• No results found

Hier zal worden ingegaan op hoe jongvolwassenen zich verhouden tot de nabije toekomst, ten aanzien van hun studieloopbaan. Hoe gaan zij, met het verleden dat ze met zich meedragen, verdere keuzen maken in hun studieloopbaan?

7.3.1 Het ging wat minder, maar nu zit ik op de goede weg

Opvallend is dat studenten studie-uitloop in het heden niet als zwaar ervaren, maar in het verleden dat wel hebben ervaren. Dit kan niet goed verklaard worden doordat mensen die het als zwaar ervaren geen interview willen doen; niemand die ik voor een interview heb gevraagd heeft geweigerd. Het lijkt er meer op dat respondenten het makkelijker vinden het verleden te begrijpen als een moeilijke tijd, die nu voorbij is. Veel van hen vertellen dat hun studie nu goed gaat, omdat ze een baanperspectief hebben (respondenten 03, 06 en 16), of focus in hun studie hebben (respondenten 05, 06, en 11), of omdat ze in het algemeen een goede houding hebben nu (respondent 08). Het verleden van studie-uitloop wordt begrepen als iets dat minder goed ging, maar nu de goede kant op gaat – door bovengenoemde redenen.

Vooral mensen die een verleden hebben met veel uitloop, lijken deze aspecten wat meer aan te grijpen (03, 11). Het lijkt een manier om te 'verheffen' wat er in het verleden is gebeurd; vroeger ging het wel minder goed, maar dat accepteer ik omdat ik nu wel weet wat ik doe. Er zijn ook respondenten die hun uitloop minder negatief ervaren en evengoed positief na lijken te denken over hun huidige situatie. Het is niet zozeer dat een negatief ervaren verleden noodzakelijk is voor een positieve betekenis voor waar je nu staat. Het is meer dat het lijkt alsof zij deze positieve betekenis extra aangrijpen om hun situatie draaglijk te maken, en kunnen berusten in het verleden.

Respondent 06 stelt dat ze blij is met haar baankansen; dit rechtvaardigt ook de uitloop. Ze wordt er dan wel een beetje boos om als haar studiegenoten dat niet doen. Dit impliceert dat ze een frame heeft ontworpen om haar uitloop positief in te plaatsen. Ze lijkt dit kracht bij te zetten door zich af te zetten van mensen die deze verantwoordelijkheid niet nemen.

7.3.2 Het wel en niet willen afmaken van de studie

Veel studenten lijken tevreden met hoe hun opleiding gaat (respondenten 02, 03, 06, 07, 10, 11, 14, 15 en 16). Een thema hierin is het wel en niet willen afmaken van de studie. Een aantal studenten zeggen zelf goed op weg te zijn, en willen hun opleiding gestaag af maken. Andere respondenten hebben wat

meer tegenstrijdige motieven. Aan de ene kant zijn er respondenten die 'er klaar mee zijn'; zij zitten aan het eind van hun opleiding en willen deze graag afronden (01, 04, 05, 12). Tegelijkertijd hebben juist deze respondenten ook vaak motieven om hun studie juist niet af te willen ronden.

Voor anderen blijkt dit lastig en frustrerend. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk is al besproken dat voor sommige respondenten de 'inzet' wordt verhoogd (05, 08, 12). Dit kan een

demotiverend effect hebben. Respondent 12 vertelt hierover dat ze met 'oogkleppen' opleeft; ze denkt liever niet aan haar scriptie of studieschuld. Ze voelt zich daardoor even vrij, maar schiet niks op met haar studie, die daardoor alleen nog maar meer uitloopt. Het 'moeten' afmaken van de studie kan op die manier demotiverend werken.

