• No results found

Deze paragraaf heeft betrekking op hoe studenten verhalen construeren met betrekking tot studie- uitloop. Wat voor lading heeft dit verhaal? En welke gevoelens horen hierbij? Studenten vertellen over hun studieverleden, en snijden verschillende thema's aan.

7.2.1 Eerste studie valt tegen

De respondenten zijn geïnterviewd omdat zij studie-uitloop hebben. Dientengevolge worden er verschillende redenen gegeven voor studie-uitloop. Meest voorkomend daarvan, is het wisselen van studie omdat deze tegenvalt (respondenten 01, 03, 05, 07, 08, 10, 11 en 16). Dit heeft vaak te maken met de vorm waarin een studie wordt aangeboden:

 Ik vind die opleiding eigenlijk veel te breed. […] Dat had een soort weerslag op en de motivatie van de docenten, en de studenten. […] Het was best wel een grote klas, die hadden allemaal eigenlijk nog geen idee, en die kwamen met heel weinig motivatie naar lessen, en dat vond ik gewoon zelf heel demotiverend. (respondent 10)

Hieruit blijkt vooral dat de ervaring van onderwijs is tegengevallen; de breedheid en veelheid aan vakken, maakte in haar woorden de link naar de beroepspraktijk te onduidelijk – terwijl ze aangeeft bepaalde vakken wel leuk te hebben gevonden. Ook de demotiverende omgeving is haar gaan

tegenstaan. Deze sociale omgeving blijkt ook een factor van belang; hoewel het geen doorslaggevende factor is, geven meerdere studenten aan dat zij hun studie meer positief of negatief ervaren, afhankelijk

van het gevoel 'op hun plek' te zijn in de sociale omgeving van de studie (respondenten 02, 03, 07, 11, 16).

De vorm van het onderwijs kan oorzaak zijn van het verliezen van interesses. Respondent 03 vertelt over de moeite die hij heeft met het universitair onderwijs:

 [de interesse] verlies je wel een beetje, want je wordt opgeslokt door de dagelijkse dingen, en dat bredere idee van, ja hierin heb ik gewoon interesse, dat raak je wel een beetje kwijt.

Hieruit blijkt een verschil tussen het geïnteresseerd zijn in iets, en een voltijd studie doen, die niet alleen bestaat uit het puur volgen van interesses. Respondent 03 noemt dit het doen van “irritante etudes”, vingeroefeningen om goed te worden in wat je gaat doen, die niet altijd leuk bleken.

Het zien als waardevol van de uitloop blijkt van belang in de ervaring van uitloop. Zo vertelt respondent 10 dat haar eerste opleiding breed was, en haar de mogelijkheid gaf te ontdekken wat ze leuk vond. Toen is ze gewisseld naar een meer specifieke opleiding in haar interessegebied. Ze noemt dit een trechtervorm: Het breed beginnen en specifiek eindigen. Haar studieloopbaan heeft zich op die manier 'mooi, rustig aan' ontwikkeld. Ze vertelt het gevoel te hebben dat het op deze manier 'klopt'. In die zin lijkt studie-uitloop helemaal niet zo erg, maar juist een manier om te komen waar je uiteindelijk wil komen. Een positieve betekenis toekennen aan het wisselen van studie zien we ook terug bij

respondent 07. Hij vertelt dat hij “nooit hier [was] gekomen als [hij] niet eerst dat andere had gedaan”. Er is hier niet alleen berusting in de uitloop, maar deze is ook nog eens functioneel geweest in het zoeken wat iemand wil. Een nog meer positieve variant hiervan is geplande studie-uitloop.

Respondenten 06 en 09 vertellen over extra-curriculaire activiteiten die voor uitloop hebben gezorgd. Deze activiteiten worden als zeer positief ervaren, en worden tevens gezien als verhoging van

baankansen later.

Het positieve verhaal van een goede studie vinden op het juiste moment, houdt minder goed stand bij respondenten die van studie wisselen omdat zij hun vakken niet halen. Respondent 01 heeft een aantal keer moeten stoppen met zijn studie. Hoewel hij regelmatig zijn studie niet als leuk ervaarde, beleeft hij het altijd als jammer:

"Je bent wel iets begonnen en gaat wel met goede moed heen. Van ja ik weet niet of dit het is maar ik ga doen. Haha. En … dan toch ermee opgehouden.”

Hieruit blijkt wederom de commitment die een studie geeft; je gaat iets doen, je weet niet hoe het gaat lopen, en het blijkt dat het niet lukt. Een nog meer negatieve ervaring van het 'falen' van een studie zien we bij respondent 03. Zoals beschreven, geeft hij aan al moeite te hebben met de manier van werken op zijn studie, en daarom ook minder gemotiveerd te zijn om zijn studie te doen. Het niet halen van de studie zorgde naar eigen zeggen voor het gevoel van falen, hetgeen uiteindelijk ook resulteerde in zelfhaat.

