• No results found

De bevolking van de DDR kwam slechts één keer openlijk en massaal tegen haar regime in opstand.96 De welbekende opstand van juni 1953 was een uiting van de grote ontevredenheid

die breed leefde in de DDR. De opstand werd hardhandig neergeslagen door het Sovjetleger, waarmee de bevolking duidelijk werd gemaakt dat het openlijk uiten van kritiek niet tot de mogelijkheden behoorde in de DDR. Het zou dan ook tot 1989 duren voor de bevolking opnieuw openlijk grootschalig verzet durfde te bieden.97

Omdat de opstand van juni 1953 de meest bekende en meest duidelijke vorm van breed gedragen kritiek is geweest kan het beeld ontstaan dat het ook de enige vorm van kritiek is geweest die de DDR vanuit haar bevolking kreeg. Dit beeld is echter onjuist. De totale controle die de SED op haar burgers probeerde te verkrijgen en de sterke inperking van vrijheid werden niet zonder meer geaccepteerd door de burgers. Van individueel tot collectief niveau kreeg de SED te maken met kritiek.

Wie deze kritiek uitte en de manier waarop deze kritiek geuit werd verschilde echter sterk. Uit de literatuur blijkt dat in de DDR vier vormen van openlijke kritiek zijn te onderscheiden. In dit derde hoofdstuk zal hiervan een overzicht worden gegeven, waarbij uiteindelijk toegespitst zal worden op de uitingen van maatschappijkritiek onder jongeren. In de eerste plaats op was er openlijk verzet en opstand collectief niveau, waarvan de meest bekende en meest openlijke uiting de opstand van juni 1953 was. Ten tweede kreeg de DDR te maken met politieke oppositie. De derde vorm van kritiek is het vluchten van burgers uit de DDR. Ten vierde bestond er ongeorganiseerde kritiek uit verschillende bevolkingsgroepen. Hiervan behandel ik in mijn scriptie arbeiders, boeren en kerken omdat dit de bevolkingsgroepen zijn waartoe de onderzochte dagboekauteurs behoren. Als vijfde zal een overzicht gegeven worden van de kritiek van jongeren in de DDR. Hier zal de meeste aandacht naar zal uitgaan. Tot slot zal in dit hoofdstuk aandacht besteed worden aan de manier waarop de SED met alle kritiek uit de samenleving omging.

96 Smith, ‘The German Democratic Republic and the West’, 231.

97 Mary Fulbrook, ‘Popular Discontent and Political Activism in the GDR’, Contemporary European History 2, 3

37 Collectieve opstand en verzet in de DDR

Het jaar 1953 was een belangrijk jaar voor de DDR. Niet alleen omdat Stalin dat jaar overleed maar tevens vanwege de Opstand van 17 juni 1953. Deze opstand ‘can in some ways be seen

as the final death spasm of the East German labour movement’, schrijft Pritchard.98 De opstand

was het hoogtepunt van openlijke kritiek in de DDR en tevens de laatste keer dat er zo massaal en openlijk kritiek werd geleverd op de SED. De opstand was in eerste instantie een arbeidersstaking uit protest tegen de verhoogde arbeidsnormen, maar verspreidde zich snel over de gehele bevolking. Zoals later in dit hoofdstuk zal blijken waren het namelijk de arbeiders die het in de eerste decennia van de DDR bijzonder zwaar hadden. Toen de arbeiders massaal de straat op gingen om te protesten, grepen ook andere maatschappelijke groeperingen en burgers de kans om te gaan protesteren.99 De oorspronkelijke

arbeidersstaking tegen loonsverlaging en normverhoging liep daardoor in korte tijd uit in een nationale opstand met als eis algemene en vrije verkiezingen. De SED was de situatie niet meester en de tanks van het Rode Leger moesten eraan te pas komen om de opstand hardhandig neer te slaan.100 Alleen het ingrijpen van de het land aanwezige Sovjettroepen

kon zo verhinderen dat de secretarisgeneraal van de SED, Walter Ulbricht, af moest treden en het regime zou instorten.101

De Opstand van 1953 was zowel voor de bevolking als voor de SED een shock. De bevolking kreeg te maken met het geweld van de Sovjets, waardoor duidelijk werd dat een opstand tegen de SED zinloos was. Ook kwam er geen hulp vanuit het Westen om het regime omver te werpen, iets waarop velen toch gehoopt hadden. Tegelijk was de Opstand een shock voor de SED. De Stasi had de massale Opstand niet zien aankomen. Als gevolg daarvan werd de Stasi tot 1958 onder toezicht gesteld. Door de massale opstand werd de enorme crisis waarin de DDR zich bevond zichtbaar en had de DDR grote moeite om haar geloofwaardigheid, legitimiteit en stabiliteit in stand te houden.

