• No results found

Onder de loep - Meten is weten: ook in het Vlaamse onthaalonderwijs!

3.2 Onderwijs

3.2.2 Onder de loep - Meten is weten: ook in het Vlaamse onthaalonderwijs!

Alle 6- tot 18-jarigen die in België verblijven vallen onder de leerplicht, dus ook minderjarige anderstalige nieuwkomers. Maar zij vormen een heterogene groep wat betreft hun leeftijd en scholingsgraad, hun socio-economische en culturele achtergrond, en ook hun verblijfsstatus. Daarom heeft de Vlaamse overheid voor deze groep een specifiek traject voorzien: het onthaalonderwijs.

Het onthaalonderwijs heeft tot doel om minderjarige anderstalige nieuwkomers op te vangen, hen zo snel mogelijk de nodige taal- en andere vaardigheden aan te leren en hen zo goed mogelijk te

integreren in het onderwijs, en zo ook tot een betere integratie in de samenleving te komen.

Nieuwkomers in het basisonderwijs zitten het grootste deel van de tijd samen met de andere

kinderen in de klas. De betrokken scholen kunnen hiervoor bijkomende ondersteuning vragen. In het secundair onderwijs gebeurt het onthaalonderwijs in aparte onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers (afgekort als OKAN).

Om de toeleiding naar en de doelstellingen en effecten van dit onthaalonderwijs te bestuderen, en indien nodig bij te sturen, zijn er correcte en objectieve gegevens nodig. Maar de Vlaamse overheid beschikt op dit moment niet over alle gegevens om na te gaan welke jongeren onthaalonderwijs volgen én wat hun vervolgtraject is, ondanks de inzet van bijvoorbeeld de zogenoemde

vervolgcoaches in het secundair onderwijs. Onvoldoende samenwerking tussen de betrokken actoren, de ‘onzichtbaarheid’ van een deel van de doelgroep, het ontbreken van een uniforme registratiemethode: een gebrekkige beleidsimpactanalyse is het gevolg.

Zo zijn er wel cijfers beschikbaar over het aantal leerlingen dat onthaalonderwijs volgt in het secundair onderwijs, maar niet in het basisonderwijs. Basisscholen die te weinig nieuwkomers hebben om een beroep op bijkomende ondersteuning te kunnen doen, moeten daarover immers geen gegevens doorgeven. Ook anderstalige nieuwkomers die tijdens hun schoolcarrière niet in het onthaalonderwijs starten, blijven volledig buiten het zicht van onderwijs en overheid.

Een monitoring van het onthaalonderwijs als dusdanig enerzijds en een opvolging van de verdere schoolcarrière van elke minderjarige anderstalige nieuwkomer anderzijds, is noodzakelijk. Het spreekt voor zich dat die gegevens verzameld moeten worden in de geest van artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.76 Zo moet de monitoring op het meest geschikte niveau gebeuren, met een garantie op privacy en met afspraken rond datagebruik en communicatie. Het lijkt ons dat België de nodige wetgeving en de instellingen heeft om die garanties te bieden.

76 Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989. Artikel 3 bepaalt: ‘Het belang van het kind moet vooropstaan bij alle maatregelen die kinderen aangaan. De overheid moet het welzijn van alle kinderen bevorderen en

3.2.3 Onder de loep: discriminatie op school in perspectief geplaatst in de Franse Gemeenschap

Het Centrum ontvangt geregeld meldingen over de onderwijssector. Na het afsluiten van

samenwerkingsprotocols met de Franse Gemeenschap heeft het Centrum enkele acties opgezet (info-en bewustmakingscampagnes, opleiding(info-en (info-enzovoort) om de betrokk(info-en actor(info-en (inspecteurs, directeurs, schoolbemiddelaars enzovoort) beter met het antidiscriminatiedecreet77 vertrouwd te maken. De analyse van de meldingen en de individuele dossiers die het Centrum behandelt, moet wel nog worden getoetst aan de vaststellingen van mensen uit het middenveld of worden geverifieerd door onderzoek.