Veel respondenten willen hun studie afmaken, maar hebben tegelijkertijd hun twijfels over de tijd die na de studie komt. Het afmaken van de studie lijkt voor een aantal respondenten een

confrontatie met wat voor werk ze gaan doen:

 Interviewer: Je kijkt er wel naar uit om het af te hebben? Respondent: Ja, ja. Ik denk dat ik het ook nodig heb om volledig te kunnen focussen op de vraag, wat wil ik nu? Want dat is totaal niet zeker. Ik heb wel ergens zeker dat ik niks wil doen professioneel, in de richting van mijn studie. […] Aan de andere kant is het ook een confrontatie. Als ik niet meer studeer dan is het, oké, dit is dus nu wat ik doe, en in die zin ben ik een handarbeider. Wil ik dat zijn? Ik wil van alles zijn.

Dit is een inherent tegenstrijdig citaat. Aan de ene kant zegt de respondent klaar te willen zijn met de studie. Zo kan hij nadenken over de volgende stap; wat voor werk ga ik doen? Tegelijkertijd is het afmaken van de studie zelf al een confronterend antwoord op de vraag wat hij 'is': een handarbeider. Er is een spanning tussen het de ruimte willen nemen om te ontdekken wat je wil doen, en het

geconfronteerd worden met het afmaken van een studie. In die zin lijkt het einde van de studie een punt om het volwassen, werkende leven te starten.

Ook bestaat er een spanning tussen nog niet weten wat je wil doen als werk, en de druk om af te studeren. Respondent 07 ziet zijn studieschuld langzaam oplopen, maar vind het moeilijk om een keuze te maken in wat voor werk hij later wil doen. Ook merkt hij dat de keuzen steeds minder worden. Het beginnen met werk wordt soms als 'eng' ervaren. Zo is respondent 09 bang dat zijn werk gaat

tegenvallen, en dat zijn mentale welzijn daardoor achteruit gaat.

(respondent 12). Deze is vaak goedkoper dan een appartement. Hiermee heeft jongvolwassen zijn het voordeel van een lichtere financiële verantwoordelijkheid, omdat je minder geld voor een kamer hoeft te betalen. Een studentenkamer verlicht in die zin de druk van financiële verantwoordelijkheid. Dit leidt tot een paradox; het student zijn wordt bemoedigd door de financieel voordelige situatie van student zijn.

7.3.3 Opties open houden

Daarbij komen we op het volgende thema, namelijk het open houden van opties. Respondenten 02 en 07 geven aan dat opties minder worden. Zo vindt respondent 02 veel dingen interessant, maar kijkt hij nog een beetje op tegen het kiezen van een master. Hierdoor zal zijn interesse namelijk meer toegespitst worden op iets. Ook hij is bang dat één specifieke bezigheid niet voldoenend genoeg gaat zijn.

Respondent 15 geeft aan de mogelijkheid nog te benutten om nu uit te zoeken wat haar leuk lijkt, en zich daarin te verdiepen. In die zin is de tijd van studeren en jongvolwassenheid er één waarin wordt uitgevonden wat voor werk en interesses iemand 'ligt'. Deze tijd is echter eindig, waardoor er druk kan gaan liggen op het kiezen hiervan.

Bij respondent 05 is er ook sprake van wat lijkt op jezelf dwars zitten. Ze vertelt over de

moeilijkheden die ze in de manier van studeren tegenkomt, bijvoorbeeld doordat ze aangeeft de leerstof wel te snappen, maar moeite heeft met de vorm van toetsing. Tegelijkertijd wil ze het op haar manier doen, en zoekt ze 'omwegen' buiten het normale studietraject. Dit houdt bijvoorbeeld in: Het kiezen voor een opdracht die buiten het normale curriculum ligt. Dit zorgt voor extra werk, omdat ze hier toestemming voor moet vragen. Ze geeft aan hier niet goed in te zijn en het ook weer uitstellen. Dus ondanks dat ze moeite heeft met het halen van vakken, maakt ze het zichzelf ook moeilijk door het 'op haar manier' te willen doen. Dit is zeer tegenstrijdig; ze wil het op haar manier, terwijl ze tegelijkertijd weet dat dit haar moeilijkheden gaat kosten.