98 Pritchard, The Making of the GDR, 4.

99 Zie voor meer over dit onderwerp: Christoph Buchheim, ‘Wirtschaftliche Hintergründe des

Arbeiteraufstandes vom 17. Juni 1953 in der DDR’, Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte 38, 3 (1990) 415-433. en Leo Haupts, ‘Die Blockparteien in der DDR und der 17. Juni 1953’, Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte 40, 3 (1992) 383-412.

100 Boterman, Moderne geschiedenis, 493.

38 Hoewel de Opstand van 1953 een hoogtepunt was van openlijke kritiek in de DDR en daardoor erg bekend is, was het niet de enige uiting van openlijk verzet tegen de SED. Aan het eind van de jaren veertig en begin jaren vijftig waren in de DDR verschillende verzetsgroepen opgericht die tot doel hadden de jonge staat te hervormen of te ondermijnen. Het waren voornamelijk jongeren die zich bij een dergelijke groep aansloten.102 Een van de

meer bekende groepen was de KgU, de Kampfgruppe gegen Unmenschlichkeit. Deze anticommunistische organisatie werd in 1948 opgericht om tegenstand te bieden aan de SED-dictatuur. De deelnemers hadden als doel niet dezelfde fout te maken die hun ouders gemaakt hadden, namelijk zwijgen in een dictatuur. De groep is met name bekend om het verspreiden van pamfletten waarin werd opgeroepen tot passief politiek verzet en gewaarschuwd werd voor spionage en voorzichtigheid in het spreken.

Met name onder scholieren en studenten won de KgU veel aanhang. Zo werd de KgU in de vroege jaren vijftig overspoeld door jonge mensen die informatie hadden over spionnen of pamfletten wilden hebben om Ulbricht en de SED duidelijk te maken dat er grenzen zijn aan wat toelaatbaar is en dat zij verantwoordelijk werden gehouden voor het politieke klimaat.103 Een ander voorbeeld van een verzetsgroep, hoewel minder bekend, was de

Widerstandskreis der Jugend der Sowjetzone. Deze groep werd in 1950 opgericht als illegale dochtervereniging van de in de Bondsrepubliek legaal opgerichte vereniging Bund deutscher Jugend. Daarnaast is ook van studenten bekend dat zij vaak actief verzet boden. Zo verspreiden studenten van de Technische Hochschule Dresden in aanloop naar het Volkskongress van 1949 pamfletten, waarin zij opriepen tot een boycot van de schijnverkiezingen.104

In eerste instantie hadden de in de geheime verzetsgroepen verenigde maatschappijkritische jongeren zich bevestigd gevoeld in hun opstandige houding ten opzichte van de nieuwe socialistische dictatuur in de Oostzone. In de samenleving heerste veel kritiek op de SED en de verzetsgroepen groeiden hard. Maar al snel sloeg het klimaat om. Het verspreiden van pamfletten en het gooien van stinkbommen waren criminele

102 Gerhard Finn, Frank Hagemann, ea., ‘Unrecht überwinden. SED-Diktatur und Widerstand’, in: Konrad-

Adenauer-Stiftung e.V., Aktuelle Fragen der Politik (1996 Sankt-Augustin) 12.

103 Finn, Hagemann, ea., ‘Unrecht überwinden’, 13.

104 Matthias Lienert, Zwischen Widerstand und Repression. Studenten der TU Dresden, 1946-1989 (Keulen,

39 activiteiten in de DDR. Het Ministerium für Staatssicherheit trad dan ook hard op tegen de illegale groepen met zware gevangenisstraffen, waarbij het regelmatig voorkwam dat de gevangen verzetsleden flink geslagen werden. De verzetsactiviteiten van de verschillende verzetsgroepen werden door de repressie dan ook al snel minder. De KgU besloot bijvoorbeeld in 1951 om niet meer zelf actief te flyeren in de DDR, maar dit aan te pakken door weerballonnen met pamfletten op te laten stijgen vanuit West-Berlijn.105 Dat het

