• No results found

Luchtfoto opname uit 2005, waarop de werkzaamheden

aan het natuurontwikkelings-

project en de gevolgen

ervan – de zandige strook

zonder vegetatie midden in

de duinen- duidelijk

zichtbaar zijn. (bron: Google

Earth)

Natuurontwikkeling

Oerderduinen Neerlands Reid

In dit hoofdstuk worden de in hoofdstuk 5 bepaalde effecten beoordeeld. Wellicht ten overvloede: eerder in het rapport is bepaald dat door bodemdaling, die het gevolg is van de uitbreiding van Gaswinning Ameland, sprake zal zijn van effecten. Deze effecten worden in dit hoofdstuk beoordeeld in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen die zijn geformuleerd voor de Natura2000-gebieden Waddenzee, Duinen van Ameland en Noordzeekustzone. In dit hoofdstuk wordt dan ook geconcludeerd in hoeverre sprake is van ‘significante effecten’ in de zin van de NB-wet (paragraaf 2.5.3).

Voor de volledigheid worden per Natura2000-gebied alle instandhoudingsdoelstellingen (habitats, habitatsoorten, broedvogels en niet broedvogels) in een tabel genoemd, waarbij indien er effecten zijn van de bodemdaling door de uitbreiding van de gaswinning Ameland, beknopt wordt uitgelegd waarom er geen sprake is van significante effecten. Daarna wordt ingegaan op de effecten op de waarden van de beschermde

natuurmonumenten.

8.1

EFFECTEN IN RELATIE TOT DE INSTANDHOUDINGSDOELSTELLING VAN DE

WADDENZEE

Door de bodemdaling kan tijdelijk een niet merkbare en meetbare toename plaatsvinden van het areaal permanent overstroomde zandbanken (H1110A) en een niet merkbare en meetbare afname van het areaal slik- en zandplaten (H1140A). De natuurlijke dynamiek van de Waddenzee is dusdanig groot is dat dit effect van de bodemdaling veel kleiner is dan het effect van deze natuurlijke dynamiek. De gewenste verbetering van de kwaliteit van het habitat permanent overstroomde zandbanken, die is vastgelegd in een kernopgave voor dit habitattype, wordt niet beïnvloedt door de bodemdaling

Beide habitattypen ondervinden derhalve geen significant effect.

Zilte pionierbegroeiingen met zeekraal (H1310A) zullen lager komen te liggen door de bodemdaling. De verlaging bedraagt hooguit 6 cm. In de Bodemdalingsstudie Waddenzee 2004 (Hoeksema, 2004) is een nieuw uitgangspunt opgenomen voor de grenswaarde van de opslibbingsbalans. De nieuwe grenswaarde voor de opslibbingsbalans is -15 cm, op basis van het ontbreken van effecten tot nu toe. Ook bij de toekomstige bodemdaling van ten hoogste 6 cm zal geen significant effect optreden op de zilte pionierbegroeiingen met zeekraal, zoals is vastgesteld in het expert judgement van IMARES in bijlage 2.

Het habitattype ‘schorren en zilte graslanden buitendijks’ (H1330A) zal door de

bodemdaling maximaal 6 cm dalen. In dit habitattype treedt door de jaren heen van nature

8

Effectbeoordeling

uitbreiding gaswinning

veroudering op en in zulke verouderde kwelders gaat strandkweek veelal domineren. Strandkweek sluit andere vegetatie uit, zodat de biodiversiteit achteruit gaat. Als een kwelder zich op zo’n manier ontwikkelt is dat onwenselijk. Verlaging van een kwelder kan de ontwikkeling (van strandkweek) remmen of zelfs terugdraaien. Indien de bodemdaling de schorren verlaagt en ‘natter’ maakt wordt dit gezien als een positief effect dat zelfs bijdraagt aan de kernopgave van het habitattype. In het habitattype schorren en zilte graslanden buitendijks zal derhalve geen significant negatief effectoptreden, zoals is geconstateerd in het expert judgement van IMARES in bijlage 2.

