• No results found

‘Es ist zur Zeit nicht ratsam zu sagen was man denkt’. De verborgen maatschappijkritiek van DDR-jongeren in hun dagboeken, 1949-1961.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Es ist zur Zeit nicht ratsam zu sagen was man denkt’. De verborgen maatschappijkritiek van DDR-jongeren in hun dagboeken, 1949-1961."

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Es ist zur Zeit nicht ratsam zu sagen was man denkt’

De verborgen maatschappijkritiek van DDR-jongeren in hun dagboeken,

1949-1961

Masterscriptie Duitslandstudies Naam: Willemienke Boersma Studentnummer: 11929995

Eerste lezer: dhr. dr. W.F.B. Melching Tweede lezer: dhr. dr. M.J. Föllmer Datum inleveren: mei 2019

(2)

1

Samenvatting

De overheid had het verboden, maar toch dweepten de jongeren in de DDR met de Westerse cultuur. Ze luisterden naar Amerikaanse popmuziek, droegen ‘Niethosen’ en lieten hun haar knippen naar het model van Elvis Presley. Bovendien hingen de jongeren, bij gebrek aan vrijetijdsbesteding, op straat rond en maakten de buurt onveilig. Dit alles om zich af te zetten tegen de socialistische maatschappij waarin zij leefden. Tenminste, dat is het beeld dat veel historische onderzoeken hebben van jongeren in de DDR. Over wat deze jongeren dachten over de DDR en hun leven in het socialisme is namelijk heel weinig bekend. Dagboeken kunnen daarbij helpen. Immers, dagboeken bevatten ook “geheime” gedachten van jongeren in de DDR. In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar een breed palet van kritische denkbeelden over de DDR en het socialistische systeem. Uit deze dagboeken blijkt dat het dwepen met de Amerikaanse populaire cultuur niet de enige vorm van protest was. Uit het dagboekonderzoek wordt duidelijk dat de maatschappijkritiek van jongeren in de jaren 1949 tot 1961 veel breder en genuanceerder was dan het uiterlijke vertoon waarnaar de meeste onderzoeken refereren. Een groot deel van de maatschappijkritische jongeren had inhoudelijke kritiek, dat gericht was op onder andere de politiek, leefomstandigheden, uitsluiting van andersdenkenden en scholing in de DDR. Deze kritiek was wellicht niet zichtbaar maar speelde wel degelijk een rol in de relatie tussen het regime en de burgers. Deze kritiek was niet alleen bepaald door de “jeugdcultuur”, ook de maatschappelijke achtergrond speelde een rol. In deze scriptie worden de meningen van ‘gewone’ jongeren ontsloten door onderzoek naar hun dagboeken. Dit levert volgens mij een completer beeld op van de maatschappijkritiek van jongeren in de DDR.

(3)

2

Inhoudsopgave

Samenvatting ... 1

Inhoudsopgave ... 2

Lijst met gebruikte afkortingen ... 4

Hoofdstuk 1: Inleiding ... 5

Maatschappijkritiek in de DDR ... 8

Dagboeken als bron ... 9

Vraagstelling ... 12

Methode en brongebruik ... 12

Hoofdstuk 2. Het ontstaan van de DDR ... 14

Inleiding ... 14

De DDR en de wereld ... 14

De transformatie naar een socialistische staat ... 17

De positie van de burgers in de DDR ... 25

De positie van jongeren in de DDR ... 29

Conclusie ... 34

Hoofdstuk 3. Maatschappijkritiek in de DDR ... 36

Inleiding ... 36

Collectieve opstand en verzet in de DDR... 37

Politieke oppositie in de SBZ/DDR ... 40

Ongeorganiseerde kritiek uit verschillende bevolkingsgroepen ... 41

Maatschappijkritiek van jongeren ... 44

Het vluchten van burgers uit de DDR ... 40

De omgang van de overheid met de maatschappijkritiek ... 47

Conclusie ... 48

Hoofdstuk 4. Dagboekschrijven in de DDR ... 49

Inleiding ... 49

Collectief dagboekschrijven in de DDR ... 49

(4)

3

Zelfcensuur in dagboeken ... 52

Conclusie ... 53

Hoofdstuk 5. Maatschappijkritiek in de dagboeken van jongeren ... 54

Inleiding ... 54

Zelfcensuur in de dagboeken ... 55

Kritiek op het socialisme in het algemeen en de SED in het bijzonder ... 56

Kritiek op de DDR in vergelijking met de Bondsrepubliek ... 58

Kritiek met betrekking tot levensomstandigheden in de DDR ... 61

Kritiek met betrekking tot wetenschap en onderwijs... 63

Kritiek vanuit een boeren-, arbeiders- of christelijke achtergrond ... 64

Kritiek omtrent vrijetijdsbesteding, jeugdcultuur en media ... 65

Kritiek in de vorm van gedichten en versjes... 69

Conclusie ... 70

Hoofdstuk 6. Conclusie ... 71

Geraadpleegde archieven ... 74

Literatuur ... 75

(5)

4

Lijst met gebruikte afkortingen

BRD Bundesrepublik Deutschland CDU Christlich-Demokratische Union DDR Deutsche Demokratische Republik

DBD Demokratische Bauernpartei Deutschlands FDGB Freier Deutscher Gewerkschaftsbund

FDJ Freie Deutsche Jugend

KgU Kampfgruppe gegen Unmenschlichkeit KPD Kommunistische Partei Deutschlands LDPD Liberaldemokratische Partei Deutschlands

LPG Landwirtschaftliche Produktionsgenossenschaften NDPD National Demokratische Partei Deutschlands NVA Nationale Volksarmee

SBZ Sowjetische Besatzungszone

SED Sozialistische Einheitspartei Deutschlands

SMAD Sowjetische Militäradministration in Deutschland SPD Sozialdemokratische Partei Deutschlands

(6)

5

Hoofdstuk 1: Inleiding

Het is 7 oktober 1952, drie jaar na de officiële oprichting van de Deutsche Demokratische Republik (DDR). Thuisgekomen na een lange dag waarin hij marsen heeft gelopen en geluisterd heeft naar speeches op deze Tag der Republik schrijft Joachim V. de volgende zinnen in zijn dagboek:

Es wird uns zum wiederholten Male gesagt, wir seien die Söhne der Bauern- und Arbeiterklasse und hätten uns unsern Vätern würdig zu erweisen. Wir machen alle mit, weil es um unsere Ausbildung geht. Es ist zur Zeit nicht ratsam zu sagen was man denkt. Au[ch] nicht ratsam offen zu zeigen wo man glaubensmäßig steht. Wir sollen [zu] neuen Menschen erzogen werden. Da darf man wirklich nicht sagen was man über diesen Staat denkt, sonst kann man gleich nach Hause gehen und Kühe hüten. 1, 2, 3

Met deze woorden markeert Joachim de maatschappelijke positie waarin de burgers van de DDR zich in de jaren vijftig bevonden, namelijk in een sterk veranderende maatschappij waarin geen plaats was voor een mening die afweek van de denkbeelden van de staat.

De Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) had zich, nog voor de officiële oprichting van de DDR in 1949, gericht op het creëeren van een samenleving die gebaseerd was op de marxistisch-leninistische theorie. Deze communistische ideologie, gebaseerd op de ideeën van onder andere Marx en Lenin, stimuleerde de oprichting van een communistische samenleving onder leiding van een voorhoedepartij. In de Sowjetische Besatzungszone (SBZ), en later in de DDR, was deze voorhoedepartij de SED. In de praktijk bleek dat de opbouw van deze samenleving ten koste ging van de vrijheid van de bevolking. Zij werden geacht zich in alle opzichten te gedragen zoals de staat dat verlangde en hadden geen inspraak in het politiek beleid.

1 Deutsches Tagebucharchiv (hierna DTA), ‘Tagebücher 1951-1955’, document 1288-I.

2 Op verzoek van het Deutsches Tagebucharchief en in verband met de Duitse privacywetgeving zijn de

achternamen van dagboekauteurs afgekort op de eerste letter. Volledige namen zijn bekend bij de auteur van deze scriptie en bij het Deutsches Tagebucharchief.

3 Alle in deze scriptie gebruikte citaten zijn letterlijk overgenomen uit de bronnen, inclusief schrijf- of

spellingsfouten. Door middel van rechte haken is de vermoedelijke schijfwijze opgenomen als dit in de bronnen niet goed leesbaar was.

(7)

6 Tussen 1945-1949 was in de Sowjetische Besatzungszone (SBZ) de basis gelegd voor een totalitaire staat. De dictatoriale kenmerken van de DDR deden hun intrede tijdens de opbouwfase. Deze “lange jaren vijftig” duurden van de officiële oprichting van de DDR in 1949 tot en met de bouw van de Berlijnse Muur in 1961. In deze periode kreeg de SED steeds meer de overhand in de politiek en maatschappij en kregen de burgers van de DDR steeds minder mogelijkheden om in het openbaar hun mening te uiten over het politieke systeem en maatschappij waarin zij leefden. Deden zij dit toch, dan kon dat grote consequenties hebben voor henzelf of hun naaste verwanten. Middels spionage hield de DDR haar burgers in de gaten en politieke dissidenten werden gearresteerd. In de jaren veertig verdwenen zij in kampen, in de jaren vijftig werden zij ernstig mishandeld.4 Door deze ontwikkelingen

veranderde de DDR in de lange jaren vijftig gaandeweg in een gesloten maatschappij waarin de overheid de regels bepaalde. De burgers konden deze regels accepteren of, wat in de jaren vijftig op zeer grote schaal voorkwam, vluchten naar de Bondsrepubliek.