Hoewel de juridische aanpak op een duidelijk identificeerbare manier toelaat om de gevallen van discriminatie individueel beter te bevatten, geeft die niet noodzakelijk inzicht in de processen of de aaneenschakeling van processen die aan de basis liggen van systematische discriminatie; we komen met andere woorden niet te weten welk systeem erachter schuilgaat of discriminatie in de hand werkt. Een juridische invalshoek focust ook meer op het onderzoek van directe vormen van discriminatie dan op indirecte discriminatie.

Door zijn almaar intensievere banden met onder meer verenigingen78 krijgt het Centrum te maken met verzoeken die het verplichten om verder te kijken dan het strikt juridische kader. Het krijgt hierbij te maken met uiteenlopende situaties zoals:

- ouders die bij de inschrijving in een school ontmoedigd raken om hiermee door te gaan als ze horen welke problemen op hen afkomen (hoge kosten voor schooluitstappen, hoog niveau, men vraagt hen documenten zoals rapporten van vorige jaren die niet in de wetteksten staan vermeld enzovoort);

- leerlingen die op basis van resultaten worden geselecteerd en bijeen geplaatst in verschillende groepen binnen eenzelfde school;

- leerlingen met een migratieachtergrond die vaker dan andere leerlingen in het minder hoog aangeschreven beroepsonderwijs (of buitengewoon onderwijs) terechtkomen.

Deze en tal van andere situaties worden door de betrokkenen en door hun begeleiders vaak als discriminerend ervaren en als dusdanig aangeklaagd. Hoewel het in deze gevallen niet per se om discriminatie gaat zoals bij wet bepaald, moeten we ons toch minstens afvragen of hier geen sprake is van een andere behandeling voor bepaalde categorieën van leerlingen. Bovendien wijst dit op structurele onderliggende problemen waarmee het onderwijssysteem in de Franse Gemeenschap kampt. Die problemen zijn vandaag trouwens prima in kaart gebracht, onder meer dankzij

internationale studies zoals PISA79.

Worden alle jongeren op dezelfde manier op school onthaald? Hebben de scholen binnen een sterk gescheiden en concurrerend systeem geen belang bij goed uitgewerkte strategieën om bepaalde categorieën aan te trekken en andere af te wijzen? Hoe kan de structuur of de werking van het onderwijssysteem discriminerende daden of discriminerende processen in de hand werken en/of versterken?

De uitdaging voor het Centrum bestaat erin om meer inzicht te verwerven in het verband tussen deze problematiek en de kwestie van discriminatie op school tijdens de verschillende fases van het

schooltraject (toegang tot de school, overdracht en uitbouw van kennis en oriëntatie). Het Centrum 77 Decreet van de Franse Gemeenschap van 12 december 2008 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.

78 Zie de notulen van het colloquium ‘Ne laissons pas la discrimination à l’école rompre le contrat social’, georganiseerd door Infor-Jeunes Laeken. http://inforjeunes.eu/.

79 Programme for International Student Assessment: driejaarlijkse enquête bij jongeren van 15 jaar in 34 lidstaten van de OESO en in tal van partnerlanden. http://www.oecd.org/pisa/pisaenfranais.htm.

werkt daarvoor aan een barometer van de diversiteit in het onderwijs en gaat nu na wat de

relevantste manier is om inzicht te krijgen in alle mogelijke vormen van discriminatie op school, zowel in de Franse gemeenschap als in Vlaanderen

3.2.4 Acties

Schoolinspecteurs zijn cruciale partners in de strijd tegen discriminatie op school. Daarom doet het Centrum een beroep op hen bij de behandeling van individuele meldingen. De inspecteurs hebben immers de wettelijke taak om segregatieprocessen in kaart te brengen. De ervaring leert echter dat de inspecteurs over onvoldoende concrete tools beschikken om die taak naar behoren uit te voeren.

Daarom hebben 55 inspecteurs van de Franse Gemeenschap in 2012 een tweedaagse opleiding gevolgd die draaide rond hun opdracht om segregatieprocessen in scholen in kaart te brengen. Deze tweedaagse opleiding werd verzorgd door het Centrum in samenwerking met het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en de Directie voor gelijke kansen van het ministerie van de Franse Gemeenschap. Ze kadert in het basisopleidingsprogramma voor inspecteurs van het ‘Institut de Formation en cours de Carrière’ (IFC - Instituut voor opleidingen tijdens de loopbaan).

