• No results found

Hoofdstuk 4: Overeenkomsten en verschillen in de vroegchristelijke basilica’s

4.6 Het liturgisch centrum en de apsis

Aan het eind van de middenbeuk was het belangrijkste van de basilica gelegen: het liturgisch centrum en de apsis met daarin het altaar. Een apsis was al langere tijd in gebruik bij Romeinse en Griekse basilica’s. Deze konden halfrond of rechthoekig zijn. Zo had de basilica Ulpia twee halfronde apsissen op de korte zijde en de basilica van Maxentius één op een korte en één op een lange zijde. De apsis was een plaats voor heersers en rechters. De christelijke basilica’s hadden altijd een

halfronde apsis. In veel christelijke basilica’s was er een triomfboog geplaatst voor het altaar. Dankzij het lege graf van Jezus, wat werd gesymboliseerd door het altaar, was er een overwinning over de dood mogelijk. Dit altaar stond in de basilica’s in Rome in het liturgisch centrum. Het liturgisch centrum was een verhoogd podium, dat werd afgeschermd met een cancelli. Dit liturgisch centrum begon vaak al in de middenbeuk of het transept. In de San Giovanni en de Santa Sabina waren er ramen in de achterzijde van de apsis aangebracht. Hierdoor werd de apsis en daarmee het altaar vanaf alle kanten belicht. Bij de andere basilica’s bleef de apsis juist vanaf de achterzijde onverlicht. In de Santa Pudenziana werden de oorspronkelijke apsisramen van de thermaebasilica zelfs

verduisterd, toen het werd omgebouwd tot christelijke basilica. Bij de San Pietro zouden ramen in de apsis in ieder geval geen zin hebben gehad wegens het grote tropaeum dat ervoor zou staan. Het is opvallend, dat de oudste en jongste basilica, van degene, die uitgebreid worden besproken in deze scriptie, alleen van oorsprong ramen in de apsis hadden. De San Giovanni was snel na de bouw van de Aula Palatina gebouwd. Deze ´seculiere´ basilica was, net als de San Giovanni, ook van alle zijden belicht. Dit was kenmerkend voor de basilica’s aan het begin van de 4e eeuw. Tijdens het gebruik van de San Giovanni zal een staatsarchitect op het idee zijn gekomen om een nieuwe basilica alleen vanuit de lichtbeuken te laten verlichten om zo het hemels licht te symboliseren. Dankzij dit inzicht werden de San Pietro, de San Paolo en de Santa Pudenziana met donkere zijbeuken en apsis gebouwd. Deze bouwstijl veranderde weer bij de bouw van de Santa Sabina. De zijbeuken bleven donker, maar het altaar en de apsis werden nu ook verlicht vanuit grote ramen, die hoog in de wand van de apsis waren aangebracht. Zo werd er weer gebruik gemaakt van een bouwkundige truc, die ook werd gebruikt in basilica´s, waar keizers en rechters zitting hielden in het Palatium Sacrum, de latere apsis (bijvoorbeeld het beeld van Constantijn in de basilica van Maxentius, of de plaats van de

68

rechter in de basilica Ulpia). Door het licht van achter te laten komen maakte de apsis, de

ceremoniën, die daar plaats vonden en de mensen, die daar waren, nog meer indruk op de bezoeker. De inrichting en daarmee ook het gebruik van de basilica’s verschilden onderling. Zo stonden er in de San Giovanni verschillende bronzen zuilen met daarin zand van Golgotha rondom het altaar. Bovenop deze zuilen waren beelden geplaatst. Mogelijk stonden in of naast dit liturgisch centrum ook de zeven altaren of offertafels, die Constantijn had geschonken. Voor elk van deze altaren zou een vergulde kandelaar met daarop een profeet hebben gestaan. Ook op het fastidium tussen het altaar en de apsis in waren religieuze afbeeldingen te zien. Zo waren er verschillende afbeeldingen van personen in of naast het liturgisch centrum terug te vinden in de San Giovanni. De San Pietro was weer helemaal anders ingericht. Het grootste gedeelte van de apsis was afgesloten door gordijnen, die naast het tropaeum van Petrus hingen. Daarnaast moet er nog ergens een groot gouden kruis hebben gestaan of gehangen, dat geschonken was door Constantijn en zijn moeder. Er wordt

nergens melding gemaakt van afbeeldingen in de eerste bouwfase van de apsis van de San Pietro. Dit zou erop kunnen duiden dat de San Giovanni een kerk was met andere doeleinden. Hij was niet gebouwd op een graf of ouder heiligdom. Om deze reden zouden er verschillende religieuze

afbeeldingen zijn aangebracht om toch een verhaal te kunnen vertellen. De San Pietro was enkel op het graf van Petrus gericht. Hier hoefden daarom geen andere afbeeldingen geplaatst te worden, want dat zou de aandacht alleen maar afleiden van het graf, waar alles om draaide. Waarom andere heiligen afbeelden, als misschien wel de belangrijkste heilige in het tropaeum zelf aanwezig was.