De transformatie naar een op marxistisch-leninistische leer gebaseerde maatschappij was niet een verandering die zich geheel buiten de burgers van de DDR om voltrok. Een klein deel van de bevolking juichte het socialisme actief toe en deed er alles aan om het te laten slagen.5 Het betrof hier voornamelijk mensen die al ten tijde van de Weimarrepubliek of het

nazisme socialist waren geweest. Veel van deze socialisten hadden de Tweede Wereldoorlog in ballingschap in het buitenland doorgebracht en waren in bijvoorbeeld Moskou enthousiast geraakt voor de mogelijkheid om in de DDR een nieuwe socialistische staat te vestigen. Naast deze kleine groep enthousiastelingen bestond er tevens een deel van de bevolking die vanaf het begin tegen de oprichting van het socialisme was en die openlijk kritiek uitte op het nieuwe systeem. Deze critici waren voornamelijk burgers die zich op een of andere manier niet binnen de leer van het marxisme-leninisme konden vinden. Dit waren met name christenen, politiek andersdenkenden of groepen die er qua vermogen op achteruit gingen, bijvoorbeeld omdat hun rijkdommen werden genationaliseerd door de overheid.

4 Philip McKnight, ‘Geschichte und DDR-literatur’, in: Hans-Christian Stillmark (red.), Rückblicke auf die

Literatur der DDR (Amsterdam en New York 2002) 194.

5 Gareth Pritchard, The making of the GDR, 1945-1953. From antifascism to Stalinism (Manchester en New York

(8)

7 Een opvallende maatschappelijke groep die actief kritiek uitte tegen de SED en de opbouw van het socialisme waren jongeren. Hoewel zij geen homogene groep waren en sterk verschilden in achtergrond, opleidingsniveau en geloof, was het hun leeftijd die zij met elkaar gemeen hadden. Het was hun positie als adolescenten in de DDR die bij deze jongeren leidde tot scherpe maatschappijkritiek. Als de toekomstige leiders van de nieuwe staat werden zij in de DDR opgevoed op basis van de voorgeschreven marxistisch-leninistische theorie. Dat deze theorie geen ruimte liet voor afwijkende meningen was het voornaamste punt waartegen deze jongeren in verzet kwamen. De sterk afwijzende houding van de SED tegenover de westerse populaire cultuur, die via de Bondsrepubliek gemakkelijk de DDR binnen kon komen, was een punt van stevige kritiek van de jongeren.

In de eerste jaren van de SBZ en later de DDR stonden critici dus lijnrecht tegenover sympathisanten van de opbouw van het socialisme. Ondanks dat in historisch onderzoek naar beide uitersten veel aandacht is uitgegaan, liet het merendeel van de bevolking de omvorming van de maatschappij in eerste instantie gelaten over zich heen komen in afwachting van de resultaten. Het socialisme beloofde immers een gouden toekomst en wie zich in de DDR echt niet meer thuis voelde kon gemakkelijk naar West-Duitsland vluchten. Deze periode duurde grofweg vanaf 1945 tot het jaar 1953. Gaandeweg de jaren vijftig bleek echter dat een groeiend deel van de Oost-Duitse bevolking kritiek had op de SED en de manier waarop zij het socialisme opbouwde. Omdat het geven van kritiek gevaarlijk was uitte onvrede van de bevolking zich voornamelijk in vertrek uit de DDR.6 Circa 3 miljoen mensen

verlieten in de jaren veertig en vijftig het land en vluchtten naar West-Duitsland. In de jaren vijftig bleek ook dat het uiten van kritiek op het systeem niet gewenst was en dat de SED dit met harde hand bestreed. De harde onderdrukking van de Opstand van 1953 maakte grote indruk op de DDR-burgers. Zo ontstond in de DDR een spanningsveld tussen enerzijds de maatschappijkritiek van burgers en anderzijds de onmogelijkheid om hieraan vrijuit uiting te geven.

(9)

8 Maatschappijkritiek in de DDR

Maatschappijkritiek is een vorm van kritiek die de maatschappijstructuur ter discussie stelt. Sociale, economische of politieke problemen in een samenleving worden op deze manier aangekaart en bespreekbaar gemaakt. Dit kan op verschillende manieren. Bekende vormen van maatschappijkritiek zijn oppositie, verzet en opstand. Hierbij is oppositie een vorm van politieke maatschappijkritiek. Verzet en opstand zijn middelen die de bevolking in kan zetten om openlijk te getuigen van haar maatschappijkritiek. Het openlijk uiten van maatschappijkritiek werd de bevolking in de DDR onmogelijk gemaakt terwijl er wel veel kritiek was. Dit maakt maatschappijkritiek in de DDR een interessant fenomeen. Het onderzoek hiernaar is in de afgelopen twee decennia dan ook sterk toegenomen. Met name kritiek in de meest zichtbare vorm, namelijk in openlijke opstand en verzet, hebben daarbij veel aandacht gekregen. Zo is naar de aanloop en omstandigheden van de bekende Opstand van 1953, waarbij een groot deel van de bevolking in opstand kwam tegen het officiële beleid, veelvuldig onderzoek gedaan.

Daarbij is de rol die verschillende groeperingen in de DDR bij deze opstand gespeeld hebben door historici onderzocht. Zo heeft Christoph Kösters onderzoek gedaan naar de rol die katholieke bisschoppen speelden bij deze Opstand, en heeft Christoph Buchheim de rol van de economie hierbij onderzocht.7 Ook over het verzet van verschillende

maatschappelijke groeperingen is meer duidelijk geworden door een aantal onderzoeken, die in hoofdstuk 2 en 3 van deze scriptie nader aan bod zullen komen. Bij het onderzoek naar deze maatschappijkritische groepen ligt de nadruk vooral op het ontstaan, de ontwikkeling en de effectiviteit van de betreffende verzetsgroep. Hierbij wordt vaak te weinig aandacht besteed aan de inbedding van deze groep in de context van de grotere maatschappijkritiek binnen de DDR.8

Het onderzoek naar maatschappijkritiek onder jongeren in de DDR heeft zich voornamelijk toegespitst op verzet en opstand, de uiterlijke en dus duidelijk zichtbare, vormen van kritiek. Zo blijkt uit de onderzoeken dat de maatschappijkritiek van de jongeren

7 Zie hiervoor bijvoorbeeld: Christoph Kösters, ‘Die Katholischen Bischöfe und der 17. Juni 1953’,

Viertelsjahrhefte für Zeitgeschichte 54, 2 (2006). En Christoph Buchheim, ‘Wirtschaftliche Hintergründe des

Arbeiteraufstandes vom 17. Juni 1953 in der DDR’, Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte 38, 3 (1990).

(10)

9 in de DDR zich voornamelijk uitte in hun zichtbare (en hoorbare) omarming van de verboden Westerse cultuur.9 Over de meer inhoudelijke kritiek van deze jongeren is daarentegen nog

relatief weinig onderzoek gedaan. Dit resulteert in een te eenzijdige beeldvorming over de DDR-jongeren. Er ligt immers veel nadruk op de uiterlijke kritiekuitingen maar er is minder bekend over wat jongeren inhoudelijk van de maatschappij om zich heen vonden. Met deze scriptie wil ik het bestaande beeld dan ook aanvullen en nuanceren door na te gaan waaruit de inhoudelijke maatschappijkritiek van jongeren in de jaren vijftig van de DDR bestond, en waar deze kritiek vandaan kwam. Omdat er weinig bekend is over wat jongeren dachten over de DDR en hun leven in het socialisme wil ik doen door dagboeken te bestuderen. Dagboeken kunnen ons immers inzicht geven in de “geheime” gedachten van jongeren in de DDR.

Dagboeken als bron

Het bijhouden van een dagboek is een typische jeugdactiviteit op weg naar volwassenheid. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een van de bekendste dagboekschrijfsters aller tijden, Anne Frank, die in haar dagboek schreef over haar weg naar volwassenheid. Hierdoor zijn dagboeken een belangrijke bron voor het bestuderen van jongeren. Door middel van dagboeken kunnen de gedachten, overtuigingen en ambities van jongeren in de DDR ons vandaag bereiken, zonder dat er invloeden van buitenaf op deze gedachten hun inwerking gehad hebben. Dagboeken zijn immers geschreven op een vast moment. Toch maken historici nog altijd weinig gebruik van dagboeken als bron. Het gebruik ervan is zelfs controversieel onder historici. Michael Mascuch bijvoorbeeld wijst het idee dat een individu op zichzelf een bron is af. Autobiografisch schrijven is volgens Mascuch namelijk een culturele handeling. De identiteit van de auteur, de "Self-identity" bestaat immers alleen als de geschreven tekst publiek wordt gemaakt. Maar juist deze publiekmaking zorgt ervoor dat de tekst multi-interpretabel en plooibaar wordt gemaakt door de lezers ervan.10 De tekst wordt vervormd en verdraaid door

de historische context waarin de onderzoeker van de tekst zich bevindt. Dit beeld wordt ondersteund door bevindingen uit andere vakgebieden. Zo heeft antropoloog Maurice

9 Zie hiervoor bijvoorbeeld: Mark Fenemore, Sex, Thugs and Rock ’n Roll. Teenage Rebels in Cold-War East

Germany (New York en Oxford 2007). Of Wiebke Janssen, Halbstarke in der DDR, Verfolgung und Kriminalisierung einer Jugendkultur (Berlin 2010).