Hoofddoelstelling van de opleiding was de inspecteurs vertrouwd maken met het

antidiscriminatiedecreet zodat ze inbreuken op scholen konden vaststellen. Ze werden ook gewezen op fenomenen die discriminatie in de hand werken (stereotypen en vooroordelen) om ook preventief te kunnen optreden. Tot slot werd ook heel wat tijd gemaakt om ervaringen uit de praktijk te delen en gingen de inspecteurs aan de hand van concrete gevallen na hoe ze hiertegen actie konden ondernemen.

Het Centrum was ook betrokken bij de voorbereiding van een colloquium over discriminatie op school dat Infor-Jeunes Laeken op 5 december 2012 organiseerde. De initiatiefnemers van het colloquium wilden nadenken over het verband tussen discriminatie op school en ongelijke behandeling omwille van sociale afkomst. Het Centrum gaf een uiteenzetting over het wettelijke kader ter bestrijding van discriminatie in het onderwijs. De deelnemers konden vervolgens aansluiten bij enkele themaworkshops, onder meer een workshop die het Centrum samen met de ‘Délégué général aux droits de l’enfant’ verzorgde.

Het Centrum neemt ook deel aan de werkgroep van de Minister voor Hoger Onderwijs die het decreet over inclusief hoger onderwijs voorbereidde.

Het Centrum was ook nog bij andere opleidings- en bewustmakingsinitiatieven betrokken. Sommige van deze acties waren bestemd voor leerlingen uit het hoger secundair onderwijs. Zo richtte het Centrum een workshop in op de Oxfamnesty-dag waaraan elk jaar leerlingen en leraars van de groepen Oxfam en Amnesty deelnemen. Andere acties waren voor een ruimere professionele doelgroep bestemd zoals de debatavond van de ‘Ligue des Droits de l’Enfant’ over discriminatie op grond van seksuele geaardheid op school.

Het Centrum is lid van de Commissie inzake Leerlingenrechten (CLR). In 2012 heeft de CLR veel tijd en energie gestoken in een nieuwe opdracht die aan haar werd toegewezen in het kader van het decreet betreffende het inschrijvingsrecht van 25 november 2011. Dat bepaalt dat schoolbesturen of Lokale Overlegplatforms (LOP’s) die tijdens het schooljaar 2013-2014 een aanmeldingsprocedure voor inschrijvingen willen instellen, hun voorstellen aan de CLR moeten voorleggen alvorens ze die mogen implementeren. Ze moeten het voorstel een jaar op voorhand indienen, opdat de CLR haar

goedkeuring kan geven. De CLR besprak 48 aanmeldingsdossiers. De twee medewerkers van het Centrum die in de CLR zetelen waren afwisselend aanwezig bij de voorbereiding en alle besprekingen van de dossiers. Er werden daarnaast ook 171 weigeringsdossiers besproken van individuele

leerlingen, een opdracht die de Commissie al sinds haar ontstaan ter harte neemt.

Binnen de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) maakt het Centrum deel uit van de commissie Gelijke Onderwijskansen en Diversiteit. Die overlegt over de implementatie van het decreet over gelijke onderwijskansen, over diversiteit als meerwaarde, en bereidt adviezen voor over diversiteit, gelijke kansen, lokale overlegplatformen, inschrijving en toelating. Daarenboven bestaat er sinds 18 september 2006 een convenant tussen het Centrum en de VLOR: als het Centrum meldingen ontvangt over discriminatie of racisme in het onderwijs, dan kan het contact opnemen met

vertegenwoordigers van de betrokken onderwijsorganisaties om zo een volledig beeld te krijgen van de situatie. In de praktijk blijkt echter dat het in vele gevallen efficiënter is om als Centrum

rechtstreeks contact op te nemen met de direct betrokkenen.