openlijk verzet bieden niet tot de mogelijkheden behoorde werd ook door de keiharde repressie van de Opstand van 1953 duidelijk gemaakt aan de bevolking. Door de opstand voelde de SED zich sterker dan ooit bedreigd door vijanden van binnenuit, wat leidde tot een permanent gevoel van onveiligheid. Na de opstand van 1953 werd de bevolking nog sterker dan voorheen in de gaten gehouden, terwijl ook de leiding zichzelf controleerde. Openlijke kritiekuiting door het regime beschouwd als een misdaad. Overtreding kon leiden tot hoge gevangenisstraffen. De Stasi, onder leiding van Erich Mielke, hield iedereen in de gaten. De Stasi groeide dan ook gestaag en had uiteindelijk ruim honderdduizend man in vaste dienst en beschikte bovendien over honderdtwintigduizend inofficiële medewerkers.106 Doordat

ook de burgers in de DDR elkaar scherp in de gaten hielden werd openlijke kritiek in deze jaren snel minder. Vanaf deze jaren werd een kritische mening zelfs in kleine kring niet meer openlijk geuit.107

De overgrote meerderheid van de bevolking schikte zich daarin en wie zich niet wilde conformeren verliet het land. Tot 1961 zijn zo circa 3 miljoen burgers de DDR ontvlucht.108

Desondanks legden enkele individuen zich niet bij de situatie neer. In het boek Opposition

und Widerstand in der DDR. Politische Lebensbilder zijn een aantal geschiedenissen

opgenomen van enkelen van de personen die de moed hadden om in de jaren vijftig vrijelijk in opstand te komen tegen het DDR regime.109 De verschillende verhalen geven een beeld van

welke achtergrond de mensen hadden die openlijk kritiek hadden op de marxistisch-

105 Finn, Hagemann, ea., ‘Unrecht überwinden’, 13. 106 Boterman, Moderne geschiedenis, 483.

107 Karl Wilhelm Fricke, Peter Steinbach en Johannes Tuchel (red.), Opposition und Widerstand in der DDR

(München 2002), 16.

108 Boterman, Moderne geschiedenis, 492.

40 leninistische DDR. Hieruit is af te leiden dat het voornamelijk burgers en politici, liberalen en sociaaldemocraten, christenen en vooral jonge mensen betrof.110

Politieke oppositie in de SBZ/DDR

Met name in de late jaren veertig kreeg de SED in de politiek te maken met oppositie. Hoewel de SED de leidende partij was in de DDR, bleven andere Blockparteien, als de CDU, de LDPD, de DBD en de NDPD daarnaast bestaan.111 In jaren veertig lag de politieke koers om de

socialistische samenleving te bereiken nog niet vast en was er, tot 1947/1948 nog beperkte ruimte voor politiek debat. Vooral in deze eerste jaren leefde bij de oppositie nog de illusie dat er door middel van politiek debat wat te bereiken viel. Een van de belangrijkste punten waarover de politieke partijen in deze jaren debatteerden was de vraag over welk pad bewandeld moest worden om de socialistische maatschappij te bereiken. Het debat spitste zich toe op de vraag of het kapitalisme moest blijven bestaan of dat het de bevolking alleen maar terug zou leiden naar het fascisme en dat een socialistisch regime daarom een betere optie was. Een ander voorbeeld van een onderwerp waarover in deze jaren nog democratisch debat gevoerd werd was de Oder-Neiße grens. Overigens werd deze al in maart 1948 erkend op het Tweede Volkscongres.112,113

Deze ruimte voor debat bleef niet lang bestaan. Tussen 1945 en 1949 ging de SED zich steeds meer presenteren als de vertegenwoordiger van de arbeidersklasse en werden de sociaaldemocraten, liberalen en christelijke partijen steeds verder uit de politiek verdreven. Vanaf oktober 1949, bij de oprichting van de DDR, was er van echte politieke oppositie geen sprake meer.114

Het vluchten van burgers uit de DDR

Openlijke kritiek op het systeem behoorde in de jaren veertig en vijftig in de DDR niet tot de mogelijkheden. Het uiten van openlijke kritiek was een risico voor het individu dat die kritiek

110 Ibidem, 12.

111 Zie hiervoor ook Hoofstuk 2, “De transformatie naar een socialistische staat”. 112 Neubert, Geschichte der Opposition, 39-40.

