• No results found

V Afstandelijke betrokkenheid: hoe de buurtcultuur belangrijk bleek

I: Maar anderzijds zijn ze eigenlijk helemaal niet gezellig?

P: Oh nee, helemaal niet. Of ze zitten apart, te dobbelen. Ze zijn een heel ander typ mensen.”

De ontmoetingen op straat tussen nieuwkomers en duurzame bewoners zijn niet alleen maar negatief. Het contact lijkt juist te stralen in afwezigheid. Maar in de afwezigheid van contact ervaren duurzame bewoners negatieve emoties. Hun thuisgevoelens die werden beïnvloed door onderdeel te zijn van een betrokken buurtcultuur, veranderen negatief omdat een groep mensen zich actief afzijdig van de beschreven buutcultuur van de beschreven buurtcultuur houdt.

Hasib beschrijft nog een ander, minder zichtbaar, effect op thuisgevoelens door een verschil in buurtcultuur. Hij beschrijft een verschil in cultuur tussen de migrantenbewoners en de nieuwkomers, wat gaat over afnemende thuisgevoelens:

“Het probleem met sommige mensen. Zoals veel mensen met hogere inkomens die hier komen wonen. Dat zorgt voor irritatie van mensen. Vroeger waren we allemaal hetzelfde. (….). Toen viel je niet op. Nu val je op. En sommige mensen vinden dat niet prettig. Dat is het nadeel van mengen. Daar kun je bijna niets aan doen.”

Verder in het gesprek beschrijft hij de ervaring van een jongere buurtbewoner:

“Maar aan de andere kant is het ook bedreigend voor sommige mensen. Voor wie bedreigend: Ik heb laatst met een jongen gesproken. Deze jongen is hier

opgegroeid in de buurt, hij is half-Turks, half Nederlands. En hij zegt, ja, ik voelde me vroeger meer thuis en alsof ik hier hoorde, dan nu. Hij zei, ik herken me niet

38

meer in de buurt. Dat is wel een negativiteit. Hij zei, vroeger was ik onder de mensen zoals het vroeger was. Iedereen was allemaal Achmeds en Youssefs. En met die kinderen speelde ik op het plein. Hij zei, het wordt misschien wel diverser, maar de contacten worden ook minder.”

Dit zijn indicaties dat er twee processen een rol spelen. Ten eerste is de afstandelijke betrokkenheid van de nieuwe buurtbewoners van invloed: de nieuwe buurtbewoners mengen niet in lokale gemeenschappen maar maken wel gebruik van nieuwe buurtfaciliteiten. En ten tweede het verschil in sociaaleconomische status, wat door hun gedrag op straat steeds meer op begint te vallen. Meneer Waqar benoemt het volgende over een buurtkennis van hem:

“Hij herkent zich niet meer in de buurt van toen hij klein was. Hij is hier in de buurt opgegroeid. Er zijn heel veel blanke mensen komen wonen. En rijke mensen. De rijke mensen laten de arme mensen zich arm voelen. En dat vinden die mensen niet prettig.”

Bewoners met een migrantenachtergrond ervaren dat hun eigen sociaaleconomische status door de komst van nieuwkomers meer opvalt dan voorheen. Hierdoor voelen zij zich minder prettig in de Javastraat, ze zijn plots een opvallende entiteit op straat.

De matige gemeenschapsbetrokkenheid van nieuwe bewoners zorgt ervoor dat duurzame bewoners zich minder thuis gaan voelen. Omdat de wijze waarop zij zichzelf gedragen zo ver af staat van de wijze waarop de nieuwkomers dat doen, beginnen de duurzame bewoners te twijfelen aan hun eigen gedrag. Hun familiariteit met de buurt verandert. Zij zien dat hun manier plots niet meer de enige (veelvoorkomende) manier is om de buurt te beleven.

39 Afbeelding 3 Indische Buurtbalie. (2017, 1 juli). Facebookpagina over evenement wat verbinding tussen

oude- en nieuwe bewoners stimuleert [Foto]. Geraadpleegd van

40

Conclusie

Nieuwe bewoners drukken een stempel op de buurt, omdat ze zich anders gedragen dan duurzame bewoners. Dit maakt een belangrijk aspect van de oorspronkelijke Indische buurtcultuur duidelijk. Alle respondenten hebben zich namelijk op een bepaald moment aangesloten bij een lokale

vereniging, (geloofs)gemeenschap, actiegroep of ander collectief verband. De nieuwe inwoners lijken zich, ook nadat ze enkele jaren in de buurt wonen, niet aan te sluiten bij deze gemeenschapsvorming. Ze zijn als het ware ‘afstandelijk betrokken’. De term afstandelijke betrokkenheid is geadapteerd van Veldboer (2010). Veldboer (ibid) beschrijft dat de nieuwe bewoners in de vorm van (hoogopgeleide) middenklasse, vaak betrokken zijn bij etnisch gemengde wijken en zorgen voor (inkomens-, en sociale) mix.