Gek genoeg wordt het niet halen van vakken door respondenten nooit als directe reden gegeven voor stoppen; het is eerder dat het niet leuk is, of dat de vorm van het onderwijs niet geschikt is voor die persoon. Hiermee lijkt de verklaring van 'incapabel' te worden ontweken – wellicht omdat dit voor een negatief zelfbeeld zorgt. Dit wordt bevestigd door respondent 08; hij vertelt dat hij in zijn studietijd tentamens ging mijden, omdat als hij zijn best ervoor zou doen en het niet zou halen, dat iets over zijn intelligentie zou zeggen. Het zou in dat geval meer persoonlijk zijn, en zijn gevoel van eigenwaarde naar beneden halen. Ook respondent 05 vertelt een soortgelijk verhaal; voor een tentamen stopt zij met leren "voordat het te laat is". Ze ziet de situatie dan als hopeloos, en wil de race tegen de klok niet aangaan, omdat het dan allemaal voor niks kan zijn geweest. Tevens frustreert ze zich over deze tentamens, omdat deze volgens haar niet passen bij haar als persoon. Hoewel dit aannemelijk is, wordt hiermee in zekere zin ontweken dat zij niet capabel zou zijn voor haar studie.

Respondenten lijken een zo positief mogelijke verklaring voor studie-uitloop te geven. Als iemand stopt met zijn studie omdat de studie hem of haar tegenvalt – en verder voldoende cijfers haalt – dan is in principe uitgesloten dat het ligt aan iemands inzet of capaciteiten. Iemand die de studie niet leuk vindt, maar ook zijn vakken niet haalt, kan niet helemaal uitsluiten dat het aan zijn of haar

inzet/capaciteit ligt. Op die manier lijkt uitloop, en het niet halen van vakken, een 'gevoel van falen' te triggeren. Het gevoel capabel te zijn lijkt heel belangrijk; het wel leuk vinden en ervoor gaan, en dan falen, is zo eng dat tentamens in sommige gevallen worden vermeden. Ook wordt de verklaring van incapabel zijn ontweken.

7.2.2 Niet teveel stilstaan

Een aantal respondenten hebben aanzienlijk lange studievertraging. Bij hen zou je juist verwachten dat ze het erg zonde vinden van de 'verspilde' tijd en geld. Zij vertellen liever niet teveel hier bij willen stil staan. Respondent 03 zegt daar het volgende over. Hij vertelt dat hij het natuurlijk zonde vindt: "Het is een dure grap". Maar er teveel stil bij staan helpt niet. Het is af en toe goed om bij het verleden stil te staan, dan weet je wat je niet moet doen en dat het nu goed gaat. Maar er teveel in blijven hangen kan juist een 'negatieve spiraal' activeren.

Studieschuld speelt hierin een rol. Zo is er een regelgeving die financieel gunstig is als je je studie binnen tien jaar afrondt. Twee andere respondenten (11, 12) vertellen dat ze dit niet is gelukt, waardoor ze een groot deel van hun studiebeurs alsnog moesten terugbetalen. Ook zij suggereren hier liever niet te lang in te willen blijven hangen. Dit suggereert de ernst van de schuldgevoelens die studenten voelen ten opzichte van hun lange studie-uitloop. Die is kennelijk te zwaar, waardoor ze er liever niet aan denken.

7.2.3 'Niet lekker in mijn vel'

Veel respondenten brengen mentaal welzijn in verband met studie-uitloop. Dit thema staat op

verschillende manieren in relatie tot de studieloopbaan en studie-uitloop; sommige respondenten zien dit als oorzaak voor de uitloop (03, 09, 11, 12), of zien studie-uitloop als trigger om je mentaal minder goed te voelen. Anderen grijpen de fase van jongvolwassenheid juist aan om psychische problemen, en identiteitsproblemen aan te pakken (04, 11, 14). Ook vertellen enkele respondenten over het gebruik van medicatie (05, 08).

Studeren wordt door een aantal respondenten gezien als zodanige druk dat zij voorheen tijdelijk zijn gestopt met studeren (03, 11, 12). Bij respondent 03 hebben we al gezien dat zijn studie een gevoel van falen teweegbracht. Hij besloot om die redenen tijdelijk te gaan werken, om uit te vinden wat hij wel wilde. In die zin wordt er bewust een jaar ertussenuit gepland om opnieuw, serieuzer, na te denken over de studieloopbaan.

Iets soortgelijks zien we bij respondent 11, die naar eigen zeggen moeite had met het uiten van haar emoties – onder andere naar haar ouders. Ze vertelt dat ze op haarzelf ging wonen, en even 'hersenloos' werk ging doen, waardoor ze meer tijd had om 'zichzelf te ontdekken'. Ze heeft dit als zeer

prettig ervaren, omdat ze op die manier tijd had om een manier te vinden om te gaan met haar emoties. Studeren neemt in haar woorden, te veel mentale capaciteit in beslag, waardoor ze niet de ruimte kan nemen voor haar eigen emoties.

