geklaag over het slechte materieel laten de jongeren zich vaak kritisch uit over de prijzen van producten en het weinig geld dat zij te besteden hebben. Het zijn voornamelijk kleine opmerkingen die hiernaar verwijzen, zoals Winfrieds notitie: ‘Milch ist teuer’.159 En

ook Ingrid beklaagde zich in haar dagboek:

26. 10. 54, Dienstag

(…) Nachmittag war ich in Oldisleben zum Jahrmarkt. Ich wollte mir ein paar Stiefeletten kaufen mit Porokrepp. Aber 51 Mark! (…)160

De hoge prijzen en het weinig beschikbare geld onder de burgers van de DDR zijn voor de jonge dagboekschrijvers vaak een obstakel. Vaak kunnen beoogde producten niet worden aangeschaft omdat de jongeren geen of te weinig geld hebben. Zo heeft Renate gedurende het jaar 1953 zeer regelmatig ruzie met haar ouders omdat ze geen zakgeld krijgt en het geld dat ze van haar vakantiebaantje verdient aan haar ouders moet afdragen.161 Wie wel geld heeft,

vindt vaak niet de juiste producten, maar kan eventueel uitwijken naar West-Berlijn. Daar zijn de juiste producten vaak wel te verkrijgen, maar zijn deze erg duur door de ongunstige wisselkoers tussen de West-Mark en Ost-Mark. Het beperkte aanbod wordt dan ook veelvuldig bekritiseerd door de jongeren:

Zwischen Weihnachten und Neujahr war ich gemeinsam mit Gerhard in West-Berlin zum Einkaufen, wir haben einiges für Cromes und mich besorgt, wie z.B. Hosenträger, feste Schnürsenkel und besonders feste Arbeitshandschuhe für mich, alles Raritäten die in der DDR Mangel-Wirtschaft selten oder gar nicht zu bekommen sind. Wobei immer einige Wünsche unerfüllt blieben.”162

Opvallend is dat de jongeren de staat zeer duidelijk verantwoordelijk houden voor het slechte materieel en tekorten, hoewel ze de SED niet expliciet benoemen. De consensus onder de

159 DTA, ‘Von Tag zu Tag, 1954-1956’, document: 3199-1.

160 DTA, ‘Tagebuch Klasse 10: 6. Juni 1954 bis 13. November 1954’, document: 3812-2. 161 DTA, ‘Mein Tagebuch’, document: 695-1.

63 onderzochte jongeren is de hoop dat het socialisme een betere toekomst op zal leveren. Hierdoor tolereerden zij de tekorten ondanks hun kritiek hierop.