Opties open houden hangt sterk samen met het doen wat je leuk vindt. Dit is ook een belangrijk aspect van studeren; het is vaak de motivatie om überhaupt iets te studeren. In de periode van

afstuderen, waar veel respondenten in zitten, lijkt dit nog steeds belangrijk voor respondenten. Respondent 05 vertelt dat ze voorheen minder serieus was in de keuzen die ze maakte; ze volgde gewoon haar interesses, en noemt dit 'fladderen'. Tegenwoordig heeft ze meer een richting, maar is ze zeker nog niet 'uitgefladderd'. Ook al is haar huidige traject meer uitdagend, en is het wat duidelijker een richting, ze is zeker nog niet klaar met het op speelse manieren volgen van haar brede interesse. In die zin ben je nooit helemaal serieus, en wordt het speels volgen van je interesse gekoesterd. Ook

respondent 01, die net klaar is, vertelt dat hij nog steeds 'dingen wil leren'. Ook mensen die een duidelijk beroep voor ogen hebben, vertellen positief over hun situatie omdat ze nu doen wat ze leuk vinden (respondenten 03 16). Hoe belangrijk plezier in studie/werk is, blijkt ook sterk uit het verhaal van respondent 09, die het idee dat werk tegenstaat zelfs een beetje 'eng' vindt, of zorgelijk. Een verklaring voor het compromisloos volgen van wat je leuk vindt, is dat het afstuderen in iets dat je niet leuk vindt, niet te rijmen valt met het studieverleden. Uitloop is wellicht betekenisvol omdat het leidt tot een interessante studie of baan. Als dit niet het geval is, dan is de uitloop wellicht allemaal 'voor niets geweest', en wordt het begrepen als verspilde moeite.

Twee wat oudere respondenten hebben echter een wat andere houding ten opzichte van plezier hebben in studie en werk (respondenten 04 en 08). Respondent 08 vertelt dat studeren, door het 'falen', hem nogal is komen tegen te staan. Hij probeert nu de korte termijn verantwoordelijkheid van een baan aan te kunnen. Dit lijkt in die zin wat minder direct te gaan om veel plezier en interessante dingen te beleven, maar meer om functioneel mee te kunnen draaien. Respondent 04 ervaart wel plezier in zijn studie werk. Hij vertelt echter dat werk en studie hem ritme en rust bieden op de eerste plaats. 'Plezier' komt in die zin daarna.

7.3.4 Het bijstellen van idealen

Hoewel veel respondenten compromisloos lijken in het doen van wat hen leuk lijkt, zijn er een paar respondenten die vertellen over het bijstellen van idealen. In het geval van respondent 08 gaat het om een ideaalbeeld van rock-ster; dit beeld houdt in dat je voor lange tijd toegewijd aan je

muziekinstrument werkt en een zeer succesvol artiest wordt. Hij zegt dat hij lang met dit idee 'speelde', maar tegenwoordig het nastreven hiervan verwerpt. Het lijkt erop dat hij dit verwerpt, omdat hij aardige studie-uitloop heeft opgebouwd. Nu nog omschakelen naar een compleet ander leven, brengt een te groot risico met zich mee; grote kans dat je “uiteindelijk toch gitaarleraar wordt”. Dit lijkt te betekenen dat het gevoel van falen dan toch te groot wordt. Het eigenlijk niet moeten willen nastreven van zo'n ideaal, geeft hem wellicht het gevoel nu op het goede pad te zijn. Hij doet het niet en moet je er ook niet over 'zeuren'.

Het zijn van een rock-ster is een pad dat, als het lukt, in zekere zin hoge status heeft; je volgt namelijk compromisloos je passie in een zwaar competitieve wereld. De kans van slagen is laag; het is moeilijk om op de opleiding te komen, en daarna is het alsnog moeilijk succesvol muzikant te worden. Tegelijkertijd lijken veel respondenten het erg belangrijk te vinden dat ze het idee hebben te volgen wat ze leuk vinden. Het lijkt erop of er teveel risico aan hangt voor respondent 08. Hij vertelt dat het beter

is deze weg niet te kiezen.