In de 4e eeuw was het dak van de apsis van elke basilica verguld. Pas aan het einde van de 4e en begin van de 5e eeuw komen de eerste apsismozaïeken op. Zo was er vanaf het begin een

apsismozaïek aanwezig in de Santa Pudenziana en de Santa Sabina. De San Giovanni en de San Pietro kregen rond deze tijd een mozaïek geschonken. Op deze mozaïeken werd vaak een zittende Jezus afgebeeld, omringd door heiligen. In de Santa Pudenziana werd Jeruzalem op de achtergrond

afgebeeld. Volgens Suzawa is Jeruzalem afgebeeld voor de stationsliturgie.352 Zo werden de gelovigen tijdens liturgische ceremoniën in verschillende kerken aan belangrijke plaatsen voor het christendom herinnerd. Indien dit het geval zou zijn geweest, is dit een uitvinding uit latere tijd. De meeste

basilica’s hadden in de 4e eeuw geen mozaïek, waarin andere plaatsen werden afgebeeld, en stonden daardoor op zichzelf. Daarnaast is het opmerkelijk, dat in de Santa Pudenziana alle belangrijke plaatsen in Jeruzalem aan bod komen. Rome was aan het begin van de 4e eeuw in het bezit van vijfentwintig tituli. Al deze kerken konden deel uitmaken van een stationsliturgie. Als de gelovigen in de Santa Pudenziana werden herinnerd aan de Heilige Grafkerk, het Martyrium en de geboortekerk in Bethlehem of de kerk op de Olijfberg, bleven er weinig plaatsen over voor andere apsismozaïeken. In de meeste gevallen werd een apsismozaïek of -schildering geschonken door één persoon. Deze persoon koos dan waarschijnlijk één van zijn of haar favoriete onderwerpen uit om te laten afbeelden in de apsis.

De diensten in de basilica’s werden in de meeste gevallen geleid door de bisschop. De bisschop betrad samen met andere geestelijken de basilica door de middenbeuk om te gaan zitten in de apsis. In de 4e eeuw waren er nog geen vaste, ingebouwde cathedra’s aanwezig in deze basilica’s. Dit zal, net als bij de Heilige Grafkerk in Jeruzalem, een verplaatsbare cathedra zijn geweest. Naast deze verplaatsbare cathedra was er in de Anastasis Rotunda van de Heilige Grafkerk een halfronde bank voor de andere geestelijken aanwezig. In de San Pietro was geen plaats in de apsis voor de geestelijken. De cathedra van de bisschop zal misschien tijdens de diensten verplaatst zijn. Zo kon de cathedra tijdens het houden van de preek voor het tropaeum van Petrus worden geplaatst.

Misschien zelfs onder het ciborium. Voor en na de preek zal hij naast de apsis in het transept hebben gezeten bij de andere geestelijken. De apsis was de beste plaats voor het houden van preken,

aangezien hier de akoestiek het beste was. De mensen, die in de beuken zaten, konden horen wat de bisschop vertelde, terwijl ze hem ook konden zien.