10 Michael Mascuch, Origins of the individualist Self. Autobiography and Self-identity in England, 1591-1791

(11)

10 Halbwachs al in de jaren dertig onderzoek gedaan naar het collectief geheugen. Hij stelt dat het geheugen per definitie collectief is. Mensen plaatsen hun waarnemingen altijd binnen hun eigen referentiekader, waardoor de waarnemingen daartoe beperkt blijven.11 Daarnaast is

ook de manier waarop de auteurs de dagboeken geschreven hebben discutabel. Bewust of onbewust kan de auteur zijn tekst gecensureerd of verfraaid hebben en daarmee de werkelijkheid vervalst hebben, bijvoorbeeld wanneer de auteur verwachtte zijn dagboeken te gaan publiceren. Voor dagboeken uit de DDR, waar grote sociale controle was en de kans bestond dat een ongewenste meelezer de dagboekauteur in diskrediet of zelf gevaar kon brengen, kan zelfcensuur of verfraaiing van dagelijkse praktijk geleid hebben tot een vertekend beeld voor de hedendaagse onderzoeker.12

In dagboeken valt het verleden dus niet rechtstreeks te lezen, het wordt onbewust vervormd. De Nederlandse historici Arianne Baggerman en Rudolf Dekker hebben, in navolging van hun collega Jan Romein, dagboeken dan ook omschreven als ‘de gevaarlijkste van alle bronnen’.13 De vraag is of het dan überhaupt mogelijk is om dagboeken uit de DDR

te begrijpen vanuit hedendaags perspectief. De maatschappij en context van de DDR waren onmiskenbaar verschillend van de huidige westerse maatschappijen. Het leven werd er volledig gedomineerd door het socialistisch systeem dat volledige loyaliteit eiste van haar burgers en geen mogelijkheid tot zelfbeschikking toeliet. Hoe zinvol is het dan om onderzoek te doen naar deze dagboeken, die slechts een persoonlijke subjectiviteit weergeven?

In het verleden is het dagboek vanwege de hang naar subjectiviteit lange tijd alleen gebruikt ter ondersteuning van onderzoek. De laatste decennia is er echter een kentering te zien in het gebruik van egodocumenten in het historisch onderzoek. Dat egodocumenten hoogstens een persoonlijke waarheid weergeven, is volgens Baggerman en Dekker voor veel jonge historici, in een tijd waarin het begrip “waarheid” aangetast is, erg aantrekkelijk.14 Er

wordt geaccepteerd dat onderzoek naar het verleden geen objectieve waarheid kan opleveren en de focus wordt daarom verlegd naar de resultaten die dit onderzoek juist wel

11 Maurice Halbwachs, Les cadres sociaux de la mémoire (Parijs 1925). 12 Zie voor meer informatie hierover hoofdstuk 4.

13 Jan Romein, De biografie (Amsterdam 1946) 204. en Arianne Baggerman en Rudolf Dekker, ‘”De gevaarlijkste

van alle bronnen”. Egodocumenten: nieuwe wegen en perspectieven’, Tijdschrift voor Sociale en Economische

Geschiedenis 1 (2004) 4, 11.

(12)

11 kan opleveren. Zo wordt door toenemend gebruik van en onderzoek naar egodocumenten ook de bronnenkritiek voor het gebruik ervan aangescherpt en wordt juist de positieve bijdrage die egodocumenten kunnen leveren aan het historisch debat onderstreept.

Er zijn twee redenen aan te wijzen waarom egodocumenten een positieve bijdragen kunnen leveren aan het historisch debat. In de eerste plaats kunnen in egodocumenten gegevens worden gevonden die in andere bronnen ontbreken.15 In dergelijke gevallen is de

bestaande tekst erg waardevol en hoeft deze niet representatief te zijn voor een groter verhaal, ook als de tekst nergens anders bevestigd wordt.16 Dagboeken kunnen op deze

manier bijdragen aan een breder begrip van de ontwikkelingen in een maatschappij. Hoewel historici het onderling nog niet eens zijn over de vraag of uit individuele dagboeken patronen en ontwikkelingen afgeleid kunnen worden, is daarentegen wel betoogd dat een egodocument geen op zich staand werk is maar altijd is ingebed in een breder raamwerk van sociale relaties die de mening en de identiteit van de auteur hebben beïnvloed.17

Een tweede positieve bijdrage die egodocumenten kunnen leveren is de informatie die zij kunnen aandragen over bevolkingsgroepen die binnen de traditionele geschiedwetenschap onderbelicht zijn gebleven, zoals vrouwen, kinderen, arbeiders of slaven. Studies naar dergelijke onderwerpen die gebaseerd zijn op egodocumenten benaderen het verleden namelijk anders dan de traditionele geschiedschrijving. Op deze manier kunnen egodocumenten thema’s verduidelijken die anders buiten beschouwing waren gebleven.

De historicus moet zich er echter wel van bewust zijn dat, hoewel egodocumenten aanvullende informatie kunnen leveren aan bestaand onderzoek, ze geen antwoord kunnen geven op alle openstaande vragen. Het belang van egodocumenten ligt dan ook veel meer in het aanvullen en nuanceren van bestaand onderzoek en het oproepen en beantwoorden van nieuwe vragen.

15 Ibidem, 11.

16 Carlo Ginzburg, ‘Just one witness’, in: Saul Friedländer (ed.), Probing the limits of representation. Nazism and

the “final solution” (Cambridge en Massachusetts 1992).

17 Birgit Dahlke, Dennis Tate en Roger Woods, German Life Writing in the Twentieth Century (Rochester, New

(13)

12 Vraagstelling

Het aanvullen en nuanceren van de bestaande historiografie over de maatschappijkritiek van jongeren in de DDR op basis van dagboeken is het hoofddoel van deze scriptie. Het bestaande beeld van de maatschappijkritiek van DDR-jongeren, zoals dat hiervoor geschetst is en dat verder uitgediept zal worden in het tweede tot en met vierde hoofdstuk van deze scriptie, is namelijk te onvolledig. We weten immers zeer weinig over wat jongeren dachten over de DDR en het socialisme. Dagboeken kunnen daarin inzicht geven, omdat zij ook “geheime” gedachten van jongeren bevatten. De in de dagboeken geuite kritiek was in de DDR niet zichtbaar, maar speelde wel degelijk een rol in de relatie tussen het regime en de burgers.

Daarom zal in deze scriptie naar deze kritiek onderzoek worden gedaan met de vraag: Op welke manier uitten jongeren in de jaren vijftig in de DDR maatschappijkritiek in hun dagboeken? Om een antwoord te krijgen op deze vraag zijn een drietal deelvragen geformuleerd die de achtergrond en inhoud van de te onderzoeken maatschappijkritiek verklaren:

- Over welke onderwerpen leverden jongeren maatschappijkritiek in hun dagboeken? - Waarom leverden de DDR-jongeren deze maatschappijkritiek?

- Op welke manier is deze privé geuite kritiek te koppelen aan de bredere maatschappijkritiek onder de bevolking in de jaren vijftig in de DDR?

Met deze vragen zal onderzoek worden gedaan naar een breed palet aan denkbeelden over de DDR en het socialistisch systeem, en zal het onderzoek naar de kritiek van jongeren niet beperkt blijven tot het dwepen met de Amerikaanse en Westerse populaire cultuur.

Methode en brongebruik

Om een antwoord te krijgen op de gestelde hoofdvraag is gebruik gemaakt van dagboeken uit het Deutsches Tagebucharchiv in Emmendingen, Duitsland. Voor deze scriptie zijn acht verschillende dagboekauteurs onderzocht, van totaal dertien geschikte auteurs uit dit archief. De acht onderzochte auteurs zijn gekozen als het meest representatief en voldoen aan drie kenmerken. Allereerst woonden de dagboekauteurs op het moment van schrijven binnen de geografische grenzen van de DDR. Twee van de acht auteurs vluchtten tijdens de onderzochte periode naar de Bondsrepubliek. Ten tweede zijn de onderzochte dagboeken

(14)

13 geschreven tussen 1949 en 1961. De jaren 1949 tot 1961 zijn gekozen omdat zij de periode omvatten waarin de DDR officieel werd opgericht tot aan het jaar waarin de Berlijnse Muur werd gebouwd. Daarna veranderde de situatie structureel, weglopen kon niet meer. Het derde en laatste kenmerk waaraan alle dagboeken voldoen is dat alle dagboekauteurs jongeren zijn. Hierbij is het begrip "jongeren" breed genomen, waarbij de leeftijd waarop de jongeren beginnen met schrijven varieert tussen de zestien en eenentwintig jaar. Enerzijds heeft deze leeftijdsafbakening te maken met de adolescentie van de onderzochte jongeren. In deze periode kregen zij namelijk een eigen mening over hun omgeving. Anderzijds is de leeftijdsafbakening ook een gevolg van een beperkt aantal geschikte en beschikbare bronnen, waardoor de auteurs enkele jaren verschillen in leeftijd waarop zij begonnen te schrijven. De vijf dagboekauteurs die niet in dit onderzoek zijn meegenomen voldeden niet aan een of meerdere van bovengenoemde kenmerken.