113 De Oder-Neiße grens was de nieuwe grens tussen Duitsland en het sterk vergrote Polen, die in 1945 op de

Conferentie van Potsdam werd getekend. De DDR erkende deze grens onder druk van de Sovjet-Unie in 1950, in de Bondsrepubliek werd deze grens pas in 1990 definitief erkend.

41 uitte, daar hij uitgesloten kon worden uit de samenleving en gestraft kon worden door de overheid. Critici zagen zich dan ook genoodzaakt om te vertrekken uit de DDR. Totdat de grens met de Bondsrepubliek in 1961 definitief gesloten werd, zijn dan ook circa 3 miljoen DDR-burgers vertrokken naar de Bondsrepubliek. Dit was voor de DDR een ramp omdat vooral goed opgeleide jongeren vertrokken, die juist hard nodig waren voor de economie.

In de vroege jaren vijftig ging vluchten uit de DDR nog relatief gemakkelijk. In Berlijn konden burgers eenvoudig met het openbaar vervoer naar het westelijke deel van de stad reizen en vandaar naar de Bondsrepubliek vliegen. Omdat de Bondsrepubliek de inwoners van de DDR als Duitsers beschouwde kregen de Oost-Duitsers automatisch het staatsburgerschap. Door het Wirtschaftswunder was er in de Bondsrepubliek en krappe arbeidsmarkt en dus ruim voldoende werkgelegenheid voor de vluchtelingen uit de DDR.115

Toch bleven de meeste mensen in de DDR wonen. Dit waren niet alleen de burgers die enthousiaste aanhangers waren van het systeem of degenen die het gelaten aanvaardden. Hoewel veel critici in de loop van de jaren vijftig vertrokken bleven anderen bewust in de DDR wonen. Velen hoopten toch dat het socialisme na een moeilijke start toch op gang zou komen en de beloofde economische voorspoed bereikt zou worden. Ook speelden sentimentele of familiale overwegingen een rol.

Ongeorganiseerde kritiek uit verschillende bevolkingsgroepen

De ontevredenheid in de maatschappij leidde na 1949 niet automatisch tot massale en breed gedragen opstand tegen het DDR-regime, met uitzondering van het jaar 1953. Hiervoor waren meerdere reden aan te wijzen. Allereerst de repressie tegen de burgers, waardoor het uiten van kritiek een risico werd voor de persoon die kritiek uitte. Ten tweede hadden critici tot 1961 de mogelijkheid om via West-Berlijn naar de Bondsrepubliek te vluchten. Doordat kritiek niet getolereerd werd verlieten met name jongvolwassen burgers massaal de DDR. Hoewel ontevredenheid onder alle lagen van de bevolking in meer of mindere mate voorkwam, is daarnaast nog een derde reden aan te wijzen waarom dit in de jaren veertig en vijftig niet leidde tot massale en breed gedragen opstand. In deze jaren leefde er onder de bevolking nog de hoop dat de socialistische maatschappij na een slechte start alsnog van de

42 grond zou komen. Door niet massaal in opstand te komen probeerden aanhangers van de opbouw van het socialisme het land te redden van een volledige instorting.116 Toch moeten

deze hoopvolle burgers niet als kritiekloos worden gezien, ondanks het feit dat zij niet massaal in opstand kwamen. Ook zij hadden te maken met ongemakken van de opbouw van het socialisme, de repressie tegen de bevolking en bovendien waren zij het niet altijd eens met het beleid van de SED.

De kritiek op de SED kwam uit verschillende bevolkingsgroepen. De reden hiervoor lag bij de manier waarop de overheid verschillende groepen in de samenleving behandelde.117 Hierdoor was de kritiek uit deze verschillende bevolkingsgroepen niet

eenduidig. Voor de arbeiders was de voornaamste reden dat zij de DDR bekritiseerden de arbeidsomstandigheden waarin zij moesten werken. Verhoogde werknormen, tezamen met een gebrek aan gereedschappen en materiaal maakten het werk van de arbeiders moeilijk. In veel gevallen was het zelfs onmogelijk om de productie te verhogen, zoals de verschillende economische jarenplannen van de arbeiders vroegen. Daarnaast waren de arbeidsomstandigheden niet optimaal, werden veiligheidsrisico’s genomen en waren verschillende betaaltarieven de norm.118 Hoewel de DDR zei een arbeidersstaat te zijn, waren

het juist de arbeiders die het in de jaren vijftig zeer zwaar hadden. Temeer nog omdat de arbeidersklasse haar vakbonden, werknemersraden en politieke partijen was ontnomen.119