352 Suzawa 2008, 86

Het belangrijkste onderdeel van alle basilica’s was het altaar, dat zowel in de middenbeuk, in het transept als in de apsis kon staan. In de San Giovanni stond het altaar in de middenbeuk. Het kreeg een monumentaal kader door de plaatsing van een grote gouden kroonluchter, waarin vijftig kaarsen stonden. Daarnaast was er nog een kandelaar geplaatst, waarin plek was voor tachtig kaarsen. Zo werd dit het centrum van de aandacht. Waarschijnlijk heeft het fastidium achter het altaar bijgedragen aan de focus op het altaar. Het is echter niet precies bekend wat dit is geweest. In de San Pietro lag het centrum van de aandacht bij het grote violetblauwe tropaeum van Petrus, dat midden in de apsis stond. Hier werden de botten van Petrus bewaard. Het graf bleef toegankelijk voor gelovigen. Het tropaeum werd gebruikt als altaar, waar de eucharistie gevierd kon worden. Dit is de eerste en lange tijd de enige basilica, waar een ciborium boven het tropaeum of altaar was geplaatst. Dit is ook logisch, aangezien een ciborium van oorsprong boven graven van voorname mensen werd geplaatst. Het ciborium steunde op vier gekromde zuilen, die in de apsis en het transept stonden. Andere basilica’s kregen pas veel later een ciborium. Onder het ciborium van de San Pietro hing een grote kroonluchter met daarin kaarsen. Er zou een verplaatsbaar altaar aanwezig kunnen zijn geweest voor het vieren van de eucharistie. De tropaia in de San Pietro en de San Paolo werden in ieder geval vanaf het begin van de 5e eeuw, maar vermoedelijk eerder, behandeld alsof het altaren van Christus waren. Hier werd de eucharistie gevierd. Ook in de oude San Paolo was het graf toegankelijker, maar wel een stuk moeilijker dan in de San Pietro. Het stond ook middenin de apsis. In de nieuwe San Paolo was het graf niet meer toegankelijk en lag het middenin het transept. Boven of naast het graf van Paulus was een plaat aangebracht met daarin een gat voor offers van gebrande wierrookkorrels, wijn, olie en reukwerken. Deze is bij de oude en nieuwe San Paolo in gebruik geweest. Mogelijk werden dezelfde rituelen gehouden bij de twee deurtjes, die aanwezig waren in het tropaeum van Petrus.

Het altaar had de vorm van een tafel, aangezien dit terugging op de viering van het Laatste Avondmaal (in tegenstelling tot heidense en joodse altaren, die vaak massief blokvormig waren). Van oorsprong werd het een tafel (Grieks: trápeza; Latijn: mensa) of altaar (Grieks: thusiastèrion, Latijn: altare) genoemd. Dit zijn termen, die al in het Oude Testament werden gebruikt voor het altaar van de joodse God. De heidense cultische termen, zoals boomòs en ara, werden vermeden. Het woord altare slaat terug op het offer van Christus en zijn lege graf en het woord mensa slaat terug op de tafel van het Laatste Avondmaal.353 Deze beide gebeurtenissen werden herdacht door de viering van de eucharistie bij het altaar. Tijdens deze viering kregen de gelovigen de belofte van de verlossing door Christus. Dit was vanaf het ontstaan van het christendom de belangrijkste gebeurtenis binnen de christelijke ceremoniën. In het begin werd dit gevierd door middel van de agape maaltijd en vanaf de tweede eeuw komt, wegens het groeiende aantal christenen, de symbolische viering van de eucharistie op. Deze symbolische viering werd gebezigd in de basilica. Door het samen delen van de eucharistie werd de sociale relatie met elkaar en met God bevestigd. Het altaar is het brandpunt van de liturgie en tegelijkertijd het belangrijkste element van de rituele ruimte.354 Om deze reden werden in het altaar van de westerse kerken de relikwieën opgeborgen, net zoals bij het Martyrium in Jeruzalem. Deze relikwieën waren een verlenging van het altaar van Christus en werden hier ook vereerd. Oorspronkelijk was er in elke basilica maar één altaar, zoals er maar één gemeente vergaderd is in de ene Christus.355 Een altaar werd nooit verplaatst bij de herbouw van een basilica. Het stond altijd op dezelfde plaats als waar het oorspronkelijk was neergezet en hier bleef de focus op liggen, net zo als bij de thoranissen in de synagoge van Dura-Europos en Sardis.

Het altaar was hetgeen, dat de geestelijken met het volk verbond. Het stond tussen de geestelijken in de apsis en het volk in de beuken in. Hier, in het centrum van de samenkomst, konden ze elkaar vinden en samen de eucharistie vieren. De geestelijke gaf het brood en de wijn aan de gelovigen. Daarmee bleef hij er nog wel boven staan als plaatsvervanger van Jezus. De eucharistie zal in alle kerken in het Romeinse Rijk op ongeveer dezelfde manier zijn gevierd. Zo schreef Aetheriae,

353

Van der Meer & Mohrmann 1961, 139

354 Suzawa 2008, 89

355

70

dat de viering van de eucharistie in Jeruzalem hetzelfde werd gevierd als ‘bij ons thuis’ (dit was in Spanje of Zuid-Frankrijk).356