De acht onderzochte dagboekauteurs hebben in totaal zesentwintig dagboeken geschreven die bruikbaar zijn voor dit onderzoek. In verband met de beperkte ruimte worden niet alle dagboeken aangehaald in deze scriptie. Wel zijn alle bevindingen in de context van alle zesentwintig dagboeken geplaatst, zodat het beeld dat uit de dagboeken naar voren komt zo breed mogelijk getrokken is. Door verschillende auteurs te onderzoeken, zijn samenhang en verschillen tussen de verschillende dagboekauteurs onderzocht. Dat de dagboeken per auteur vaak meerdere jaren beslaan geeft ons de mogelijkheid om meerdere jaren te onderzoeken en toe te lichten aan de hand van de bestaande historiografie die in de hoofdstukken twee tot en met vier zal worden behandeld. Deze hoofdstukken behandelen de historische context waarin de dagboeken geschreven zijn, de bestaande maatschappijkritiek en het bestaande historiografische beeld van het fenomeen dagboekschrijven in de DDR. Deze historiografische context zal dan ook het uitgangspunt van deze scriptie zijn.

Omdat de maatschappijkritiek in de dagboeken niet altijd zichtbaar is zonder de historische context en kennis van de maatschappelijke achtergrond van de auteurs, zal in het tweede tot en met vierde hoofdstuk hier relatief veel aandacht besteed worden. Aan deze theorie zullen in het vijfde hoofdstuk de dagboeken getoetst worden. In hoofdstuk zes, de conclusie, zal zal het onderzoek ten slotte aan de historiografie worden gekoppeld en vergeleken worden.

(15)

14

Hoofdstuk 2. Het ontstaan van de DDR

Inleiding

Tussen 1945 en 1961 probeerde de SED haar greep op de SBZ en vanaf 1949 de DDR te versterken.18 De poging om de marxistisch-leninistische theorie praktijk te laten worden

leidde in deze periode niet alleen binnenlands tot spanningen, maar ook de verhouding tussen Oost- en West-Duitsland veranderde. Om de binnenlandse maatschappijkritiek in de DDR goed te begrijpen zal in dit hoofdstuk eerst aandacht worden besteed aan de positie van de DDR in de wereld en haar relatie met de Bondsrepubliek. Deze hadden zeer grote invloed op de binnenlandse politiek van de DDR, hetgeen als tweede aandachtspunt in dit hoofdstuk zal worden belicht. Vanuit deze context kan nader ingegaan worden op de positie van de burgers en met name de positie van jongeren in de DDR.

De DDR en de wereld

Na de overwinning op het nationaalsocialisme in 1945 werd Duitsland gedeeld en gecontroleerd door vier landen, de Sovjet-Unie, de Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk. Hieruit ontwikkelden zich twee sterk verschillende en contrasterende staten. De West-Duitse zones die bestuurd werden door Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten oriënteerden zich onder leiding van de Verenigde Staten op de vrijemarkteconomie. Hierbij werd, in navolging van de American Dream, vrijheid en materieel gewin voor het individu nagestreefd. Het nationaalsocialisme dat, zo geloofde men, aan de macht had kunnen komen door de economische recessies van de jaren 1920-1930 zou daarmee voorgoed verdwijnen. De in dit kader door de Verenigde Staten aangeboden Marhallhulp leidde in de jaren vijftig tot een voorspoedig herstel van de West-Duitse economie, het zogenoemde Wirtschaftswunder. De Bundesrepublik Deutschland ontwikkelde zich zo tot een economisch welvarend en politiek stabiele democratie.19 Wegens dit voorspoedige herstel kreeg de Bondsrepubliek al in 1955

haar autonomie gedeeltelijk terug.20

18 Veel van de ontwikkelingen die ik bespreek gelden niet alleen voor de DDR, maar ook voor de jaren van de

SBZ (1945-1949). Omwille van de leesbaarheid noem ik de SBZ echter niet altijd apart.

19 Mary Fulbrook, A Concise History of Germany (Cornwall 2018) 205.

(16)

15 In tegenstelling tot de westelijke zones bleef de SBZ, dat grofweg het hedendaagse Thüringen, Saksen, Saksen-Anhalt, Brandenburg, Mecklenburg-Vorpommern en Oost-Berlijn besloeg, tot die Wende in 1989 onder invloed staan van de Sovjet-Unie. Vanaf haar komst in Oost-Duitsland tot haar vertrek domineerde de Sovjet-Unie de SBZ, en vanaf 1949 de DDR, op militair, economisch en ideologisch vlak. De reden hiervoor lag in het streven van de Sovjets om van alle landen die na de Tweede Wereldoorlog door de Sovjet-Unie bezet waren socialistische samenlevingen te maken. Ze zetten zich hierbij sterk af tegen het kapitalisme, omdat ze geloofden dat dit de oorzaak was geweest dat de wereld in de jaren 1930 in een zware economische crisis terecht was gekomen. Het kapitalisme werd dan ook als oorzaak gezien waardoor Hitler aan de macht was gekomen in Duitsland.

Omdat de opbouw van het socialisme in de SBZ/DDR geen gevolg was van een revolutie van het volk zoals Marx' theorie beschreven had, maar vanuit de Sovjet-Unie werd gestimuleerd, was het noodzakelijk dat de Sovjetsoldaten tot 1989 militair in de SBZ/DDR aanwezig waren. Deze bezetting was noodzakelijk omdat de DDR zonder de Sovjettroepen niet overeind had kunnen blijven.21 De binnenlandse politieke instabiliteit, - mede als gevolg

van de zwakke economie -, was hiervoor de belangrijkste reden.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam het dagelijks bestuur van de SBZ bij de Sowjetische Militäradministration in Deutschland (SMAD) te liggen, die op 9 juni 1945 werd opgericht.22

Deze SMAD maakte de heroprichting van onder andere de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) en van de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) mogelijk. Het waren partijen van Duitse socialisten die net als de Sovjet-Unie streefden naar een socialistische toekomst. Op 21 en 22 april 1946 fuseerden de SPD en KPD tot de SED. De Sovjet-Unie legde, in navolging van de marxistisch-leninistische leer, het politiek bestuur van Oost-Duitsland bij deze nieuwe partij neer, zodat de SED fungeerde als voorhoedepartij in de strijd naar het socialisme. Omdat de Sovjet-Unie haar bestaansrecht gaf, had de SED in al haar handelen het belang van de Sovjet-Unie op het oog. De DDR bleef dan ook tot in de late jaren tachtig een van de meest trouwe bondgenoten van de Sovjet-Unie.23

21 Zie onder andere: Boterman, Moderne geschiedenis, 477. en Jean Edward Smith, ‘The German Democratic

Republic and the West’, International Journal 22, 2 (1967) 235.

22 Boterman, Moderne geschiedenis, 484. 23 Fulbrook, A Concise History of Germany, 205.

(17)

16 Niet alleen op politiek terrein, maar ook op economisch terrein werd de DDR omgevormd naar socialistisch model. Al in 1945 werd hiermee de eerste stap gezet toen alle banken werden onteigend. Daarnaast werd het grootgrondbezit onteigend en verdeeld, en later alsnog gecollectiviseerd. Ook de industrie werd onteigend en onder gezag van de overheid geplaatst. Het marxisme-leninisme leerde dat er nieuwe productieverhoudingen in de maatschappij ingevoerd dienden te worden om de economie en de politiek te hervormen. Hierdoor zou de weg naar het socialisme gebaand worden.

In navolging van de Sovjet-Unie legde de DDR zich daarom toe op zware industrie. De bestaande industrie werd onder dwang van structuur veranderd en onderworpen aan centrale planning. Met een respectievelijk halfjaarplan, tweejaarplan en een vijfjaarplan tussen 1949 en 1951 werd de vrije markteconomie afgeschaft.24 De SBZ/DDR leed in de jaren

veertig en vijftig flink onder de overgang op de planeconomie en de daarmee gepaard gaande zware industrie.25 Bovendien ontmantelde de Sovjet-Unie een deel van de fabrieken en en

stuurde deze naar het thuisland.

De verschillen in aanpak van de bezette gebieden na de Tweede Wereldoorlog leidden ertoe dat de Bondsrepubliek in de jaren vijftig kon uitgroeien tot een welvarend en democratisch land, terwijl de DDR voor haar behoeften afhankelijk bleef van de Sovjet-Unie en in economisch opzicht achterbleef bij de Bondsrepubliek.26 De verschillen tussen de twee

Duitslanden werden in de jaren vijftig dan ook steeds duidelijker, wat met name binnen de DDR tot onvrede leidde. Doordat de burgers van de DDR zich nog altijd onderdeel voelden van het grotere Duitsland en zich verbonden voelden met de West-Duitsers ontstond het gevoel dat de DDR aan de verkeerde kant van de geschiedenis was terecht gekomen. Als gevolg van de grote verschillen werd in de Oost-Duitse samenleving het debat over communisme en kapitalisme dan ook tot op het kleinste detail gevoerd.27 De DDR streefde

formeel het socialisme na, maar in de praktijk lukte het de SED niet om een eigen politieke en sociale basis te ontwikkelen die breed gedragen werd onder de bevolking.28 Dit kwam

24 Melching, Van het socialisme, 55-56.

25 In de volgende paragraaf, “De transformatie naar een socialistische staat”, zal op de politieke en economische

verandering van de DDR nader worden ingegaan.

26 Boterman, moderne geschiedenis, 478.

27 Mark Fenemore, Sex, Thugs and Rock ’n Roll. 2. 28 Neubert, Geschichte der Opposition, 17-19.

(18)

17 voornamelijk doordat de bevolking op de politieke en ideologische koers van de SED geen invloed had. In de jaren veertig en vijftig leidde dit tot opstand en verzet onder de bevolking en het wegtrekken van circa 3 miljoen burgers naar de Bondsrepubliek.29 In de volgende

paragraaf zal nader ingegaan worden op de politiek van de DDR en de draagkracht ervan onder de bevolking.