We hebben gezien dat studenten met studie-uitloop verschillende houdingen aannemen ten aanzien van de toekomst. Wel is wederom duidelijk dat positieve betekenissen worden aangegrepen om een positief levensverhaal te construeren. De nabije toekomst wordt voorgesteld als een tijd waar door wordt gegaan met een leuke studie, met in het vooruitzicht een leuke baan. Tegelijkertijd is het volwassen worden nog een beetje 'eng'; wat nou als het werk tegenvalt? Het met plezier doen van studie en werk, blijkt een belangrijk element te zijn in het levensverhaal van studenten. Om die reden worden opties liever niet uitgesloten. Deze openheid is echter niet voor iedereen weggelegd; mensen met een als zwaar ervaren studieverleden lijken meer te kiezen voor baanzekerheid. Eén respondent met een lang en zwaar ervaren studieverleden vertelt over een toekomstideaal. Door zijn verleden ziet hij dit echter niet als mogelijk. Hij vertelt dat hij dit niet zou moeten willen. Dit is een compromis van een moeilijk haalbaar ideaalbeeld.

8. Conclusie

Hier zal antwoord worden gegeven op de hoofd- en deelvragen van dit onderzoek. Eerst zullen de deelvragen worden beantwoord, waarna wordt afgesloten met de beantwoording op de hoofdvraag. De eerste deelvraag luidt: Welke rol speelt het speelelement in studie-uitloop? Over het algemeen kiezen studenten een studie omdat ze denken dat dit zo 'hoort', en dat dit vanuit de sociale omgeving verwacht wordt. Zij kiezen een studie die zij als 'passend', of 'leuk' ervaren. Dit zijn vaak bredere studies, waar meerdere kanten mee kan worden opgegaan. Bij het ontstaan van uitloop ontstaat er meer

gecommitteerdheid aan de studie. De financiële kant is hierbij van belang; de studieschuld zorgt voor de verplichting financiële verantwoordelijkheid te dragen. Dit kan het afmaken van de studie

belemmeren. Een oplossing voor de financiële verplichting van studieschuld, is een goed

baanperspectief; dit geeft de garantie dat het geld kan worden terugverdiend op een plezierige manier. Daarnaast voelen respondenten emotionele commitment; door het doen van de studie willen ze deze ook afmaken. Dit hangt samen met druk uit de sociale omgeving.

Teruggekoppeld aan de theorie van de spelende mens, lijkt studeren een soort semi-spel te zijn; sommige spelelementen komen terug (Anchor, 1978). Zo vinden studenten het belangrijk dat een opleiding leuk is. Dit is komt overeen met het idee van spel, hetgeen een activiteit is met geen ander doel dan plezier. Ze lijken in eerste instantie echter niet een studie te kiezen omdat ze dat helemaal uit zichzelf willen. De vrijwilligheid is dus ver te zoeken. Studenten gaan er ongecommitteerd in; ze kiezen iets interessants waar ze nog veel kanten mee op kunnen, en zich nog niet aan een specifieke richting committeren. De verplichtende factor ontstaat echter wel; naarmate uitloop groter wordt, groeit de studieschuld mee. Dit wordt als negatief en beperkend ervaren. Teruggekoppeld aan de theorie van het spel, kan gesteld worden dat de grenzen van het spel vervagen; het doen van het spel gaat gevolgen hebben voor het serieuze leven. Op die manier is wordt de studie minder plezierig en meer drukkend. In die zin heeft het beleid van bezuinigen op studiefinanciering, het perverse effect dat mensen minder goed hun studie af kunnen maken, en vooral de druk te verhogen om deze af te maken. De efficiëntie die beoogt wordt met het beleid, komt dus met de prijs van verhoogde studiedruk.