In Antwerpen maakt het Centrum deel uit van het lokale netwerk Onderwijs en discriminatie. Dat is een samenwerkingsverband opgericht vanuit het Meldpunt discriminatie in Antwerpen. Het netwerk brengt partners uit de onderwijswereld, de doelgroeporganisaties en experten op het vlak van discriminatie en diversiteit regelmatig bijeen. Alle deelnemers hebben hun engagement in dit netwerk kenbaar gemaakt door een engagementsverklaring en een deontologische code te ondertekenen. Het netwerk heeft als doel relevante partners te verzamelen die belang hebben bij gelijke kansen binnen het onderwijs door discriminatie te voorkomen en te bestrijden. Door expertise over discriminatie en diversiteit uit te wisselen, kunnen knelpunten en uitdagingen meer in de diepte besproken worden. En alle leden van het netwerk kunnen meldingen en klachten ook sneller aan de Meldpunten Discriminatie overmaken.

3.2.5 In de steigers

Het Centrum publiceerde in 2012 het eerste luik (‘Werk’) van zijn Diversiteitsbarometer. In 2014 zal het luik over Huisvesting verschijnen en in 2016 volgt dan het luik over Onderwijs. In 2013 wenst het Centrum de eerste contouren te verkennen van dit laatste luik. Het denkproces over de centrale onderzoeksvragen en de methodologie gaat namelijk nu al van start. Uiteraard moet het Centrum daarbij rekening houden met de uiteenlopende aanpak en visie in de verschillende gemeenschappen van het land. Daarom worden alle partners tijdig betrokken bij het project. Verder zal het Centrum in 2013 ten volle rekening houden met onderwijs als gemeenschapsbevoegdheid. In Vlaanderen spelen de gemeenten een regierol in de uitbouw van het gelijke onderwijskansenbeleid, onder meer via hun deelname aan de Lokale Overlegplatforms en het netoverschrijdend overleg.80 Het Centrum verwacht in 2013 ook een toename van aanmeldingsdossiers voor scholen die een aanmeldingsprocedure willen opstarten tijdens het schooljaar 2014-2015.

In 2013 zou er in Vlaanderen nauw moeten worden toegekeken op de uitwerking van het

langverwachte en broodnodige leerzorgkader voor kinderen met bijzondere noden. Het Centrum zal daarin een belangrijke rol moeten spelen; in toepassing van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap heeft het Centrum immers het mandaat van ‘onafhankelijk mechanisme om de uitvoering van het Verdrag te bevorderen, te beschermen en op te volgen’81.

In het kader van de studie over 'La perception et la gestion des situations de discriminations par les acteurs de l’enseignement en Fédération Wallonie-Bruxelles' (Hoe kijken mensen uit het Franse Gemeenschapsonderwijs aan tegen en gaan ze om met gevallen van discriminatie?) die in 2012 werd 80 De gemeenten hebben een belangrijke rol in het ondersteunen van de uitgangspunten van het

gelijke-onderwijskansenbeleid, zoals bepaald in artikel 37vicies quinquies van het Decreet betreffende het inschrijvingsrecht van 25 november 2011. Die uitgangspunten zijn: (1) optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen realiseren en dat - voor zover mogelijk - in een school in hun buurt; (2) uitsluiting, segregatie en discriminatie vermijden; (3) de sociale mix en de cohesie bevorderen.

81 Zie ook 3.5. Thematische dossier Handicap, p.116.

gestart, organiseert het Centrum samen met de Universiteit van Luik een workshop om de resultaten van de studie te bespreken. Daar zullen onder meer rondetafelgesprekken met onderwijspartners uit alle onderwijsnetten plaatsvinden. Later volgt nog een publieksgerichte valorisatie van de resultaten.

Na de opleidingen voor schoolinspecteurs in 2012 rond stereotypen, vooroordelen en discriminatie volgen in 2013 meer opleidingen voor partners uit het Franse Gemeenschapsonderwijs. Gelijkaardige opleidingen kunnen ook voor andere partners interessant zijn.

Daarnaast zal het Centrum in 2013 een brochure over redelijke aanpassingen op school uitgeven. Het werkt hiervoor samen met de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Meer informatie over deze brochure vindt u onder de rubriek 'perspectieven' in het themadossier Handicap (3.5.4.).