De transformatie naar een socialistische staat

Duitse communisten, die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder andere naar Moskou waren gevlucht, zagen al kort na de oorlog en na de val van het nationaalsocialisme hun kans om met steun van de Sovjet-Unie van Oost-Duitsland een socialistische samenleving te maken. Duitsland was Marx’ geboorteland, dat onder de vleugels van de socialistische Sovjet-Unie een nieuwe start zou maken. Voorheen had het marxisme zich in Duitsland al doen laten gelden als kritische theorie. Door de socialisten werd dit gezien als een onderdeel van de Duitse politieke cultuur, zoals deze ook gekend was in de Weimarrepubliek. De DDR werd dan ook beschouwd als de erfgenaam van de Weimarrepubliek, het betere Duitsland zoals dat vóór het nationaalsocialisme bestaan had. Dit is de reden dat communisten en kritische linkse schrijvers, filosofen en andere intellectuelen een thuishaven vonden in de DDR. Deze intellectuelen hadden zich onder het nationaalsocialisme niet kunnen uitspreken, hadden gevangen gezeten of in ballingschap in het buitenland geleefd. Zij voelden zich de erfgenamen van de Republiek van Weimar, dat het betere Duitsland representeerde, en wilden dit vormgeven in de nieuwe staat. Enkele voorbeelden van dergelijke intellectuelen zijn Ernst Bloch, Bertolt Brecht, Victor Klemperer en Johannes R. Becher.30

De in de marxistisch-leninistische theorie voorstelde randvoorwaarden voor een socialistische revolutie ontbraken echter. In Duitsland bestond geen krachtige revolutionaire partij die de revolutie van het proletariaat zou leiden. Slechts een zeer klein en onbelangrijk deel van de Duitse bevolking stond actief achter de invoering van het socialisme.31 De

Sovjet-Unie bood na de oorlog echter de mogelijkheid tot de oprichting van verschillende partijen, als de Christlich-Demokratische Union (CDU), de Liberaldemokratische Partei Deutschlands

29 Boterman, Moderne geschiedenis, 492.

30 Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 480. 31 Pritchard, The making of the GDR, 8.

(19)

18 (LDPD), de Demokratische Bauernpartei Deutschlands (DBD) en de National Demokratische Partei Deutschlands (NDPD). Deze partijen werkten nauw samen als

antifaschistisch-demokratischen Blockparteien. Deze Blockparteien stonden onder leiding van de SED, die met

steun van de Sovjet-Unie formeel de macht in handen kreeg.32 De SED zelf was in 1946

ontstaan door de fusie van de KPD en de Oost-Duitse SPD, en stond in de jaren vijftig onder leiding van Wilhelm Pieck van de voormalige KPD en Otto Grotewohl van de voormalige SPD. In 1950 werd Walter Ulbricht gekozen als secretaris-generaal van de SED, hij zou tot eind 1971 de sterke man van de DDR blijven. Naast politieke partijen bestonden er ook politiek georiënteerde massaorganisaties voor onder andere boeren en vrouwen. Ook voor jongeren was er een politiek georiënteerde massaorganisatie, de Freie Deutsche Jugend (FDJ). Ook in deze organisaties waren de communisten de baas.

Doordat de de bevolking geen inspraak had op de politiek, dankte deze haar dynamiek dan ook niet aan de verkiezingen. Volgens Willem Melching werd ‘de dynamiek van de Oost-Duitse politiek bepaald door de strijd om de macht binnen de partij en de fractievorming die daarmee gepaard ging’.33 In de praktijk controleerde Moskou de politiek van de DDR en op

sleutelposities werden Sovjetgezinde personen geplaatst, hoewel de steun vanuit de bevolking voor het socialisme minimaal was. Vanuit deze machtsbasis bepaalden de Duitse socialisten de politiek. In de politieke besluitvorming overheerste het belang van de Sovjet-Unie. De loyaliteit aan Moskou was een van de belangrijkste pijlers van de DDR.34

In de DDR was iedereen zich ervan bewust dat de staat geen bestaansrecht had zonder de militaire aanwezigheid en economische steun van de Sovjet-Unie. Het zelfstandig voortbestaan van de DDR was dan ook afhankelijk van het welslagen van het socialistisch experiment, waardoor de bevolking gewonnen zou worden voor de staat. In eerste instantie leek de omslag van het nationaalsocialisme naar een marxistisch-leninistisch georiënteerde staat gemakkelijk te gaan. Oost-Duitsland werd gezuiverd van herinneringen aan het niet-socialistische verleden. In het begin nam deze zuivering gewelddadige vormen aan waardoor het leek op een sociale revolutie. Van de voormalige Pruisische adel werden de landhuizen

32 Neubert, Geschichte der Opposition, 17.

33 Willem Melching, Van het socialisme, de dingen de voorbijgaan. Een geschiedenis van de DDR (Amsterdam

2005) 14.

(20)

19 afhandig gemaakt en standbeelden van de voormalige bourgeoisie en aristocratie werden neergehaald.

Ook werd de DDR gezuiverd van herinneringen aan het nationaalsocialisme. Communisten waren ervan overtuigd dat Hitler in 1933 met hulp van de industriëlen, grootgrondbezitters en bourgeoisie aan de macht was gekomen.35 Nationaalsocialisten

werden in showprocessen veroordeeld tot doodvonnissen en strafkampen. Op deze manier kwamen bijna honderdduizend politieke gevangenen om. Naast nazi’s ging het hierbij ook om andere politieke gevangenen, zoals SPD’ers en christendemocraten.36 Ook ontstond de

antifascistische mythe, die in de DDR werd verheven tot een ideologie om de omslag tot het socialisme aantrekkelijker te maken. De schuld van het nationaalsocialisme werd in deze mythe neergelegd bij de vrije kapitalistische markteconomie. Het kapitalisme had, door Duitsland in verscheidene economische crises te stortten, ervoor gezorgd dat Hitler in de jaren dertig populair werd en de macht had kunnen grijpen. De mythe ontstond dat de DDR een natuurlijk gevolg was van de overwinning op het nationaalsocialisme.37

Dat deze mythevorming ook daadwerkelijk succes had blijkt uit het feit dat de bevolking van de DDR tot na de val van de Muur zo goed als geen vermoeden had van wat zich onder het nazisme in de concentratiekampen had afgespeeld.38 Het antifascisme werd

zo gebruikt om de DDR aantrekkelijker te maken en onderdeel te maken van de klassenstrijd. De SED was ervan overtuigd dat elke gedachte aan het nationaalsocialisme zou verdwijnen als de economie eenmaal was omgevormd naar het communistisch model.39

Een dergelijke mythevorming en ideologische rechtvaardiging is typerend te noemen voor de DDR. Omdat het ontstaan van de DDR en het politieke overwicht van de SED het resultaat waren geweest van de militaire overwinning van de Sovjet-Unie, en niet het resultaat van een socialistische revolutie van de bevolking, moest de staat voortdurend ideologisch gerechtvaardigd worden. Naast de mythe dat het ontstaan van de DDR een overwinning was op het nationaalsocialisme, rechtvaardigde de DDR zich ook door de schijn

35 Boterman, Moderne geschiedenis, 479. 36 Melching, Van het socialisme, 29.

37 J.H. Brinks, ‘Political Anti-Fascism in the German Democratic Republic’, Journal of Contemporary History

(1997) 32, 2, 209.

38 Dietmar Remy en Axel Salheiser, ‘Integration or Exclusion. Former National Socialists in the GDR’, Historical

Social Research 35, 3 (2010) 13.

(21)

20 van democratie op te houden terwijl de macht stevig in handen was van de SED. Een voorbeeld hiervan is dat er verkiezingen werden uitgeschreven, waarbij de burgers gedwongen werden om te gaan stemmen zodat een hoge kiezersopkomst gehaald zou worden. Het waren echter geen vrije of geheime verkiezingen. Er kon alleen voor of tegen een eenheidslijst met vooraf opgestelde kandidaten en zetelverdeling worden gestemd. Omdat er geen stemhokjes waren werd in de praktijk vrijwel altijd ‘voor’ gestemd, daar ‘tegen’ of blanco stemmen consequenties kon hebben voor de stemmende burger. De verkiezingen waren er dan ook niet om de politiek te beïnvloeden maar om de burgers tevreden te houden met een schijndemocratie.

Naast de theoretische opbouw en legitimatie van het socialisme werd de DDR ook in de praktijk ingericht naar marxistisch-leninistisch model. In het kader van het socialisme werd land onteigend omdat grootgrondbezit vanzelfsprekend zou leiden naar het fascisme. Het communisme zag de grootgrondbezitters (Junker) namelijk als de ruggengraat het Duitse militairisme dat geleid had tot de oorlog. Het Junkerland werd daarom deels gecollectiveerd en deels herverdeeld onder kleine boeren, arbeiders en vluchtelingen uit het oosten, of tot staatseigendom verklaard.40 Ook grote industrieën, de mijnbouw en het bankwezen werden

onteigend en genationaliseerd. Daarbij werden belangrijke industrieën gecontroleerd door de Sowjetische Aktiengesellschaften (SAG), door de Sovjet-Unie geleide grootindustrieën. Later zouden deze overgaan in handen van de Oost-Duitse Staat.