Ook vallen ze op door vanwege hun hogere sociaaleconomische status. In de Indische buurt lijkt de betrokkenheid van de nieuwe bewoners namelijk toch anders te liggen dan Veldboer (ibid) beschrijft. Nieuwe inwoners zijn volgens participanten alleen op een afstand, of zelfs op een ‘consumerende’ manier bij de buurt betrokken. Volgens participanten zijn ze vooral met zichzelf bezig, met werken en met het gebruik van de nieuwe horeca in de buurt. De oorspronkelijke bewoners met een lagere sociaaleconomische status, of deze nu een migrantenachtergrond hebben of niet, zijn niet bekend met deze levenswijze.

‘Yuppen’ staan er voor de participanten om bekend dat ze kapitaal hebben om te besteden, een hoge dunk van zichzelf hebben en in zichzelf zijn gekeerd. Dit maakt dat sommige participanten met wrevel naar de nieuwkomers kijken. Er worden door participanten meerdere voorbeelden gegeven van bewoners met een migrantenachtergrond die zich door de aanwezigheid van ‘yuppen’ minder thuis zijn gaan voelen. De aanwezigheid van yuppen in de openbare ruimte lijken onder andere verschillen in sociaaleconomische status tussen verschillende bewoners naar voren te brengen. Ogenschijnlijk is er een verschil tussen duurzame bewoners met- en zonder migrantenachtergrond. Als verschillen tussen ‘yuppen’ en duurzame bewoners enkel zouden gaan over een verschil in sociaaleconomische status, dan is het logisch zijn als bewoners zonder migrantenachtergrond eenzelfde gevoel van uitsluiting ervaren. Dat is echter niet wat deze participanten aangeven. Participanten zonder migrantenachtergrond geven vooral aan het lastig te vinden dat de nieuwe bewoners zich niet bij de buurtgemeenschap aansluiten, terwijl participanten met

migrantenachtergrond vooral ontstemd zijn over een verschil in economische positie.

De wijze waarop oude bewoners de nieuwe bewoners benaderen lijkt overeen te komen met wat Burgers & Zuijderwijk (2016) beschrijven: bezoekers van openbare plaatsen (in hun casus een plein) worden eerst ingedeeld in een bepaalde ‘groep’, vervolgens worden alle eigenschappen van de

41 individuen naast de meetlat van deze ‘groep’ gelegd. Ook in de Indische buurt worden inwoners in eerste instantie gezien als ‘yuppen’. En alle eigenschappen die de nieuwe inwoners hebben werden vervolgens langs de meetlat van ‘yup-zijn’ gelegd. Overeenkomstig met wat Burgers & Zuijderwijk (ibid) zeggen, geldt deze benaderingswijze vooral voor de nieuwe bewoners die de participanten niet kennen. Ze staan veel neutraler tegenover nieuwe bewoners als het hun buren zijn.

In hoofdstuk drie wordt uitgelegd dat bewoners zonder migrantenachtergrond zich meer in hun huizen terugtrokken, in de periode dat migrantenbewoners een dominante positie in de buurt hadden. Hun huis kreeg als het ware de functie van een haven, in tegenstelling tot de buurt als hemel. Uit de interviews met participanten haal ik eerste indicaties dat de thuisgevoelens voor bewoners met een migrantenachtergrond kunnen gaan verschuiven van hemel naar haven. Wellicht zullen zij zich meer terugtrekken in hun huizen, dan dat ze de gehele buurt zien als thuis zoals nu het geval lijkt te zijn.

Duyvendak (2010) beschrijft dat thuisgevoelens positief worden zodra mensen voorspelbare routines ontwikkelen. Duurzame bewoners van de Indische buurt hebben bepaalde verwachtingspatronen over de wijze waarop bewoners gebruik maken van de buurt. Bijvoorbeeld over de wijze waarop men aansluit bij lokale gemeenschappen. Uiteindelijk wijst de data erop dat de verschillen in home- making practies dusdanig van elkaar verschillen dat ze sociale mix in de weg staan.

42

VI Veranderingen van buiten: de invloed van horeca en