De staat was nu de werkgever van de arbeiders en de arbeiders stelden dan ook de staat verantwoordelijk door haar in de rol van ondernemer te plaatsen. De vakbonden waren namelijk vervangen door een eenheidsorganisatie onder leiding van de SED. Klachten, die voornamelijk geuit werden in de late jaren veertig tot midden jaren vijftig, werden door de SED afgedaan als perikelen die hoorden bij de start van een nieuwe samenleving.120

De meeste arbeiders schuwden de politiek en lieten zich er dan ook niet graag mee in. Slechts een klein deel van de arbeiders mengde zich actief in het conflict tussen arbeiders en

116 M.R. Thompson, ‘Why and How East Germans rebelled’, Theory and Society 25 (1996) 278. 117 Fulbrook, ‘Popular Discontent’, 267.

118 Fulbrook, ‘Popular Discontent’, 267.

119 Anna-Sabine Ernst, Gerwin Klinger en Annette Timm, ‘In Search of a Lost Working Class. Workers in the

Soviet Occupation Zone/German Democratic Republic’, International Labor and Working-class History, 54 (1998) 137.

120 Dorothee Wierling, ‘Work, Workers, and Politics in the German Democratic Republic’, International Labour

43 overheid. Hoewel deze arbeiders zich uit durfden te spreken in publieke forums hadden zij geen politieke zeggenschap en konden daardoor geen verandering brengen in de arbeidsomstandigheden. Linda Fuller beschrijft hen daarom als “passieve participanten” in de politieke strijd.121

Naast de arbeiders hadden ook de boeren kritiek op het beleid van de SED. Het is bijna vanzelfsprekend dat de SED zich met de landonteigeningen zich de woede van de grootgrondbezitters en grote boeren op de hals haalde. De onteigeningen van Junkerland startten al in september 1945, waarbij de eigenaren geen vergoeding ontvingen. De onteigende stukken land werden toegewezen aan kleine boeren en ontheemde boeren uit de

Ostgebiete.122 Tekorten aan zaaigoed, materiaal, transportmiddelen en arbeidskracht in de

jaren veertig zorgden ervoor dat de boeren geen goede start hadden in de SBZ/DDR.123

Temeer nog omdat als gevolg van de Tweede Wereldoorlog nog veel boerderijen in puin lagen en ook landbouwgrond vernietigd was door de oorlog. Aan de vraag van de jarenplannen tussen 1949 en 1951 kon de agrarische sector vrijwel niet voldoen. Hoewel het land in eerste instantie werd onteigend en verdeeld, werden vanaf 1952 grote delen gecollectiveerd en samengevoegd in Landwirtschaftliche Produktionsgenossenschaften (LPG), in de hoop op betere opbrengsten. Dit leidde wederom tot slechte resultaten en ontevredenheid onder de boeren én de bevolking. De landhervormingen in de jaren veertig en vijftig hadden bijzonder grote impact op de agrarische economie.124

Vanaf de jaren 1951-1952, bij de introductie van het eerste centrale vijfjarenplan, kreeg de agrarische sector meer middelen tot haar beschikking. Door de aanhoudende kritiek van de plattelandsbevolking zag de SED zich tevens genoodzaakt om veel van de voormalig grootgrondbezitters vrij te laten die in de eerste jaren van de SBZ/DDR gevangen waren genomen. Ondanks de oprichting van de LPG’s bleef ruim 75 procent van de grond in de jaren vijftig in particuliere handen.125 Pas aan het begin van de jaren zestig waren particuliere

boerenbedrijven vrijwel verdwenen. Boeren werden door intimidatie door de politie, Stasi

121 Linda Fuller, ‘The Socialist Labour Process, the Working Class, and Revolution in the German Democratic

Republic’, Europe- Asia Studies 50, 3 (1998) 469.

122 Boterman, Moderne geschiedenis, 485.

123 Bauerkämper, ‘Zwangsmodernisierung und Krisenzyklen’, 564.

124 Arnd Bauerkämper, ‘Zwangsmodernisierung und Krisenzyklen. Die Bodenreform und Kollektivierung in

Brandenburg, 1945-1960/61’, Geschichte und Gesellschaft 25, 4 (1999) 559.

44 en speciale knokploegen gedwongen lid van een LPG.126 Als gevolg hiervan ontvluchten

boeren massaal de DDR. Door de intensieve collectivisatiecampagne liepen de spanningen