In tegenstelling tot het kapitalisme, dat volgens de SED in de jaren 1920-1930 Duitsland in een economische crisis terecht had doen komen, legde de DDR zich toe op een geleide planeconomie in navolging van de Sovjet-Unie. Zoals aan het begin van dit hoofdstuk al aan bod kwam, gebeurde dit door de bestaande industrie te onderwerpen aan een centrale planning. Tussen 1949 en 1951 werd de vrije markteconomie afgeschaft en een geleide planeconomie gevormd. Aanvankelijk startte dit project bescheiden met een halfjaarplan, maar dit werd gevolgd door een tweejaarplan en vervolgens een vijfjaarplan. Overigens werd geen van de plannen ooit afgemaakt. De overgang op de planeconomie en de daarmee gepaard gaande zware industrie drukten zwaar op de jonge DDR. Dit werd nog bemoeilijkt door het feit dat veel materieel en grondstoffen, waaronder ijzer, staal en steenkool, in de

(22)

21 jaren veertig naar de Sovjet-zone waren getransporteerd. Er was daardoor een tekort aan machines, werktuigen en bewerkingsproducten om een goede start te maken met de planeconomie.41

De aandacht voor de werkende klasse lag in de DDR vooral bij de zware industrie. Ondernemers in het midden- en kleinbedrijf leden onder de herinrichting van de economie door de SED. Maatregelen zoals de levensmiddelenrantsoenering waren een grote strop voor veel van deze bedrijven. Naast de landbouw en industrie werden ook grote zuiveringen doorgevoerd bij justitie en de politie.42 Ook op het terrein van cultuur en onderwijs moest

het socialistisch bewustzijn van met name de arbeiders worden vergroot. De SED wilde zelfs een culturele revolutie tot stand brengen, waarbij de scheiding tussen kunst en het leven van alledag opgeheven zou worden. Onder leiding van kunstenaars, schrijvers en musici werden zogenaamde ‘arbeidersbrigades’ opgericht, die als doel hadden om de moraal van de arbeiders te verhogen en betere productieprestaties te bereiken.43 In 1961 telden deze

brigades circa 2 miljoen leden.44

Ook de jeugd probeerde de SED te controleren door massabewegingen als de FDJ te domineren. Door de FDJ nam de toestroom van leden bij de partij, voornamelijk jonge mensen, toe. Door al deze maatregelen kostte het de communisten maar relatief weinig tijd om na 1945 talrijke mensen, die eerst nog het nationaalsocialisme hadden aangehangen, ‘om te scholen’ en te integreren in het politieke systeem van de DDR.45

In de transformatie naar een socialistische staat namen de kerken een bijzondere plaats in. In de kerken werd namelijk een andere manier van leven verkondigd dan de socialistische ideologie van de SED voorschreef. De grootste kerk in de DDR was de Protestants-Lutherse Kerk. Deze kerk bestond niet alleen uit geloofsgemeenschappen in Oost-Duitsland maar ook in West-Duitsland. De kerk was dus een organisatie die in beide landen actief was, waardoor de SED er geen grip op had. Ook de Rooms-Katholieke Kerk, waarvan de aanhang in 1946 maar 12% van het totaal aantal christenen in de DDR uitmaakte,

41 Boterman, Moderne geschiedenis, 484. 42 Melching, Van het socialisme, 32.

43 Merve Lühr, ‘Tagebuch schreiben im Kollektiv. Brigadetagebücher in der DDR zwischen Ideologie und

Alltagspraxis’, in: Janosch Steuwer en Rüdiger Graf, Selbstreflexionen und Weltdeutungen. Tagebücher in der

Geschichte und der Geschichtschreibung des 20. Jahrhunderts (Göttingen 2015) 163.

44 Boterman, Moderne geschiedenis, 498. 45 Neubert, Geschichte der Opposition, 17.

(23)

22 werd gezien als een bedreiging voor het socialisme omdat zij naar de regels van het Vaticaan luisterde.46 Als gevolg hiervan kregen de kerken in de late jaren veertig en jaren vijftig te

maken met repressie.47 Zo waren jongeren die actief waren in de kerk een van de eerste

‘tegenstanders van het regime’ die de geheime politie van de DDR, de Stasi, na haar oprichting in 1950 vervolgde.48 Met name jongerenorganisaties van kerken, de Junge Gemeinde, had de

Stasi als doel. Christenen werden geïntimideerd en gearresteerd, en kerkgebouwen opgeblazen.49 Ook retoriek behoorde tot de overheidsmaatregelen om het aantal

kerkgangers te doen afnemen. In de jaren 1950 en 1960 propageerden de socialisten succesvol het atheïsme, bijvoorbeeld door het marxisme-leninisme onderdeel te maken van het schoolcurriculum. Docenten mochten alleen nog maar de atheïstische visie onderwijzen. Christelijke leerlingen en studenten werden als gevolg hiervan gediscrimineerd.50 Ook werd

voor christelijke feesten een alternatief gevonden. Zo werd, in plaats van christelijke inwijdingsfeesten als het vormsel of de belijdenis, de Jugendweihe gevierd.

Hoewel overal in Europa de kerkgang afnam, hadden bovenstaande maatregelen een versnellend effect op de DDR. Belangrijke kerkelijke activiteiten, zoals het jeugdwerk, liepen in de jaren 1950 en 1960 sterk terug en ook het aantal kerkgangers nam sterk af. Waar in 1950 nog 14,8 miljoen DDR-burgers zich protestants noemden, was dit in 1978 afgenomen naar 7,9 miljoen.51 Hierbij moet echter wel in gedachten worden gehouden dat slechts een

gedeelte van voornoemde aantallen persoonlijk toegewijde christenen betrof. Met name in verstedelijkte gebieden stroomden de kerken leeg. Dit in tegenstelling tot het platteland waar men vaak vast bleef houden aan het christendom en de kerkgang.52

Het is opvallend dat de kerken in de DDR niet verboden werden. Robert Goeckel schrijft zelfs dat dat de DDR in vergelijking met andere socialistische landen in haar politiek relatief mild met de kerken omging.53 Als reden hiervoor noemt hij dat de SED met een te

46 Bernd Schaefer, ‘State and Catholic Church in Eastern Germany, 1945-1989’, German Studies Review 22, 3

(1999) 447.

47 Schaefer, ‘State and Catholic Church’, 447.

48 ‘Stasi’ is de verkorte benaming voor Ministerium für Staatssicherheit. 49 Melching, Van het socialisme, 82.

50 Mary Fulbrook, ‘Co-Option and Commitment. Aspects of Relations between Church and State in the German

Democratic Republik’, Social History 12, 1 (1987) 76.

51 Mary Fulbrook, ‘Co-Option and Commitment’, 75. 52 Goeckel, ‘Church and Society’, 213-214.

53 Robert F. Goeckel, ‘Church and Society in the GDR. Historical Legacies and “Mature Socialism”, International

(24)

23 strenge Kirchenpolitik de bevolking tegen zich zou krijgen, terwijl zij juist voor het socialisme gewonnen moesten worden. Religie speelde namelijk een grote rol in het leven van veel burgers. Bovendien waren de kerken in de DDR verbonden met kerken in West-Duitsland, waarmee intensieve contacten onderhouden werden. De kerk was dan ook een grote maatschappelijke organisatie die de SED niet zomaar kon negeren.

In plaats van de kerken te verbieden werden ze daarom buiten de maatschappelijke orde geplaatst. Hiermee werd verwacht dat het aantal kerkgangers teruggedrongen zou worden, omdat de marxistisch-leninistische ideologie leerde dat het christendom en de kerken gedoemd waren om uit te sterven.54 Het verbieden van de kerken werd dus onnodig

geacht. Desondanks bleven de kerken een doorn in het oog van de SED, omdat zij naast de officiële staatsideologie een andere manier van leven verkondigden. Met name de bereidheid van de kerken om stelling te nemen tegen de gang van zaken in de DDR leidde tot verdere onderdrukking van gelovigen. In de repressie zijn golfbewegingen waar te nemen, maar een van de hoogtepunten waren de jaren 1952 en 1953, bij de socialistische Kirchenkampf.55 Na

de bouw van de Muur in 1961 berustten zowel SED als de kerken erin dat zij naast elkaar zouden moeten leven in de DDR.56

De botsing tussen theorie en praktijk

In theorie zat de opbouw van het socialisme in de DDR goed in elkaar en was het aannemelijk dat het experiment zou slagen. De formele ideologieën van het antifascisme en socialisme die de DDR moesten legitimeren laten zien dat de overheid streefde naar het verenigen van de burgers op weg naar een gemeenschappelijke toekomst. Maar in veel gevallen bleek de praktijk weerbarstiger dan de theorie had doen vermoeden. Als gevolg van de ideologie van de verschillende overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog, was het vanaf het prille begin duidelijk geweest dat er in Duitsland een deling zou ontstaan tussen Oost en West. Door de nieuwe economische en ideologische oriëntatie werd ook de deling tussen West-Duitsland en Oost-Duitsland sterker. Dit zou problematisch blijken te zijn voor de legitimiteit van de

54 Bernd Schaefer, The East German State and the Catholic Church, 1945-1989 (New York en Oxford 2010) 1. 55 Neubert, Geschichte der Opposition, 36. en Christoph Kösters, ‘Die Katholischen Bischöfe und der 17. Juni

1953’, Viertelsjahrhefte für Zeitgeschichte 54, 2 (2006) 274.