Respondent 12 vertelt dat ze tijdens haar eerste studie niet 'lekker in haar vel' zat, en zodoende stopte met haar studie. Zij ervoer dit echter negatief; ze zag het als het 'ontvluchten' van haar

verantwoordelijkheid. Ze voelde zich 'gepushed' om haar studie af te maken, maar dit lukte niet door psychische problemen. Dit is een wat negatievere manier om na te denken over haar studie; ze ziet het niet als 'tijd nemen voor jezelf', maar als het weglopen van hetgeen je af moet maken. Ze zegt dat ze zich een 'faler' voelde in die tijd.

Op deze manier kan studeren zelf negatieve gevoelens stimuleren. Tegelijkertijd zien we dat de periode van jongvolwassen zijn ook wordt gebruikt om jezelf terug te trekken, en tijd voor jezelf te nemen. Dit gebeurt dan echter vaak door middel van werk en niet met het mentaal als zwaar ervaren studeren.

7.2.4 De rol van ouders, sociale omgeving

Veel respondenten geven aan moeite te hebben met het zich verhouden tot hun ouders, als het gaat om studie-uitloop (respondenten 03, 07, 08, 10, 11, 12). Zij hebben soms niet het gevoel te 'mogen'

wisselen van studie. Zo vertelt respondent 07 over zijn studieswitch: “Gaan ze dat überhaupt pikken, of moet ik dit verplicht afmaken?”. Tegelijkertijd wilde hij wel echt wat anders doen. Interessant genoeg ondersteunden zijn ouders zijn besluit om te switchen, en ervaarde hij in zekere zin een geanticipeerde druk.

Respondent 08 vertelt ook over de druk die hij vanuit zijn ouders ervaart. Hij vertelt zich erg schuldig te voelen ten opzichte van hen. Hij zegt dat hij lui geweest is, terwijl zijn ouders veel hoop, tijd, geld en energie in hem hebben gestoken. Ook al zegt hij dat hij die druk soms te veel vindt, hij vindt ook dat hij zich er schuldig over zou moeten voelen. Als hij dat niet doet, voelt het voor hem net of hij zijn bedoelingen van zijn ouders niet serieus neemt. Het financieel afhankelijk zijn is voor meer respondenten zwaar. Respondent 03 vertelt ook dat hij blij is dat hij nu zelf zijn studie financiert, omdat het anders ook voelt als profiteren.

Respondent 16 heeft wat minder moeite met het financiële aspect; hij heeft weinig kosten omdat hij bij zijn ouders woont, en studeert een beroep waar later goed werk in is te vinden. Hij vindt het

echter erg zonde van de tijd; zijn vrienden zijn al bijna klaar en werken vaak al, terwijl hij zelf dan net weer aan een nieuwe studie begint. Hij heeft vooral moeite met uitloop, omdat hij het gevoel heeft 'achter' te lopen op zijn vrienden. Dit gevoel wordt beaamd door respondent 11. Respondent 12 vertelt hier ook over dat ze twee vriendengroepen heeft, en soms niet weet hoe het 'moet', als ze nadenkt over het inrichten van haar leven. Hieruit blijkt dat studenten zich met anderen vergelijken om hun situatie te beoordelen.

Studenten geven verschillende verklaringen voor studie-uitloop, met belangrijkst dat de eerste studie tegenvalt. Opvallend is dat het niet halen van vakken bijna niet als reden wordt gegeven voor het stoppen van een studie. Dit lijkt teveel suggereren dat iemands intelligentie niet hoog genoeg is voor de opleiding. Studenten hanteren tal van positieve verhalen over hun studie-uitloop, bijvoorbeeld het 'ontdekken' van wat voor studie je goed ligt. Het niet halen van vakken heeft echter wel degelijk een negatieve impact op respondenten; wellicht dat het wat minder aannemelijk is voor hen om hun uitloop te verklaren als 'oninteressant'. Ze kunnen wat minder om het feit heen dat ze vakken niet hebben gehaald. Tegelijkertijd worden hier wel verklaringen voor aangehaald, zoals het niet kunnen werken met de vorm van het onderwijs. Soms blijft het gevoel van falen te sterk aanwezig bij het terugdenken aan de studie-uitloop. In dit geval wordt ervoor gekozen niet zoveel stil te staan bij het verleden.

We hebben nu gekeken naar hoe studenten hun studie-uitloop begrijpen. Dit heeft invloed voor hoe zij nu in het leven staan, en wat voor keuzen zij in het verdere verloop van hun studieloopbaan (en later: carrièreloopbaan) gaan maken. Dit is het onderwerp van de volgende paragraaf.