Deelvraag twee is: Hoe kijken studenten met studie-uitloop terug op het verloop van hun studieloopbaan? Studie-uitloop wordt over het algemeen als negatieve ervaring gezien. Teruggekoppeld aan de theorie van life story, kan gesteld worden dat deze ervaring om een verklaring vraagt (McAdams & Manczak, 2015). Deze wordt ook gegeven. Veel mensen geven aan dat hun eerste opleiding hen tegenstond, en dat ze nog moesten ontdekken wat ze wel leuk vonden. Studie-uitloop wordt op die

manier zo positief mogelijk verklaard. De ervaring van een studiewissel kan echter negatiever worden ervaren, als mensen wisselen omdat ze vakken niet hebben gehaald. Het idee van studenten dat ze hebben gefaald, komt overeen met de paradox van keuzevrijheid; ze kiezen zelf iets, en voelen zich gefaald als ze deze zelfgekozen studie niet halen. Dit suggereert het frame dat je zelf verantwoordelijk bent voor je vrijwillig gekozen studie – die eigenlijk niet echt volledig vrijwillig is. Het 'falen' van de studie kan als zodanig zonde worden ervaren, dat een aantal mensen hier ook liever niet teveel bij stil staat.

Andere respondenten geven aan niet lekker in hun vel te hebben gezeten, en daarom voorheen tijdelijk gestopt te zijn, om tijd voor henzelf te nemen. Voor anderen is studeren juist een manier om aan jezelf te werken. In die zin is de fase van jongvolwassenheid een tijd waar op een bepaalde manier ruimte voor jezelf kan worden genomen. Dit relateert aan het zelf vormen van een vorm van zingeving en emotionele ontwikkeling (Du Bois-Reymond, 1998; Hutton, 2001). Dit narratief geeft ook de mogelijkheid om negatieve emoties te erkennen, en geeft een begrijpelijke verklaring voor het hebben van uitloop.

Tevens ervaren studenten druk vanuit ouders – hoewel deze druk voornamelijk geanticipeerde druk is. Veel respondenten verkeren in de staat van semi-afhankelijkheid, en ontvangen geld van hun ouders (Du Bois-Reymond, 1998). De theorie van Heath en Calvert (2013) wordt expliciet bevestigd; veel respondenten ervaren het krijgen van geld van ouders als druk, en zien het ook als onwenselijk.

Deelvraag drie luidt: Welke rol speelt studie-uitloop in het toekomstperspectief van studenten? Studenten met veel uitloop vertellen dat zij het gevoel hebben nu op de 'goede weg' te zitten;

baankansen, en focus in de studie worden aangegrepen om je positief te voelen over de situatie. Veel mensen willen hun studie afmaken, maar uitloop kan een demotivatie op zichzelf zijn om verder te gaan met de studie. Ook kan het afmaken van de studie lastig zijn, omdat studenten geconfronteerd worden met de fase daarna; het kan een beetje 'eng' zijn om te gaan werken. Over het algemeen willen studenten hun studie op een speelse en open manier afmaken. Sommige respondenten hebben het verleden echter te negatief ervaren om een open, speelse houding nog aan te nemen. Zij kiezen over het algemeen meer voor baanzekerheid.

We zien dat het narratief van het verleden sterk invloed heeft op dit toekomstperspectief; mensen die hun studie-uitloop als negatief en zwaar ervaren, zijn eerder geneigd hun studie zo snel mogelijk af te willen maken, en te gaan werken. Er lijkt sprake te zijn van feeling rules (Hochschild, 1979). Het verleden wordt als betekenisvol geconstrueerd. Op basis daarvan worden partiële projecten aangegrepen, zoals het doen van een opleiding voor baanzekerheid later. Deze partiële projecten bieden positieve frames, die ook positieve feeling rules bieden, zoals het blij mogen zijn om een leuke baan.

Feeling rules zijn in die zin van kracht op een zeer diep en onbewust niveau, en zijn inherent verweven met het levensverhaal van respondenten.

Nu zijn we bij het punt aangekomen om de hoofdvraag te beantwoorden. Deze luidt: Wat zijn de belevingen van studenten met studie-uitloop ten aanzien van hun studieloopbaan? Over het algemeen lijken er andere partiële projecten te ontstaan dan waar Du Bois-Reymond het over heeft in haar onderzoek (1998). Zij vertelt over de grote vrijheden die studenten uit die tijd nemen; persoonlijke ontwikkeling en het open houden van opties zijn projecten die lang kunnen worden volgehouden. De auteur heeft het zelfs over het nooit volwassen hoeven worden, omdat er geen financiële