56 Beatrice Jansen-De Graaf, ‘Aanpassing en verzet. Kerk en staat in de DDR’, Skript Historisch Tijdschrift 22-4

(25)

24 DDR. Ondanks haar marxistisch-leninistische oriëntatie bleef in de DDR – in theorie - het verlangen tot hereniging aanwezig. In de praktijk was de SED doodsbang voor elke vorm van toenadering. De Oost-Duitsers voelden zich verwant aan de West-Duitsers. Tijdens het bestaan van de DDR is dan ook een constante vergelijking te zien met de Bondsrepubliek. Frits Boterman wijst erop dat in de grondwet van de DDR hiernaar telkens is verwezen:

Dat er in de DDR voortdurend geworsteld werd met de Duitse nationaliteit blijkt uit de tekst van de grondwet uit 1949: ‘Duitsland is een ondeelbare democratische republiek’, maar in de grondwet van 1968 werd gesproken van de ‘Sozialistischer Staat deutscher Nation’, waarmee te kennen werd gegeven dat er twee Duitse staten waren.57

In de jaren na de oorlog kwam de verhouding tussen de overheid en de burgers van de DDR op scherp te staan toen bleek dat de resultaten van de planeconomie in de jaren vijftig achterbleven bij de verwachtingen. De oorzaak van de tegenvallende economische resultaten was een direct gevolg van de gedwongen overgang op zware industrie en van de socialistische planeconomie. Het bracht de DDR niet de ingecalculeerde economische voorspoed, en de consumptiemarkt bleef achter omdat de productie van consumptiegoederen, zoals kleding en schoenen, een ondergeschikte positie in namen in het productieproces.58

Oost-Duitsland bleef dan ook achter bij West-Duitsland dat in de jaren vijftig als gevolg van de Marshallhulp en het Wirtschaftswunder economisch opleefde. Volgens Neubert was hierdoor alles in de DDR ‘kleiner, bescheidener, materieel moeilijker verkrijgbaar, idealistisch schaarser en meer gereduceerd dan in het Westen’.59 Hoe erbarmelijk de situatie

was blijkt bijvoorbeeld uit het straatbeeld waarin tot ver in de late jaren tachtig de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog zichtbaar waren.60

57 Boterman, Moderne geschiedenis, 480. 58 Ibidem, 484.

59 Neubert, Geschichte der Opposition, 21.

60 Emily Pugh, ‘The Unbridled Buildup of Socialism. Defining and Critiquing Heimat-GDR’, in: Emily Pugh,

(26)

25 De nabije maar tegelijkertijd onbereikbare wereld van de West-Duitsers zorgde voor bij de burgers van de DDR voor een fascinatie met deze wereld. Door de identificatie en vergelijking met de Bondsrepubliek voelden zij de aantrekkingskracht van de massacultuur van het kapitalisme, zoals populaire muziek en consumptiegoederen. In de DDR waren consumptiegoederen echter schaars en Westerse muziek was verboden. De fascinatie die desondanks hiermee bestond ondermijnde de opbouw van het socialisme. De constante vergelijking met de Bondsrepubliek leidde zo tot een kritische blik op de eigen maatschappij.61 Deze fascinatie met het kapitalisme en de Westerse cultuur zou een van de

grote uitdagingen worden voor het systeem. Hierop zal in het derde hoofdstuk nader worden ingegaan.

De positie van de burgers in de DDR

De burgers van de DDR werden door de overgang naar de marxistisch-leninistische staatsideologie in een benarde positie gebracht. Het socialisme beloofde hen een voorspoedige toekomst, maar de tegenvallende resultaten van de planeconomie waren voor veel mensen teleurstellend. Dit gold ook voor veel Duitse socialisten die zich na 1945 in Duitsland hadden gevestigd. Ondanks de hoge verwachtingen lukte het de DDR niet een eigen nationale identiteit te ontwikkelen en uit te groeien tot een onafhankelijke staat.62 Hiervoor

zijn verschillende redenen aan te wijzen. In de eerste plaats mislukte het socialistische experiment. Het plan van de SED om de productieverhoudingen aan te passen en een socialistische samenleving op te bouwen mislukte volledig. Terwijl het proces zich voltrok bleek namelijk dat theorie en praktijk niet op elkaar aansloten. De DDR focuste op de invoering van het socialisme. Met name in de jaren vijftig en zestig kreeg de opbouw van de socialistische economie voorrang op de behoeften van de burgers. Consumptie kwam op de tweede plaats. Ook werden individuele, maatschappelijke en culturele behoeftes van de bevolking niet voldoende vervuld.

Dat de behoeften van de burgers weinig aandacht kregen blijkt uit de weinige aandacht die besteed werd aan de binnenlandse consumptiemarkt, waardoor er in de

61 Neubert, Geschichte der Opposition, 21.

62 Dietrich Orlow, ‘The GDR’s Failed Search for a National Identity, 1945-1989’, in: German Studies Review 29, 3

(27)

26 samenleving grote schaarste ontstond aan allerlei producten. De reden hiervoor was tweeledig. Na de oorlog waren grote hoeveelheden machines en materieel naar de Sovjet-Unie vervoerd waardoor er simpelweg een tekort was aan machines en materieel. Hierdoor stagneerde de productie van goederen. Daarnaast leidde de socialistische strijd tegen private ondernemingen tot tekorten omdat hierdoor de producenten voor de consumentenmarkt werden weggenomen. Het beperkte aanbod van goederen dat wel op de markt was, was vaak van slechte kwaliteit. Ook lag een groot deel van de DDR deze eerste decennia letterlijk in puin. Na de oorlog waren door de talloze bombardementen veel verwoestingen aangericht, welke in de jaren vijftig en zestig niet herbouwd of opgeruimd werden. Met name het grote aantal verwoeste huizen zorgde voor grote problemen en ontevredenheid onder de bevolking. De beloften van de SED om aan de behoeften van de bevolking tegemoet te komen waren in deze jaren voornamelijk retorisch, hoewel er vanaf halverwege de jaren vijftig langzaamaan de typische betonblokhuizen werden gebouwd om tegemoet te komen aan de woningnood.63 Dit alles zorgde voor ontevredenheid onder de bevolking.64

Ondanks alle ontberingen had het socialistische gelijkheidsstreven ook positieve kanten. De SED stelde zich garant voor orde en veiligheid, door militarisering van de maatschappij, het uniformeren van functionarissen en de erkenning van massaorganisaties.65 Vanaf de jaren zeventig en tachtig kreeg de bevolking ook zekerheden

op individueel niveau. Boterman beschrijft dit als volgt:

De DDR-burger hoefde zich, vooral in de jaren zeventig en tachtig, niet druk te maken over de huur, medische verzorging, werkloosheid, kinderopvang, crèches et cetera. De misdaadcijfers waren laag, vakanties werden geregeld. Kinderen van arbeiders werden gestimuleerd om te gaan studeren en de standsverschillen werden genivelleerd. Werkloosheid bestond officieel niet en de meeste vrouwen deden mee aan het arbeidsproces (…).66

63 Emily Pugh, ‘The Unbridled Buildup of Socialism’, 118-122. 64 Melching, Van het socialisme, 59.

65 Neubert, Geschichte der Opposition, 20. 66 Boterman, Moderne geschiedenis, 481-482.

(28)

27 Het was dankzij de hoop op een betere toekomst en vanaf de jaren zeventig door deze sociale voorzieningen dat vele Oost-Duitsers het gebrek aan materieel en cultureel genot tolereerden. In deze jaren werd er gezorgd voor een zekere levensstandaard, waardoor de bevolking bereid was zich aan te passen aan de wensen van de SED.67

Een tweede reden waarom het de DDR niet lukte om een eigen nationale identiteit te creëren was dat het gelijkheidsideaal tot een doctrine werd verheven. Het gelijkheidsstreven van het socialisme zorgde voor een gebrek aan fantasie en initiatief in de Oost-Duitse samenleving. Alles was gericht op veiligheid, orde, netheid en middelmaat, en alles wat ook maar de schijn had van bourgeoismentaliteit en het bijbehorende materiele en culturele genot werd neergehaald.68 De burgers van de DDR verlangden naar de kapitalistische

massacultuur, maar deze was in eigen land onbereikbaar vanwege de tekorten en de afkeer van materieel en cultureel genot.

Het was niet alleen de consumptiemarkt die de DDR in diskrediet bracht bij haar bevolking. Verschillende bevolkingsgroepen werden ernstig benadeeld. Zo moesten arbeiders steeds harder werken en werden boeren en christenen toenemend onder druk gezet. In de jaren vijftig kwamen SED en een groot deel van de bevolking daardoor lijnrecht tegenover elkaar te staan, wat uit het derde hoofdstuk duidelijk zal blijken. In 1950 werd dan ook het Ministerium für Staatssicherheit (Stasi) opgericht en de propaganda opgevoerd.69

Beiden dienden als pressiemiddelen om de bevolking in het gareel te houden en de aantrekkelijkheid van het socialisme te verhogen.

