• No results found

Maar wat gebeurt er? In 1847 komt men met de

In document Over dit boek. Richtlijnen voor gebruik (pagina 162-169)

vraag tot mij, of ik ook zin had, om tot afgescheiden predikant te gaan leeren naar ’tHoogeveen in Drente.

’k Was zeer verwonderd dat men mij dit vroeg. Nu had ik wel zin om wat te weten en te leeren; maar tot predikant, dat scheen mij te vreemd en ook geheel

onmogelijk toe.

Maar wat gebeurt er verder? Weer iets, dat mij aan‘ dit gebouw doet denken. Ik zat als tienjarige

knaap daar onmiddelijk aan de linkerzjde van het doop

hek, toen uwen nu overledenen en zoo wij hopen in den Heere ontslapenen ns. naònonsr zijne intreepredi

‚katie alhier deed, en wel met het Apostolische woord:

2 Thess. 5: 24: Hij die u roept, is getrouw, die het

ook doen zal. Deze woorden waren mij in het geheugen gebleven, én in October 1847 en bij herhaling in October ’48 hebben deze woorden als woorden Gods een bijzonderen invloed op mjn hart gehad, zoodat ik mij daarop aan den wil en weg, dien God mij wilde opleiden ‚, geloovig overgaf en toevertrouwde.

En nu zijn sedert dien tijd bijna‘ dertig jaren verloo pen, de plaats voor mij door God bestemd was ver van ‚ hier in het noorden van ons vaderland, waar wij nu zesentwintig jaren aan dezelfde plaats en gemeente ar beiden en door ’s Heeren zegen niet zonder vrucht.

En dat nu na bijna dertig jaren eene gedachte, die

14

daarna eene begeerte werd, vervuld staat te worden is voor mij zeer treffend en vervult mijn hart met blijdschap in het zonderlinge Godsbestuur. ‘

En dat er nu iemand voor u is opgetreden, die nim mer één van ’s lands hoogeseholen bezocht, dat zal wel de eerste maal zijn in meer dan honderd jaren. ‘

Daarom verlang ik dan ook dat M. H. hunne eisehen in taal, stijl en geleerdheid daarnaar doen zullen, en be geerig zijn om te hooren, welke de weg is om zalig te worden door onzen dierbaren Heiland Jezus Christus.

Bidden wij om ’s Heeren zegen. ‘

Ik kan getuigen, dat nu mijne ontsteltenis geweken was, en ik eene zeer stille vrede en bljdschap in den Heere gewaar werd. Ik preekte over Fill. 2: 10, 11:

In Zijnen naam zal zich buigen alle knie enz. In welke woorden van Paulus de hoofdgeda‘.ehte is, de verheerlijking van Christus. Ter verklaring stelde ik

‚ vóór drie vragen ter beantwoording: ‘ 1. Wat is er in den Christus, waarom Hij waardig is verheerlijkt te worden? ‘

11. Hoe wordt door den mensch in dezen tijd daar aan beantwoord? ‚

III. Hoe zal daaraan na dezen tijd beantwoord worden, bijzonder in het oordeel, wanneer Hij zich zal openbaren en verheerlijken?

Ik had onder het preeken zulk eene helderheid van geest over deze waarheden, met zulk een in druk van de noodzakelijkheid om hier de knie voor Jezus te buigen‘ en het harte Hem te wijden, als het mij maar enkele malen is gebeurd, van al de houder den malen, die ik preekte. Terwijl ik sprak werd ik een gewenschte stilte gewaar onder het gehoor. Ik

denk dat het mij ook eenigermate ging als PaULUS, die toen hij het volk aansprak in hunne eigene taal Hand]. 22: 2, daardoor een bjzondere aandacht trok, door dat mijne hoorderen, het Nijkerker dialect ver nemende, daardoor ook mede tot aandacht werden gestemd. Ik had den volgenden nacht zoo vele en velerlei gedachten over al de wegen des Heeren nu bijna dertig jaren met mij gehouden, dat de slaap geheel van mij week. Terwijl ook in ’48 mj eens zoo bijzonder met kracht voor den geest kwam, het woord des Heeren tot Ezechië'l: Menschenkind ik heb u den huize Is raëls tot een wonderteeken gesteld, zoo was het mij ‘ alsof ik door deze omstandigheid eene vervulling van dit woord des Heeren moest opmerken. ,

Slotwoord.

Ziedaar, waarde lezer! hetgeen mij der vermelding

‘‚ waardig is voorgekomen, u medegedeeld. Mijn hoofd

‘doel er mede is, om de daden des Heeren te gedenken, en zijne werken te betrachten, en daarvan te spreken.

Ps. 77: 12, 13. Daarom moet niemand er een letter kundig product in zoeken. Ja, ik verzoek mijne le zers hieromtrent mij niet al te hard te vallen. Ook niet wanneer ik soms schijnbare nietigheden verhaal, hoewel ik ze vermeden heb zooveel ik kon. Hierover nadenkende kwam mj voor den geest, dat sommige van de edelste boomen en vruchten de onedelste zijn in het aanzien. Men zegt zelfs van de paarlen, dat zij in een zeer onaanzienlijke schelp zitten. Ben ik misschien voor een kiesch gevoel, of voor een zich zelf bedekkend. of achterhoudend karakter wat al te vrij in

het openbaren van mijn hart en innerlijk zieleleven, hij moet weten, dat ik niet anders kan. Ik moet spre ken zooals ik denk; als ik mij achterhoudend moet aanstellen, gevoel ik mij droevig gesteld, en zeer on gelukkig.