Van de habitattypen Zilte pionierbegroeiing zeevetmuur (H1310B) en Slijkgrasvelden (H1320) is in het expert judgement van IMARES (in bijlage 2) vastgesteld dat de opslibbing de verlaging van de habitats geheel bij zal houden, zodat er geen effecten op het habitattype zullen zijn van de bodemdaling door de uitbreiding van de gaswinning. Significante effecten op deze habitattypen zijn derhalve uitgesloten.

Embryonale duinen (H2110) vormen een zeer dynamisch habitat. De bodemdaling valt in het niet bij die natuurlijke dynamiek. Er zal geen sprake zijn van een significant effect voor dit habitattype. Dit geldt evenzeer voor de eventueel aanwezige ‘Witte duinen’ (H2120).

Een significant effect van de bodemdaling op zeehonden kan worden uitgesloten. De vorm en omtrek van de platen en plaatranden waar de grijze en de gewone zeehond rusten en hun jongen zogen, veranderen in sterke mate van nature. Het theoretische effect van de bodemdaling door de uitbreiding van de gaswinning op de droogvallende slik en zandplaten is in verhouding zeer veel kleiner dan deze veranderingen door natuurlijke dynamiek.

De verlaging van de kwelders die het gevolg is de bodemdaling door de uitbreiding van de gaswinning, heeft als gevolg voor de broedvogels van deze gebieden dat de

inundatiefrequentie lokaal beperkt kan toenemen. In theorie zou het broedsucces van deze vogels hierdoor kunnen afnemen, waarbij moet worden opgemerkt dat de verandering in inundatiefrequentie klein is ten opzichte van de natuurlijke dynamiek van het zeewaterpeil onder invloed van weersomstandigheden. Tevens vindt de kleine verlaging plaats in combinatie met de hierboven beschreven verandering in vegetatie van de kwelders door onder andere bodemdaling. De vegetatieontwikkeling zal naar verwachting voordelig kan uitwerken voor de broedvogels. Gecombineerd met de mogelijkheid om te migreren naar hoger gelegen gronden, betekent dit dat er geen significante effecten op de broedvogels op de kwelders zullen optreden.

Voor de niet-broedvogels zijn de kwelders van Ameland, de droogvallende wadplaten en permanent overstroomde zandbanken van belang als foerageergebied. Ook worden de kwelders gebruikt als hoogwatervluchtplaats. Het areaal waar gefoerageerd kan worden en de hoogwatervluchtplaatsen nemen niet af door de bodemdaling. Daarom worden voor alle niet-broedvogelsoorten significante effect uitgesloten.

wordt niet beperkt of verkleind door bodemdaling als gevolg van gaswinning. Ook de broedmogelijkheden voor de broedvogels die de afgelopen jaren niet in het Natura2000- gebied Waddenzee hebben gebroed, werden en worden niet de bodemdaling beperkt. Hierboven is toegelicht hoe de bodemdaling doorwerkt op de vogelsoorten die de afgelopen op de kwelders hebben gebroed. Dezelfde redenering gaat op voor de soorten die in potentie kunnen broeden in de kwelders. Voor de broedvogels die in potentie voor kunnen komen op het hoge strand en in de embryonale duinen (A138, A195), geldt dat de

bodemdaling wegvalt in de grote natuurlijke dynamiek van deze milieus, zodat de broedmogelijkheden niet veranderen ). Derhalve is er geen sprake van significante effecten op de habitattypen, habitatsoorten en broedvogelsoorten die in potentie aanwezig zouden kunnen zijn in het gebied.

Onderstaande tabel geeft aan of er sprake is van een effect, of dat effecten ontbreken. Bij het ontbreken van effecten zijn deze niet beoordeeld (‘Geen effect’ = ‘Geen significant effect’). De beoordeling van de effecten van de bodemdaling op de instandhoudingsdoelen in termen van significantie is opgenomen in de laatste kolom.

Instandhoudingsdoel

Effectbepaling

Effectbeoordeling

Habitattypen

De effectbeoordeling op de onderstaande habitattypen zijn hierboven beknopt toegelicht.