Van de burgers werd een actieve deelname aan de maatschappij gevraagd. Hoewel niemand daartoe gedwongen werd, had de actieve deelname aan de maatschappij een verplicht karakter. De door de overheid ingezette pressiemiddelen leerden de burgers namelijk dat zij niet zonder meer in het openbaar hun mening konden uiten over de politiek en maatschappij waarin zij leefden, zonder dat dit consequenties had voor henzelf of hun naaste verwanten. De overheid creëerde een egalitaire samenleving ten koste van de vrijheid van de bevolking.70 Haar gelijk claimde de SED door haar marxistisch-leninistische ideologie

67 Melching, Van het socialisme, 18. 68 Boterman, Moderne geschiedenis, 481

69 Frits Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 1800-heden (Amsterdam ) 482. 70 Ibidem, 481.

(29)

28 voor wetenschappelijk te doen doorgaan. Op scholen, opleidingen, studies en bij de arbeid werd het socialisme onderwezen. Daarbij werkten ‘objectieve’ en ‘wetenschappelijke’ argumenten altijd in het voordeel van de staat. Vanuit de socialistische wetenschap werd dan ook het morele recht ontleend om andersdenkenden te onderdrukken. Discussies over de juistheid van de ideologie waren uitgesloten en oppositie werd niet getolereerd. Wie openlijk voor een andere mening uitkwam werd dan ook buiten de maatschappelijke orde geplaatst en gediscrimineerd.71

Ondanks de propaganda en de pogingen van de SED om de bevolking te enthousiasmeren voor haar ideologie, uitte het politieke en sociale onbehagen van de bevolking zich in een onderling wantrouwen. Een voorbeeld hiervan is het gedrag van de winkelmedewerkers. Zij stonden erom bekend dat zij hun klanten nauwlettend in de gaten hielden, alsof zij de klanten verantwoordelijk hielden voor de tekorten in de winkels. Zo ontstond er in de DDR een spanningsloze, oncreatieve en verkrampte dagelijkse cultuur.72

Het dagelijks leven in de DDR was namelijk doordrenkt van regelgeving en onvrijheid. Continu werd de loyaliteit van de burgers aan de staat beproefd, zelfs van die burgers waarvan de loyaliteit aan het systeem buiten kijf stond.73 Al vroeg leerden de burgers dan

ook dat er een dubbele maatschappij bestond. Enerzijds het publieke terrein, zoals op school of het werk, waar men zich merkbaar anders gedroeg en over andere zaken sprak dan men thuis deed. In 1983 werd dit fenomeen van terugtrekking in de private sfeer door de West-Duitse diplomaat Günter Gaus omschreven als de Nischengesellschaft.74

De druk die de DDR-burgers voelden tot actieve deelname aan het DDR-systeem was niet alleen een politieke druk. In de jaren vijftig ontstond er in de samenleving een volledig onbegrip voor medeburgers met een afwijkende mening. Burgers met een andere mening dan die door de staat voorgeschreven, werden door hun medeburgers uitgesloten van de maatschappij.75 Door uitsluiting van andersdenkenden werd het DDR-systeem op deze

manier door de burgers in stand gehouden en bevorderd. Ondanks hun eigen actieve rol in

71 Melching, Van het socialisme, 20. 72 Neubert, Geschichte der Opposition, 19.

73 XIX. Bautzen-Forum der Friedrich-Ebert-Stiftung (red.), Alltag in der SBZ/DDR. Leben in einer Diktatur

(Leipzig 2008) 7.

74 Ralf Rytlewski (ed.), Politik und Gesellschaft in sozialistischen Ländern. Ergebnisse und Probleme der

Sozialistische Länder-Forschung (1989 Wiesbaden) 100. En: Boterman, Moderne geschiedenis, 483.

(30)

29 het in stand houden van het systeem werd de DDR door veel burgers ervaren als een last. Boterman benadrukt dat de DDR-bevolking de partijdictatuur gelaten aanvaardde, maar dat de grote meerderheid deze innerlijk nooit heeft geaccepteerd.76

De reden dat men in deze tijd actief deel nam in het DDR-systeem hebben veel mensen achteraf, in de Nachwendejahren, verklaard door te wijzen op de omstandigheden in de DDR-dictatuur die geen ruimte liet voor het individu.77 Achteraf wezen de oud-DDR-burgers de

overheid aan als de onderdrukker maar men heeft daarbij de eigen rol in het in stand houden en bevorderen van het systeem volledig gebagatelliseerd. Het fenomeen van massale aanpassing en zelfovergave dat al vroeg in de DDR-staat is waar te nemen moet volgens Neubert dan ook meer gezien worden als een uitdrukking van de geestelijke onvrijheid dan als een teken van overtuiging. Door te participeren in het systeem maar zich er innerlijk voor af te sluiten kon men zich meer focussen op innerlijke verlichting en troost en tegelijkertijd geen doel zijn van de altijd dreigende onderdrukking van buitenaf.78

Enerzijds participeerde men dus voluit in de samenleving, anderzijds zorgde de alomtegenwoordige bevoogding van de staat voor een behoefte aan terugtrekking in de private sfeer. Hierdoor ontbrak het de SED in de jaren vijftig en zestig aan overwicht op haar bevolking. Hoewel de SED veel moeite deed om de bevolking te motiveren voor het socialisme en het op zijn minst te laten accepteren, werd de DDR zo een eendimensionale staat, waarnaast een contrasterende samenleving bestond waarin een verscheidenheid aan ideologieën en geloven bleef bestaan.79

De positie van jongeren in de DDR

De jongeren waren de hoop en de toekomst van de DDR. De SED verwachtte hen op te voeden tot de socialistische Nieuwe Mens die de nieuwe socialistische staat in de toekomst zou gaan dragen. Om hen te laten participeren in de strijd naar de socialistische maatschappij was het van belang de jongeren op te voeden met het marxistisch-leninistische wereldbeeld.80 Het

experiment om de DDR-jeugd opnieuw op te voeden startte halverwege de jaren vijftig en

76 Boterman, Moderne geschiedenis, 481-482. 77 Neubert, Geschichte der Opposition, 17. 78 Neubert, Geschichte der Opposition, 18.

79 Mark Fenemore, Sex, Thugs and Rock ’n Roll, 11-12. 80 Wiebke Janssen, Halbstarke in der DDR, 35.

(31)

30 was gericht op de groep jongeren die tussen 1935 en 1948 geboren waren. De DDR concentreerde zich daarbij voornamelijk op de scholing van de jeugd.

Het belangrijkste instrument in handen van de SED bij het scholen van de jeugd was de Freie Deutsche Jugend (FDJ). De FDJ was een algemene jeugdbeweging maar stond onder strikt toezicht van de SED.81 Middels de FDJ, maar ook door andere pedagogische invloeden

op de jeugd, zoals familie, onderwijs, jeugdorganisaties en maatschappelijke normen en waarden, kon de SED zich bemoeien met de opvoeding van de DDR-jeugd en zich ervan verzekeren dat de jongeren opgevoed werden met het marxistisch-leninistische wereldbeeld. Naast de juiste opvoeding wilde de SED zich er echter ook van verzekeren dat het socialisme door de jeugd eigen gemaakt werd. Alleen controle op het onderwijs was daarvoor niet voldoende. Ook op het denken, voelen en handelen van de DDR-burgers wilde de SED vat krijgen. De burgers moesten volkomen ondergeschikt gemaakt worden aan de staat en de partij.82

In het begin verliep het heropvoedingsproces van de jeugd gunstig voor de SED. In de loop van de jaren vijftig werden vrijwel alle DDR-jongeren lid van de FDJ, hoewel lidmaatschap niet verplicht was. De grote toestroom van leden was echter niet alleen uit enthousiasme, maar grotendeels uit berekening van de jongeren. Lidmaatschap van de FDJ was namelijk een voorwaarde geworden voor wie in de DDR hoopte te slagen. Door lid te zijn van de FDJ werd de kans om te mogen studeren vergroot en waren er meer kansen op een mooi beroep en een carrière in de DDR. Voor veel jongeren bood het lidmaatschap van de FDJ dan ook een mogelijkheid op een betere toekomst. De val van het nationaalsocialisme en het wegtrekken van de burgerlijke elite naar West-Duitsland zorgden in de jaren vijftig voor openstaande vacatures wat deze jongeren toekomstperspectief bood op een carrière in de DDR. Wiebke Janssen wijst erop dat het vooral de eerste generatie FDJ’ers was die deze kansen waar nam.83

Hoewel vol hoop stonden de meeste jongeren in de jaren veertig en vijftig, net als het merendeel van de bevolking, aarzelend en afwachtend tegenover de opbouw van het socialisme. De jongeren wilden zich niet, zoals hun ouders onder het nationaalsocialisme

81 Melching, Van het socialisme, 37. 82 Ibidem, 35.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarna zal de kosteffectiviteit van verschillende maatregelen moeten worden bepaald en zal nagegaan moeten worden hoe en waar deze maatregelen in het agrarisch gebied

Dit is niet alleen wijsheid achteraf, al in 1973 waarschuwden zijn adviseurs hem voor deze dreigende ontsporing, maar Honecker had niet de politieke speelruimte om zijn koers te

van onze cultuurontwikkeling. In historisch per- spectief gezien was het in de afgelopen eeuwen eerst het kerkinstituut, en daarna de staat- althans in cen-

Hij stelde een heel pakket maatregelen voor, zoals het schrap- pen van investeringen in zogenaamde kansrijke sec- toren (weggegooid geld), meer te investeren in

politischer Zensur nur eine ästhetische gäbe, etwas mehr Reisefreiheit, etwas mehr Öffentlichkeit, überhaupt etwas weniger Repression, dann wäre die DDR der bessere

Irgendwie hatte Ben schon nach kurzer Zeit raus, dass ich zwar leise war und jeden Tag meine Hausaufgaben machte, aber dass ein Teil von mir immer bereit war, die Zehen über die

In dit onderzoek wordt gespeculeerd dat DDR1 als gevolg van glomerulosclerose steeds meer wordt blootgesteld aan collageen wat leidt tot activatie van de receptor en als

De deelnemers zijn het erover eens dat als een grote groep van de huidaandoeningen, zoals eczeem, aangepakt wordt de resultaten ook een positief effect kunnen hebben op de zorg van