Op deze en gene aanmerkingen maak ik staat, want die aan den weg timmert, ontgaat de beoordeeling van de keurmeesters niet. Maar nu de vraag, hoe ik het zal maken met de vele op- en aanmerkingen, die ik

zelfs niet kan gissen.

Ik stel mij voor,‘ dat ik de meesten niet zal hooren, en met die, welke ik zal vernemen, zal ik trachten mijn voordeel te doen; dewjl men leert, zoolang men leeft.

Ik wensch intusschen en bid van den grooten Alze genaar, dat Hij ook deze poging om mijn naasten tot nut en stichting te zjn, wil zegenen, lot lot‘ en prijs van Zijnen grooten naam.

Mijne kindsheíd en jonge jaren

Het eerst tot zelfbewustheid gekomen . . . . Openbaring aan mijn vriend„dsn meester . . . . Eene zeer beminde oude vrome Tante . . . . Een zeer blijde tijd . . . . De hevigstc zielsstrjd . . . . Een’ betere hoop . . . |‘ . . Meerdere vrede en vrijheid . . . . Het nutvan dezen zielsstrjd

Nuttige levenslessen . . . . . . . . Weinigevordering in de heiligmaking . Begeerte naar den dood .

De eerste kennismaking met een’ afgescheidene Eene reis naar Velp

Gevolgen van dien droom . . . . Een treffend sterfgeval . . . . Eene gewillige buiging onder Gods hand . . Aanzoek om te gaan leeren . . . . Hij, die u roept is getrouw, die het ook doen zal .

Hij, die u roept, is getrouw . Strijd en moeiel'ijkheid

Twee mijner beste vrienden . . . ‚ . ‚ . ‚ . . 45.

De laatste preek in de Hervormde kerk . . . . . . 49.

Eene zonderlinge sabbathsreis naar Bunschoten. . . . 52.

Leering uit het voorgaande . . . . . . . . . .‘ \ 57.

In de Catechisatiekamer . ‚ . . . ‚ . . ‚ 68.

De laatste wederstand van mijne zusters . . . 63.

Mijn afscheid van familie en vadershuis . . . 66.

Aankomst te Hoogeveen ‚ . . . 67.

Mijn eerste vacantiebezoek . . . . . . . . . . . 69.

Een zeer treurig sterfgeval . . . . . . . . . . 71.

Stndiestrijd en lichaamsleed . . . . . . . . 72.

Geldelijke ongelegenheid en hulp. . . . . . . . . 74.

Van Nijkerk gereisd naar Bodegraven . . . . . . 76.

Mijn eerste reis naar Groningerland . . . 7.

Mijn eerste examen . . . . . . . . . . . . . 80.

Van Emmelénkamp naar Koevorden . ‚‘ . . . . 82.

Een bezoek te Hasselt . ‘. . . i. . .‘ 84.

Het verzoek van Grootegast . . . . . . . . 87.

Het beroep van Dokkum“ . . . ‘88.

Ook het beroep van Grootegast . . ‚ . . . ‚ . . 89.

Naar Dokkum op Paschen . . . . . . . . . . . ‘9\i. Het laatste examen en mijn blijdschap in God . . . . 93.

De hevigste zielestrijd . . . . . . . . . . .‘ ‚96.

De Heere heeft tot hiertoe geholpen . ‚ . . . 97.

Mijne bevestiging te Grootegast . ‚ . . . ‚ . ‘ . . 99.

De eerste achtjaren veel zielestrjd . . . . . . . 100.

Door strijd tot overwinning . . '. . . . . . 104.

Eene ontmoeting, die een treffend gevolg had . . . . 106.

Gesterkt door vroegere ervaring . . . ‚ . . 1. 108. De onderwijzer op eene Zaterdag bij mij . ‚ . . . . H0. Niet met mij zelven tevreden . . . . . . . . 112.

In korten tijd velen bekeerd . . . . . . . . . . 113.

Een wijs bestuur des Heeren Den bijbelc‘olportenr Onmân

Eene ontmoeting “en oude vrienden te Nijkerk OnderPutten in eene schuur gepreekt . Het ongeloof een leugenaar bevonden

Ontmoeting met een oud man onder Putten . ‘ . Een gesprek met één onzer oudste leden . . . . ' Het moleriaarsgedichtje

Hetbouwen van eene nieuwe kerk Droefheid en vreugde .

Een droevig kruis in ons hnisgezin .

De toestand der gemeente voor deze opwekking Een Zaterdag te Sebaldeburen

Een gezegende voorbereidingspreek In een nacht iets bijzonders ’

Het zonderlinge gevolg van eene openbare schuldbelijdenis Eene‘ blijde herinnering aan 1864

De verbouwing der Pastorie

Iets over degenen, die belijdenis deden Vijfentwintigjarige gedachtenis in 1877 . Troost uit den weg, die achter mij ligt In de Hervormde kerk gepreekt 17 Juli ‘78 . Slotwoord . .

In document Over dit boek. Richtlijnen voor gebruik (pagina 162-169)